BENG spoort ons aan tot een gezamenlijk format
- BENG
- Artikel
- Energietransitie
Sinds 1 januari van dit jaar gelden de BENG-eisen. Dat levert veelal positieve veranderingen op, zoals de TO-juli oververhittingseis, maar als we dieper graven blijken er nog voldoende uitdagingen te zijn. Hoe koppelen we bijvoorbeeld klimaatadaptief bouwen? Wij knoopten een rondetafelgesprek aan met deskundigen uit de sector in een online rondetafelgesprek.
Tekst: Reinoud Schaatsbergen, Beeld via Shutterstock.com
Vergunningsaanvragen voor alle nieuwbouw moeten voldoen aan de eisen van Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG), gericht op de maximale energiebehoefte (BENG1), het fossiele energiegebruik (BENG2) en opwek van hernieuwbare energie (BENG3). Zetten deze eisen een half jaar later zoden aan de dijk? Lauran van Poppel (Van der Heijden) trapt af met een bevestiging: “BENG zwengelt de energietransitie aan en is een goed sturingsmiddel.”
Positief gestemd
“Je ziet het gelijk aan de huizen”, vervolgt hij. “In onze eerste omgevingsvergunningen [binnen deze eisen, red.] zie je meteen meer aandacht voor zonlicht op het gebouw en luchtdichtheid of het toepassen van een wtw-installatie. Het heeft echt een positieve invloed op de woningbouw.” Dat geldt ook voor de TO-juli indicator, zegt Van Poppel, een indicator om de kans op temperatuuroverschrijding tijdens hete dagen te berekenen. Immers zijn sommige nieuwbouwhuizen zonder zonwerende maatregelen in de zomer ‘niet meer te koelen’.
Claudia Bouwens (NEPROM) onderschrijft dat positivisme, maar stipt aan dat de nieuwigheid van de eis hier en daar voor hoofdbrekens zorgt. Onder andere vanuit haar rol bij het ZEN (Zeer Energiezuinige Nieuwbouw)-platform merkt ze dat men aan de nieuwe regelsmoet wennen en dat de afstemming van de eisen nog niet overal gladgestreken zijn. “Dat merken we vooral bij appartementsgebouwen, waarbij vooral oververhitting pittig is om goed te bestrijden”, zegt Bouwens.
BENG als kritische noot
De noodzaak om dit euvel aan te pakken is volgens Rick Bruins (Remeha) af te zien aan de markt voor airco’s. “Er worden er onwaarschijnlijk veel van verkocht en dat groeit nog per maand”, zegt hij. “Mensen willen meer comfort, maar het geeft ook aan dat wij [de bouwsector, red.] er wat aan moeten doen.” De belangrijkste actie is volgens Bruins om de BENG-eisen niet te beschouwen als een ontwerpmethodiek, zoals ‘wel het geval was bij de EPC’. “De truc was om nét EPC te halen. Oftewel: zo slecht bouwen als we mogen, in plaats van zo goed als we kunnen. Mijn gevoel zegt dat BENG iets meer aanleiding geeft om het beter te doen door een grotere vrijheidskeuze voor oplossingen.”
Dat begint bij het ontwerp, stipt Martin Timmermans (Nijburg) aan. “Je ziet dat er [met BENG, red.] creatiever naar het ontwerp van een woning wordt gekeken”, zegt hij. Hij neemt ventilatie als voorbeeld, wat bij een doorsnee woning goed te doen is door ramen tegen elkaar open te zetten, maar onmogelijk is in een appartement. “Je kunt dan actief koelen, maar een stukje zonwering is ook een belangrijke toevoeging. Met BENG wordt zo kritischer naar de eigenschappen van een gebouw gekeken.”
Uitdagingen
Toch is er een kanttekening. Simon Verduijn (Stroomversnelling) hekelt het feit dat veel bouwers nog de neiging hebben om ‘zo slecht te bouwen als mag’. “We willen beter bouwen dan wat we ooit deden, maar ik zie toch nog C1-ventilatiesystemen ingepast worden om het net allemaal binnen de lijntjes te passen, en dat in woningen waar meer mogelijk is”, zegt hij. “Is dat wat we willen?” Hij twijfelt of BENG hiervoor de aangewezen methodiek is, want het is vaak een balansopgave tussen de warmte- en koudevraag.
