Grip op energiereductie in gemeentelijk vastgoed
87% van de gemeenten heeft klimaat- en energiedoelstellingen in hun beleid opgenomen. Verduurzamen van gemeentelijk vastgoed kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Het structureel vastleggen van energiedata is echter lang niet altijd georganiseerd.
Veel gemeenten weten niet hoeveel energie hun gebouwen verbruiken. Als het verbruik goed is vastgelegd, kunnen gemeenten ook toetsen of energiedoelstellingen worden behaald. Bbn adviseurs heeft met ondersteuning van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een Energiebenchmark opgezet voor gemeentelijk vastgoed. Zestien gemeenten hebben data aangeleverd van meer dan 300 gebouwen: met name de eigen kantoren en gemeentelijke sportaccommodaties. De Energiebenchmark is opgezet om gemeenten te ondersteunen. Zij kunnen met de Energiebenchmark inzicht krijgen in energieverbruik en besparingskansen, hun duurzaamheidsbeleid toetsen en verantwoorden, strategisch sturen op duurzaamheid, gebouwen vergelijken met andere gebouwen of met andere gemeenten, en leren van elkaar.
Energiebenchmark maakt beleid zichtbaar
Wat zien de deelnemende gemeenten zelf als belangrijkste reden om mee te doen?
Jan de Boer, technisch coördinator Sporthallen Zuid van de gemeente Amsterdam: “Wij hebben net 50% energiebesparing gerealiseerd in Sporthallen Zuid, een van de grootste indoor sportcentra van Nederland, met drie hallen in één gebouw. De Energiebenchmark is voor ons erg nuttig. Eerst waren wij roepende in de woestijn; met de Energiebenchmark kunnen we intern èn extern laten zien hoe goed we het doen en wat we nog kunnen verbeteren”. Ook de andere deelnemers zien belangrijke voordelen.
- Zeist: “Als we dit meerdere jaren achter elkaar doen, kun je het effect van investeringen zien”.
- Breda: “Voor gemeenten die actief zijn met duurzaamheid, is dit een middel om te laten zien waar we staan. Voor gemeenten die nog niet bezig zijn, helpt dit om de raad te overtuigen ook aan de slag te gaan. Daarnaast helpt het om een eerste stap te zetten, want vaak weet een gemeente niet hoe of waarmee te beginnen. Trouwens, gemeenten zouden deze data toch al moeten verzamelen.”
- Utrecht: “Hiermee kun je sturen op de vastgoedorganisatie. Vergelijken met andere gemeenten helpt om het eigen beleid te formuleren.”
- Gouda: “De gemeente heeft op dit moment geen budget voor investeringen in vastgoed. Ik vermoed daarom dat wij slecht scoren. De benchmark is voor ons aanleiding om budget te vragen bij de Raad.”
Links het gemiddelde elektraverbruik van diverse typen accommodaties; rechts het gasverbruik. Zwembaden zijn de grootste energieverbruikers
De grafieken laten zien dat het bouwjaar effect heeft op het energieverbruik. Nieuwere gebouwen hebben een lager gasverbruik doordat gebouwen steeds betere isolatie hebben gekregen in verband met aanscherping van de Bouwbesluit eisen.
Het effect van de benutting, het aantal dagdelen dat een gebouw wordt gebruikt, is in de sportgebouwen amper zichtbaar.
Dat maakt een betere benutting de eerste energiebesparingsmaatregel. In gebouwen met een lage benutting liggen er kansen voor energiebesparing via CO2 sturing op de ventilatie, beter inregelen van kloktijden van de verwarming, en aanwezigheidsdetectie op de verlichting. Bij kantoren is het effect van efficiënter huisvesten groter.
Het effect van het energielabel op het gasverbruik is goed te zien: hoe beter het label, hoe lager het gasverbruik. Het effect op elektriciteitsverbruik is minder zichtbaar.
Energiecoördinator
“Je hebt wel een goede energiecoördinator nodig, anders gebeurt er niets met de data”, geeft de gemeente Amsterdam aan. Ook Nijmegen, Utrecht en Zeist hebben een energiecoördinator. In enkele gemeenten zijn nieuwe afspraken met huurders gemaakt. Een mooi voorbeeld komt uit Nijmegen: “Een van onze gebouwen gebruikte veel energie. Bij analyse bleek dat er schildercursussen werden gegeven, met een naaktmodel, en om het lekker warm te krijgen werden vier elektrische kachels aangezet! Toen hebben wij besloten om een toeslag te vragen bij uitzonderlijk gebruik van installaties. Dan voelen de gebruikers het ook in hun eigen portemonnee”.
De financiering van de energiebesparingsaanpak is divers. Zo heeft in Zeist de Raad extra budget vrijgemaakt, Nijmegen heeft een eigen revolverend fonds ingericht, Groningen werkt met een ‘Gresco’, en Utrecht heeft prestatiecontracten in aanbesteding.
Politiek kader
In 2020 moet Nederland 20% minder CO2 uitstoten ten opzichte van 1990, 20% minder energie verbruiken en 16% duurzame energie opwekken. Kortom, de overheid heeft ambitieuze doelen gesteld. Gemeenten hebben een belangrijke voorloperfunctie bij het behalen van deze doelstellingen. Gemeenten kunnen die doelstelling behalen door te besparen op de energierekening van hun eigen vastgoed. Juist bij bestaande gebouwen zijn er vaak quick wins mogelijk die snel een flinke besparing opleveren. Nederlandse gemeenten hebben gezamenlijk zo’n 42 miljoen m2 aan maatschappelijk vastgoed in beheer. In 2014 ondertekenden meer dan veertig Nederlandse partijen, waaronder de VNG, het Energieakkoord. Met het Rijk is afgesproken dat de gemeenten jaarlijks 1,5% energie besparen. Er liggen vooral kansen bij het verduurzamen van bestaande gemeentelijke gebouwen.
Vervolg
De resultaten van de Energiebenchmark 2015 zijn in een handige Infographic samengevat. Volgende stap is uitbreiding met meer gemeenten en met meer gebouwen. Daarnaast zal door uitbreiding van de dataset het mogelijk worden om nog specifiekere vergelijkingen te maken. Ook wordt de (politiek) bestuurlijke draagkracht van de benchmark vergroot door het aansluiten van nieuwe gemeenten. Naast het vergelijken van het energieverbruik is de benchmark ook een goed platform voor gemeenten om specifieke ervaringen en kennis met elkaar te delen. Gemeenten streven immers allen hetzelfde doel na en kunnen nog veel van elkaar leren.
Geïnteresseerd om mee te doen als gemeente? Meld u aan bij bbn.