Samen het wiel hergebruiken
Het ‘denken’ en ‘doen’ hebben ons ontzettend veel gebracht en zijn tegelijk dominant geworden in onze (bouw)cultuur. Dit remt de transitie naar een circulaire bouweconomie. Tijd dat we ‘denken’, ‘doen’, ‘voelen’ en ‘zijn’ weer in balans brengen in de verschillende levensfasen van gebouwen en bouwprojecten op een meer natuurlijke manier benaderen. Aan de hand van inheemse wijsheid zoek ik naar aanknopingspunten en positieve ontwikkelingen voor deze wenselijke cultuuromslag. Die vond ik onder andere op een seminar, waar bewoners hun stem terugkregen.
Waarvoor bouwen wij?
De bouwwereld is een projectenwereld. We kunnen voor projecten binnen de gebouwde omgeving vier fasen onderscheiden: de ontwikkelfase, de realisatiefase, de gebruiksfase en de transformatiefase. Voor het creëren van een circulaire bouweconomie is het nodig om met deze fasen de cirkel rond te maken en in balans te brengen. Zo werkt het in de natuur ook. Daar is de eigenheid van ieder seizoen en zijn de verschillen tussen de seizoenen, heel concreet waar te nemen. We bouwen wel steeds meer met natuurlijke materialen, maar het bouwen zelf doen we nog amper op natuurlijke wijze.
Bij het ontwikkelen van bouwprojecten staat kortetermijnwinst en daarmee efficiëntie nu nog voorop. Dit legt veel druk op de realisatiefase en heeft zijn weerslag op de kwaliteit en ‘gezondheid’ van de opgeleverde gebouwen. De (eind)gebruikers betrekken we nauwelijks. We ‘denken’ wel te weten waar de behoefte ligt en willen vooral niet dat het efficiënte proces wordt verstoord. Daarnaast is ook voor het stilstaan bij een waardengestuurde aanpak voor sloop dan wel transformatie van gebouwen en elementen nog weinig ruimte. Hetzelfde geldt voor het stellen van de vraag ‘Welke gebouwen hebben we daadwerkelijk nodig?’. Kortom: voor momenten van bezinning is vanuit het perspectief van constante groei geen plek. Het betrekken van de planetaire grenzen is ongewenste ballast geworden, in plaats van een kader waarbinnen we samen opzoek gaan naar onze vrijheid en creativiteit.
Proof of the pudding is in the eating
In inheemse wijsheidstradities zijn er vele vormen van het medicijnwiel of wiel van wijsheid. Het wiel stamt uit de tijd dat de mens nog onderdeel was van de natuur. Het betreft een wegwijzer om naar jezelf en het leven te kijken vanuit vier windrichtingen, met allen hun specifieke waarde en invalshoeken. Het wiel, dat continu voortgaat, zie ik als hulpmiddel om te onderzoeken hoe we ons weer ín de natuur kunnen plaatsen. Ook als het om onze gebouwde omgeving gaat.
We kunnen de windrichtingen koppelen aan de fasen in bouwprojecten (zie ook afbeelding). Zo is het ontwikkelen een primair mentaal proces en het realiseren een fysiek proces. Vroeger was werken met je handen het échte werken. In onze huidige maatschappij staat het ‘uitdenken’ van een nieuw gebouw hoger aangeschreven. De ontwikkelaar van een gebouw krijgt ruimschoots meer maatschappelijke waardering (lees: salaris) dan de ambachtsman die de stenen op elkaar stapelt.
Na realisatie begint het werkelijke leven van een gebouw. Waar de architecten nog snel hun foto’s laten schieten voordat een gebouw ‘bevuild’ wordt, staan de nieuwe gebouwgebruikers voor de deur. Die bewoners, werknemers, leerlingen, directeuren en vrijwilligers beleven de gebouwen. Dat kunnen we de emotionele fase noemen. Beleidsmatig is er voor hen van alles bedacht en gerealiseerd. Maar of een gebouw prettig is, bijdraagt aan gezondheid, energiezuinig is en of mensen zich er thuis voelen, ervaren per slot van rekening alleen de gebruikers. Mensen zoals jij en ik, met alle zorgen, ambities en stemmingswisselingen die in levens spelen. Mensen zijn sociale dieren en dat maakt sociale cohesie waarschijnlijk de meest bepalende factor voor hoe gebouw in de praktijk ‘presteert’, waar we daar bij het ontwerp vaak geen rekening mee houden. Tijd dat we deze ontastbare aspecten aan gaan raken.
