Wat je op kantoor doet, maakt veel uit voor besmettingsrisico
Als voor jouw bedrijf al back to the office geldt, dan heb je kennisgemaakt met aangescherpte schoonmaak, looproutes, stickers die je attenderen op afstand en zelfs temperatuurchecks bij binnenkomst. Maatregelen die te maken hebben met de verspreiding van grote druppels zijn er genoeg, maar maken ze je gebouw veilig genoeg? Wat kun je als eigenaar van een kantoor of school doen om aerogene verspreiding van covid-19 te voorkomen?
Op de website van het RIVM prijkt nog altijd de tekst ‘SARS-CoV-2 lijkt zich niet via ventilatiesystemen (zoals aircosystemen) te verspreiden’ (26-1-2021). Het instituut geeft daarbij aan dat het virus wel in de kleine druppeltjes lijkt te zitten, maar dat de hoeveelheid virus meestal niet voldoende is om iemand te infecteren. Andere publicaties geven aan dat er geen duidelijke consensus bestaat over de verspreiding via aerosolen.
Het risico daarop is inmiddels onder de loep genomen en daar kwam een berekeningsmethodiek uit. “Daarvoor gebruiken we het concept quanta”, vertelt senior adviseur Hugo Jansen van Deerns. “De quantaproductie kan worden gezien als de besmettelijkheid die een geïnfecteerd persoon voortbrengt. De quantaproductie van een drager van covid-19 kan worden ingeschat op basis van de gemeten typische virusconcentratie in de mond van geïnfecteerde personen, de hoeveelheid druppeltjes die een persoon produceert (afhankelijk van inspanning en stemgebruik) en de besmettelijkheid van een eerder coronavirus (SARS-CoV-1).”
Met deze informatie op zak is het mogelijk om de quanta-concentratie in een ruimte te voorspellen, met de aanname dat één persoon in de ruimte drager is van covid-19 en de lucht volledig gemengd is. In de praktijk blijkt aerogene verspreiding van het virus een reëel risico, zegt Jansen. “We berekenden de risico’s voor een vergaderruimte van 28 vierkante meter bij twee ventilatievouden, 3 en 6 per uur. Een persoon is drager en deze is aan het woord. Bij een ventilatievoud van 3 is een infectie waarschijnlijk als vier personen twee uur vergaderen. Is de ventilatievoud 6, dan wordt een infectie pas waarschijnlijk na meer dan drie uur.”
Daaruit is te concluderen dat goede ventilatie een bijdrage levert aan het beperken van risico’s op het verspreiden van het virus, evenals het beperken van de tijdsduur van vergaderingen.
Ventilatie versus activiteit
Toch is dat niet het complete plaatje. Zo blijkt uit de resultaten van hetzelfde onderzoek dat besmetting kan plaatsvinden, zelfs als de hoeveelheid CO2 in een ruimte laag is. Daarnaast ontbreekt in veel discussies rondom dit onderwerp nog het onderdeel ‘activiteit’, terwijl dat juist een essentieel element vormt. “Daarom nemen we dit mee in onze risicoanalyse voor covidverspreiding”, zegt Jansen.
“Een ruimte waarin aanwezigen rustig e-mails behandelen, levert een ander gevaar op dan een plek waar een salesteam enthousiast telefoontjes beantwoordt en met elkaar overlegt. Ook als die ruimte goed geventileerd is, kan er nog steeds een relatief hoog risico op verspreiding ontstaan.”
Hugo Jansen: “Goede ventilatie is en blijft belangrijk, maar is geen garantie op een veilige ruimte.”
Die kennis zien we terug in het onderzoek dat Jansens collega’s Yasin Toparlar en Paul van Gent uitvoerden. Hun onderzoek is gebaseerd op een aantal gerenommeerde onderzoeken, waarin een aantal praktijksituaties werden vergeleken in een klaslokaal van een school. In een lokaal waar 8,5 liter verse lucht per seconde per persoon wordt ververst, zonder recirculatie en met een besmette docent aan het woord, stijgt het risico op infectie al binnen anderhalf uur naar een hoog risiconiveau. “Goede ventilatie is en blijft belangrijk, maar is geen garantie op een veilige ruimte. Om de veiligheid te bepalen, betrek je ook het type activiteit bij de analyse.”
Aanvalsplan
Zo’n inventarisatie kost relatief weinig tijd en moeite, terwijl de impact groot is. Het begint bij het bepalen van afmetingen van ruimtes. “Daarnaast inventariseer je het aantal mensen dat in die ruimte verblijft, werk uitvoert of bezoekt”, vervolgt Jansen. “Vervolgens bepaal je de activiteit die zij ondernemen en de duur van het verblijf.
Een volgende stap is om de mate van ventilatie te bepalen. Dat gaat meestal vrij eenvoudig, op basis van informatie die bekend is over de installaties.” Als de informatie voorhanden is, kan een aanvals- en verbeterplan worden opgesteld. “Het kan betekenen dat we overleggen over het aanpassen van lesroosters en het beperken van intensieve en actieve lessen in bepaalde ruimtes, totdat ze installatietechnisch onderhanden zijn genomen. Ook kan het zo zijn dat sommige ruimtes een kleiner aantal mensen kunnen huisvesten of dat bepaalde activiteiten niet mogelijk zijn.”
Levend document
Om bijvoorbeeld een kantoor- of schoolgebouw veilig te maken, is het ook verstandig om niet alleen te kijken of aan de eisen van het Bouwbesluit wordt voldaan. Deze regelgeving is immers niet ontworpen om te beschermen tegen ziektes die zich door de lucht verspreiden. “Vandaar de oproep om in je planvorming niet alleen installatietechnische verduurzaming maar ook activiteitanalyses toe te passen. Per ruimte geven we een digitale rapportage, die kan worden aangevuld met nieuwe inzichten. Zo blijft het een levend document dat updates krijgt met meer informatie en wetenschappelijke input en werken we toe naar een gezondere en veiligere omgeving.”
Download de scan van Deerns (covid-19 verspreidingsrisico) hier.
Tekst: Marvin van Kempen
Dit artikel is afkomstig uit de nieuwe Duurzaam Gebouwd (#49), die je hier gratis kunt lezen.