De voornaamste uitdaging lijkt dus appartementenbouw te zijn. “De theoretische winst ervan is hoog”, zegt Bouwens, “bijvoorbeeld door het dak en de gevel vol te hangen met pv, maar gevelpanelen brengen niet zoveel op. We kijken naar collectieve systemen, maar ik heb weinig vertrouwen dat warmtenetten snel aantoonbaar duurzaam worden. Het is wel een winst van BENG dat je dit zichtbaar kunt maken. Warmtenetleveranciers moeten keihard aan de bak om daadwerkelijk te verduurzamen.” Dus, wat hebben we nodig? Volgens Bouwens is het simpel: “Alle innovaties die we maar hebben.”
Bewonersgedrag
Een groot deel van het energieverbruik is te herleiden naar bewonersgedrag, stipt Bouwens aan. Dat blijft altijd een balans tussen informeren hoe bewoners het meeste comfort en de meeste besparing halen en installaties die makkelijk in gebruik zijn. Bruins voegt daaraan toe: “Koplopers die uit morele overwegingen hun woning verduurzamen, die zijn al voorzien. Bewoners die dat niet doen, zijn strenger, dus daar ligt de uitdaging. Ik denk dat we niet hun gedrag moeten veranderen, maar de systemen moeten afstemmen op de manier waarop we willen wonen.”
Voor het zover is, hebben we nog te maken met bestaande installaties. “We moeten mensen in het gebruik daarvan meenemen”, bepleit Van Poppel. Volgens hem brengt vooral de transitie naar gasloos hobbels met zich mee, bijvoorbeeld in onduidelijkheden van warmtepompgebruik. “Sec door BENG is er geen verschil in bewonersgebruik”, zegt hij. “Laat je woning aan BENG voldoen en vertel erbij dat je de warmtepomp vooral met rust moet laten door de temperatuur constant te houden, dag en nacht. Dan ben je al een heel eind en bespaar je optimaal energie."
Verduijn vermoedt dat er meer nodig is. “Na een renovatie woon je misschien nog in dezelfde woning, maar je krijgt een compleet nieuwe jas om je heen en nieuwe installaties die anders werken dan je gewend bent”, zegt hij. “Dat vraagt wat van jouw gedrag. Sommige mensen vinden het fantastisch, maar een grote meerderheid kijkt na een week niet meer naar het monitoringssysteem.” Timmermans beaamt dit: “Als je een woning renoveert en je geeft geen uitleg, dan gaat de bewoner door op dezelfde voet. Dat is geen onwil, maar onwetendheid.”
Duidelijke instructies over de werking en functie van installaties prijkt volgens de deelnemers bovenaan de prioriteitenlijst. “Dat valt of staat met eenvoud”, zegt Nieuwpoort. “Kijk bijvoorbeeld naar een afstandsbediening: zoveel knoppen! Leg je oma van 80 jaar dat maar eens uit. Als je mensen met zulke ingewikkelde systemen confronteert, is het gedoemd te mislukken.”
Gebruiksvriendelijk en inzichtelijk
Systemen moeten aan de voorkant zo gebruiksvriendelijk mogelijk zijn en met overtuiging overhandigd worden aan de bewoners. Bewustwording is daarin het sleutelwoord. Bouwens pleit er dan ook voor dat de communicatie ‘niet door een techneut wordt bedacht, maar door iemand met een marketing- of communicatie-achtergrond’. “Neem mensen mee in het verhaal, dan worden ze vaak vanzelf enthousiast”, zegt ze. “Of maak er een game van, met een competitie-elementen. Er zijn meer strategieën te bedenken om die besparing te behalen.”
Om de oplevering te stroomlijnen, moeten de neuzen dezelfde kant op gaan staan. Ook wat betreft de gegevens. Volgens Verduijn zit daar nog een kink in de kabel. “Alle systemen, van cv-ketels tot warmtepompen, monitoren hun eigen prestaties, maar elk in een andere taal”, zegt hij. “Daar zit nog een opgave. Wil je zaken inzichtelijk maken, moeten we tot een gezamenlijk format zien te komen. Een eerste aanzet is vorig jaar gedaan.”
