De variaties van een woonfabriek
- Artikel
- Biobased Bouwen
- Industrialisatie
Tijdens het Duurzaam Gebouwd Congres 2021 stond vandaag het thema ‘Woonfabriek’ centraal in een paneldiscussie in de studio met de bouwers Van Wijnen en Dura Vermeer. Hun aanpak voor de woningmarkt kent opvallende verschillen.
Het thema Woonfabriek is een kolfje naar de hand van Menso Oosting, directeur Fijn Wonen. Met de recente presentatie van de plannen voor een megafabriek in Heerenveen (foto onder) geeft Van Wijnen exact invulling aan de titel van het vandaag gehouden online Duurzaam Gebouwd Congres 2021. In een discussie met beide hoofdsponsors van het congres - onder leiding van dagvoorzitter Marjet Rutten - schetste Tine-Loes Hemmes (Dura Vermeer) een iets andere insteek.
Digitaal platform
Rond de 100 miljoen euro investeert Van Wijnen in de gerobotiseerde productielijn voor geïndustrialiseerd bouwen van woningen binnen het concept Fijn Wonen. Daarvan gaat naar schatting 50 miljoen naar de bouw (en voorbereiding) van de fabriek zelf en de andere helft naar de software. Dat laatste is bedoeld voor het IT-platform, dat de productie digitaal aanstuurt en heel veel variatiemogelijkheden biedt.
Zelfs met nieuwe regels en eisen uit een toekomstig Bouwbesluit kunnen er zonder al te veel moeite huizen uit deze fabriek gaan rollen. Oosting: “De kern van industrialisatie zit dan ook niet in nadenken, maar in vooruitdenken. Bij een wijziging van het Bouwbesluit moeten wij met een paar drukken op de knop het platform kunnen wijzigen. Daarbij is het zaak nu al veel meer te doen dan de grenzen van de regelgeving vragen.”
De nieuwe fabriek van Van Wijnen in aanbouw in Heerenveen.
Netwerk van fabrieken
Om al doende te leren, kiest Dura Vermeer liever voor meerdere projecten met een kleinere omvang, zoals Blokje Om en Blokje Omhoog. Dat doet het bedrijf niet in één alomvattende, eigen fabriek, maar in een netwerk van partners uit heel het land. Hemmes: “We kunnen voor meerdere producten op een uitgebreid netwerk terugvallen. Dat netwerk is onze gezamenlijke fabriek. Het voordeel hiervan is een zekere flexibiliteit, terwijl we ook snel kunnen opschalen.”
“Zo maximaliseren wij het lerend vermogen”, vervolgt Hemmes. “De ene keer gaat het over een ander isolatiemateriaal toepassen en dan weer over de installatietechniek. Dat testen we in de praktijk, we leren er veel van en doen het de volgende keer weer beter. Industrialiseren is goed, maar je moet met je keten ook de mogelijkheid hebben om er wat mee te doen. Het proces mag niet star en rigide worden en moet doorontwikkeld kunnen worden.”
Bewezen techniek
“Wij experimenteren nooit in klantenorders”, is de reactie van Oosting. “We zijn voor 10 miljoen euro wel bezig met een pilot van 46 woningen op de Loskade in Groningen. Het is een project van tien jaar, met elk half jaar nieuwe mensen in die woningen. Met allemaal prototypes heb je daar een living lab van de woningen die straks uit de fabriek gaan komen. Pas als een techniek bewezen is, komt er een nieuwe versie van onze woningen uit.”
“Alles dat wij maken”, vervolgt Oosting, “komt voort uit onderzoek. Daarbij luisteren we goed naar de mensen en halen er gemene delers uit. We hebben wel geleerd om niet altijd te luisteren naar de vraag, maar proberen door te graven naar de behoefte. Vaak is de vraag van vandaag het beleid van gisteren. Je moet dus de behoefte van gisteren proberen te achterhalen. Zo laat de covid-crisis zien dat de vraag naar slaapkamers groeit, omdat het werken in een trapkast nou ook niet zo prettig is. Dat soort ontwikkelingen kun je van tevoren niet bedenken, maar daar moet je wel op kunnen anticiperen.”