Waardengedreven leefomgeving
Bij het einde van de levensduur van een gebouw is het tijd voor bezinning in een transformatieve fase. Een periode van afscheid nemen en tegelijkertijd van potentie voor het nieuwe. Deze fase kunnen we betitelen als de transmentale fase, die de weg voorbereidt voor een nieuwe mentale fase. In de oude lineaire economie kwam dat neer op slopen en afval verbranden, dan wel storten. Om vervolgens opnieuw virgin-materialen te delven, voor het bouwen van de toekomstige gebouwen. In dat model is er geen koppeling tussen graf en wieg en het grotere geheel van de ecologie. De gevolgen van de bijkomstige uitstoot en het opraken van essentiële grondstoffen behoorden nog tot ons onderbewuste.
In het circulaire model is dit juist een kansrijke en waardengedreven fase. Het is de rust, de stilte, waaruit het nieuwe ontstaat. De stilte tussen twee ademhalingen in. Het eerste zaadje voor de bezieling van een gebouw wordt hier geplant. Of niet. Bijvoorbeeld als er een eerder gebruikt Programma van Eisen uit de kast wordt getrokken zonder deze goed te wortelen in de nieuwe context. Hoe creëer je gebouwen die ondersteunend zijn aan het gebruik van de toekomstige bewoners? Filosoof Alain de Botton stelt: “Je voelt je prettig in een huis als je het gevoel hebt dat jouw innerlijke waarden en die van het huis overeenkomen.”
Hoe creëer je gebouwen die ondersteunend zijn aan het gebruik van toekomstige bewoners?
Onbewuste arrogantie
Acht jaar geleden was ik als adviseur betrokken bij de ontwikkeling van een kantoorpand, dat destijds volgens de WELL Standard het gezondste gebouw van Nederland werd. Ondanks de expliciete vraag van de gebruikersgroep waren de te openen ramen er door de projectmanager (‘beperken onderhoud’) en ontwikkelende architect (‘strakke gevel’) op patriarchale wijze uitgewerkt. De kartrekster van de gebruikersgroep werd weggezet als een schreeuwerige mevrouw en de te openen ramen kwamen er niet. Ik vond het fnuikend, maar had in mijn positie en persoonlijk leiderschap nog onvoldoende troeven in handen om het onderwerp op tafel te krijgen. Het is de onbewuste arrogantie van de elite in de gebouwontwikkeling met alle gevolgen van dien. Momenteel zien we dit bijvoorbeeld ook terug in ons onvermogen om in ons rijke en welvarende land passende woonplekken voor iedereen te organiseren.
De mythe van 981.000 te bouwen nieuwe woningen horen we regelmatig terug. Een typische uiting van rationele masculiene oplossingsgerichtheid. Het roept natuurlijk wel lekker, maar dit getal negeert de complexiteit van de diverse vraagstukken die op tafel liggen. Enerzijds een passende woningvoorraad, anderzijds de klimaatdoelstellingen, beperkingen rondom stikstof, netcongestie en ook problematiek rondom waterkwaliteit en beschikbaarheid van drinkwater. Voordat een nieuwe minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) straks gaat proberen het aantal nieuwbouwwoningen op te voeren, is het nodig om ons te bezinnen op de integraliteit van vraagstukken. 90% van woningen die er nu in Nederland staan, zijn er in 2050 nog. Bouwen, bouwen, bouwen is niet de oplossing voor de wooncrisis. Binnen de bestaande bebouwing is de infrastructuur al aanwezig en is de afstand tot voorzieningen klein. Dit is geweldig nieuws. We mogen dus aan de slag met optoppen, splitsen, vergemakkelijken samenwonen en het bouwkundig en installatietechnisch verduurzamen van bestaande woningen. Daarvoor zijn reflectie, contact maken en luistervermogen nodig als ingrediënten voor een gezamenlijk verhaal. Langzaam is snel in deze transmentale fase.