Integraal bekijken
Tot nu toe benaderden we BENG als onderdeel van de woning. Bouwens stelt dat we het daar niet bij moeten laten. “De omgeving speelt ook een rol,” zegt ze. “De klimaatopgave gaat over CO2, maar ook over weersextremen. Er komen al heftigere regenbuien en langere perioden van droogte. We moeten onze omgeving voorbereiden op hoe Nederland er over honderd jaar uitziet. Die is vooral te vertalen naar een disbalans in regenwater. Dus als we woningen bouwen, moet er zoveel mogelijk groen om ons heen zijn.” Of daar een normering voor moet komen, is de hamvraag. “Het is geen techniekopgave, dus je kunt er niet gewoon een variant van de BENG-norm aanhangen en daarnaar koersen.”
Volgens Nieuwpoort is het wel zaak dat er op dit vlak verbindingen met BENG worden gelegd. “Je zou de omgeving in BENG mee moeten kunnen nemen, zoals een groendak voor isolatie of schaduw van omliggende bomen voor hittereductie.” Het probleem, stelt Van Poppel, is dat natuur zich niet makkelijk laat berekenen. “Aan de andere kant: klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen is makkelijker uit te leggen dan BENG”, stelt hij. “Ik denk dus dat de markt er sneller om gaat vragen.”
Integraal vergroenen
Dat het lastig blijkt om natuurinclusief te integreren in bestaande processen, blijkt wel uit het sneuvelen van de ‘Gedragscode natuurinclusief renoveren’ die Stroomversnelling in samenwerking met natuurorganisaties en bouwers opstelde. Verduijn vermoedt dat het ‘sectorgerichte werken’ hier debet aan is. “Dit moet integraal worden opgepakt”, stelt hij. “Het is goed dat ontwikkelaars nestvoorzieningen maken, maar dieren vragen om een woonomgeving. Dus groen in de buurt, foerageerplekken, enzovoorts. Kun je daar als gebouweigenaar verantwoordelijk voor worden gesteld?”
Die verantwoordelijkheid verschilt per keer, zegt Van Poppel. Bouw je op een perceel, dan zijn de ogen vooral gericht op de gemeente om die verantwoordelijkheid te pakken, terwijl ontwikkelaars bij gebiedsontwikkeling het heft in eigen handen kunnen nemen. “Het is vooral een kwestie van om je heen kijken wat er gebeurt”, zegt hij. “Er is best budget voor om dit voor woningen mee te nemen. Het grappige is dat het ook helemaal niet duur is. Laten we dat vooroordeel eerst eens wegnemen.”
Maak het vooral klein, is dan ook Nieuwpoorts advies. “In een gemiddelde nieuwbouwwijk is nog zoveel mogelijk”, zegt hij. “Een groendak, bijvoorbeeld, of tuinoplossingen die nauwelijks iets kosten maar hoog scoren. Als iedereen het gaat omarmen, gaat men het op gegeven moment ook verwachten.” Timmermans haalt op dit vlak BENG weer aan: “Die eisen zijn echt gericht op de woning en installaties. Ik denk niet dat je natuurinclusief daaraan kunt koppelen, maar misschien kunnen we wel naar twee labels: een voor energie, de ander voor hoe klimaatadaptief en dus toekomstbestendig een woning is.”
“De vraag is: wat kan een woning voor de omgeving betekenen?” besluit Verduijn. “Dat gaat veel meer over betekenis geven aan groen, comfort en gezondheid. Ik denk niet dat je daar een meetlat naast kunt leggen.” Dat brengt hem terug naar bewustwording. “Misschien is dat wel de opgave: niet mensen een vis geven, maar ze leren om te vissen. Leer ze hoe ze die omgeving beter maken. Sta open voor het gesprek.”
Van BENG naar KAN
Om de eerste stap naar een integrale kijk op vergroening te zetten, richtte onder andere de NEPROM het platform KAN (Klimaatadaptief bouwen met de natuur) op. “Een van onze eerste acties was een stappenplan waarmee ontwikkelaars en bouwers hun bewoners kunnen verleiden om hun tuin natuurinclusief te maken”, zegt Bouwens. Het stappenplan is hier te vinden.
De ambities voor het platform gaan verder. Bouwens roept iedereen op om praktische antwoorden op de talloze vragen die ontstaan rondom klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen te delen op de KAN-website, ‘zodat heel bouwend Nederland er kennis van kan nemen’. De website vind je hier.