MPG
Een deel van de discussie ging vandaag ook over duurzame materialen en de hoogte van de MPG. Beide bouwers kunnen met hun woonproducten al een MPG van 0,5 halen, maar willen zich daar niet op blindstaren. De cijfers zijn arbitrair en de lat (de duurzame doelen) moet in zijn geheel omhoog. Eerder is het zaak enerzijds de juiste materialen in de databases te krijgen, anderzijds moet je daarmee ook de correcte doelen halen. Nu is het nog mogelijk dat de MPG de EPG in de weg zit en die discrepantie moet worden opgelost. “Er moet een transparant, evenredig speelveld ontstaan”, aldus Hemmes.
Ook hout komt nog onvoldoende goed uit de verf, wat betreft de MPG, aldus Hemmes. “De ervaring leert dat onze biobased oplossingen met hout nog beter beoordeeld moeten kunnen worden. We streven nu naar 20% houtbouw in 2030, maar het is ook een kwestie van vraag en aanbod. Sommige partijen vinden de keuze voor hout spannend en er leven ook vooroordelen wat betreft geluid, brand en vocht. Zo zijn mensen bang voor de klossende vloeren van de woningen uit de jaren dertig, maar het Bouwbesluit is al mijlen verder, dus daar hoef je niet voor te vrezen. Ook de levensduur is geen issue. Wij geven dezelfde garanties die we ook op betonnen woningen geven. 20% klinkt nog niet als veel, maar we komen van 2% en kijken ook naar andere biobased materialen.”
“Van Wijnen kiest heel bewust voor beton”, aldus Oosting, “omdat we denken dat het een robuust materiaal is. We zijn wel bezig om dat heel erg CO2-neutraal te maken. Uiteindelijk moet je ervoor zorgen dat je materialen op de juiste lijstjes staan en de normering geaccepteerd wordt, terwijl innovaties soms daarop vooruitlopen. Wij vinden het daarom nog belangrijker om te kijken naar grondstoffen die je níet hoeft te gebruiken.”
“Neem bijvoorbeeld de plastic leidingen voor bedrading in wanden. Die laten we achterwege en vervangen we door draadloze schakelaars. Er is ook geen batterij nodig, want door erop te drukken levert de knop de benodigde impulsenergie. Zo zijn onze wanden makkelijk te assembleren en ook heel remontabel.”
Regelgeving
Als de beide bouwers door Rutten wordt gevraagd hoever ze zijn op weg naar een volledig geïndustrialiseerd proces (op een schaal van 1-10), komt Hemmes uit op 4. Dura Vermeer is al best opgeschoten, maar de vraagzijde nog niet. Hemmes: “We moeten vraag en aanbod nog bij elkaar brengen en ervoor zorgen dat de vraag naar meer geïndustrialiseerde producten gaat loskomen. Die 4 slaat ook op de manier hoe we als markt acteren en op Nederland met z’n procedures en regelgeving. We moeten het aan de voorkant niet blijven doen, zoals we het nu doen. Dus dat elk afzonderlijk product door het traditionele vergunningsproces moet gaan, of nu een project is of niet. Kun je niet beter met licenties voor woningtypen gaan werken? Als wij bovendien niet meer grondposities krijgen om woningen te realiseren, gaan we niet meer snelheid maken.”
Acht houtskeletbouwwoningen van Dura Vermeer in Vlaardingen (De Zangvogel fase 2).
Namens Van Wijnen stelt Oosting dat het bedrijf al een voldoende scoort op de vraag van Rutten. Het bedrijf heeft nog te stappen te maken, maar “we maken nu wel een heel veelbelovende stap de goede kant op. Ook als ik zie hoe wij ons verhouden tot andere industrieën. Je mag ons niet helemaal vergelijken met de auto-industrie. Daar beslis je in de showroom in een minuut welke auto je wilt kopen. Bij een huis heb je met veel meer zaken, regels, belangen en vergunningen te maken. Besef echter wel dat niemand ’s nachts droomt van een geïndustrialiseerde woning. Mensen willen gewoon woningen die mooi zijn én betaalbaar. Met een hoge kwaliteit.”
Beide bouwers zijn er tot slot van overtuigd dat zij die woningen kunnen leveren en zijn daarbij niet bang voor eenvormigheid. “Dat zou juist de doodsteek zijn voor de beweging die wij nu maken”, besluit Oosting. “Wij doen ons uiterste best om daar ver vandaan te blijven.”
Tekst: Ysbrand Visser
Beeld: Van Wijnen, Dura Vermeer