981.000 te bouwen woningen' roept lekker, maar dit getal negeert de complexiteit van de diverse vraagstukken die op tafel liggen.
Gebruikers hun stem teruggeven
Terug naar de gebruiksfase, de fase van het voelen en de ervaring. Voor woningen gaat dat dus om de bewoners. En die stonden voor het tweede opeenvolgende jaar centraal bij een seminar over wonen en integrale oplossingen dat door Saint Gobain op 30 januari 2024 in Utrecht werd georganiseerd. Mooi dat zo’n grote speler in de maakindustrie zich maatschappelijk ook zo betrokken toont. Dit jaar stonden de bewoners zelf daadwerkelijk op het podium. Uit de ervaringen van Renate Giesbers uit Nijmegen, Houria Tourich uit Rotterdam en Riane Kuze uit Groningen kon de zaal de nodige lessen halen.
Er is nog een hoop te leren, niet alleen op het technische vlak, maar zeker ook op het sociale. Veel bewoners voelen zich niet gehoord en gezien. In de zaal horen we een aantal voorbeelden. Bewoners afschepen met een flesje chloor tegen schimmel. Een corporatiedirecteur die in zijn nette pak beweert dat er ‘niets aan de hand’ is terwijl het behang van de muur is gekomen. Doorberekende verbeteringen in Excel-sheets die zich in de praktijk niet uitbetalen in lagere energiekosten. Helaas zijn het geen uitzonderingen. De problemen in bestaande huurwoningen blijken weerbarstig. En dan is het juist zaak om de ervaring van de bewoners, die de woningen echt van binnenuit kennen, mee te nemen in de oplossingen die worden uitgedacht en daar goed over te communiceren.
Van Houria leren we hoe belangrijk het is om sleutelfiguren in de wijken te betrekken in dit proces. Zij zijn de mensen die achter de voordeur komen en op gelijkwaardige wijze contact kunnen maken. Ze hebben ook oog voor de stapel met ongeopende rekeningen, die misschien nog wel urgenter zijn dan de schimmelvlekken op het plafond. Bewoners benaderen met ‘je moet het zo en zo doen’ getuigt niet van inlevingsvermogen. Door persoonlijke ervaringen te delen en aan te geven wat het de bewoners zelf concreet oplevert stijgt de bereidwilligheid en kans van slagen. We hebben dit samen te doen in de enorme opgaven die voor ons liggen.
Balanceren is vallen en opstaan
Toen ik thuis mijn enthousiasme deelde over dat ‘er échte bewoners op het podium stonden’ kreeg ik van mijn vriendin terug dat ik erover praatte alsof de bewoners een bijzondere diersoort zijn. Ouch. Ik zie bij mezelf in hoe hardnekkig ‘erover praten’ vanuit het mentale kwadrant is ingesleten. Het is uitdagend om participatie werkelijk vorm te geven in onze gebouwde omgeving. Geïnspireerd door het medicijnwiel besef ik hoe wezenlijk het is om de verschillende fasen en stakeholders binnen de gebouwde omgeving weer in balans te krijgen met elkaar en met de natuur. En balanceren betekent ons openstellen en nieuwe wegen bewandelen, ofwel vallen en opstaan. Het dominante denken mag een stap terug doen, het fysieke mogen we herwaarderen en verduurzamen, de stem van de gebruikers mogen we weer verwelkomen en we mogen ons bezinnen op welke gebouwen en (woon)plekken we nu écht nodig hebben. Daarom roep ik je op om mee te denken en te werken aan Beter Benutten Bestaande Bouw en een bericht te sturen naar Teije de Jong van de gelijknamige tribe binnen Gideon – Building Transition Tribes. En Duurzaam Gebouwd houdt je natuurlijk op de hoogte van goede voorbeelden en ontwikkelingen hieromtrent.
Tekst: Marten Valk