‘Biobased bouwen betekent niemand uitsluiten’
- Artikel
- Biobased Bouwen
Zijn enthousiasme voor biobased bouwen kan hij niet onder stoelen of banken steken. Als programmaregisseur van Building Balance gelooft Jan Willem van de Groep erin dat belangen van boeren en bouwers dicht bij elkaar liggen. Duurzaam Gebouwd vraagt hem of de opschaling van het gebruik van biogrondstoffen een beetje wil lukken. Hij deelt wapenfeiten en perspectief.
Er zijn veel redenen voor Jan Willem om zich voor biobased bouwen in te zetten: “Bouwen met biobased materialen betekent heel veel. In het bijzonder voor drie verschillende domeinen. De agrarische sector, de industrie en de bouw- en vastgoedsector.” Eerstgenoemde sector is vooral de afgelopen jaren om de oren geslagen met een opstapeling van opgaves. “Het verminderen van stikstof, het revitaliseren van bodem- en waterkwaliteit en daardoor een zoektocht naar een nieuw, robuust verdienmodel. Die zoektocht is lang niet voor alle boeren vanzelfsprekend. Tegelijkertijd is de kans overduidelijk. Want combineer je vezelteelt met vee of schakel je over van vee- naar vezelteelt, dan maak je impact op meerdere maatschappelijke thema’s, waaronder biodiversiteit, bodem- en waterkwaliteit.”
Spannend
Voor boeren kan de overstap naar duurzame akkerbouw en in het bijzonder het verbouwen van biobased vezelgewassen spannend zijn, zeker als er onvoldoende afzetzekerheid is. Daar wil Jan-Willem voor knokken: “En ook voor andere condities die opschaling eenvoudiger maken. Die voorwaarden moeten van verschillende kanten komen. Natuurlijk ligt er een rol voor de overheid om het aantrekkelijk te maken, om de goede condities te creëren, maar boeren moeten zelf uiteindelijk een weloverwogen keuze maken. Daarnaast moeten wij [Building Balance, zie kader, red.] ervoor zorgen dat alle interventies worden uitgevoerd waardoor er versneld opgeschaald wordt. Daarvoor schreven we de eerste helft van dit jaar, samen met veel ambtenaren, belangenorganisaties en het bedrijfsleven, een advies opschalingsplan biobased bouwen voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat.”
Hoewel het te veel is om het complete plan door te nemen, geeft Jan-Willem aan dat er wel 121 interventies zijn bedacht door die partijen. Die interventies bevinden zich deels op nationaal niveau, maar vooral op regionaal niveau. Dat is belangrijk, want de agrarische sector en de bouw- en vastgoedsector zijn vaak regiobonden en hebben beide een nogal granulair karakter. Regionale ketensamenwerking past daarom goed. De omstandigheden moeten uiteindelijk zo worden dat opschaling van biobased bouwen eenvoudig wordt.”
Goede en scherpe uitvraag
Op dit moment is dat nog niet de realiteit, maar de urgentie om dit uitgangspunt aan te houden wordt alsmaar groter. Zo komt het moment dat we de helft minder primaire grondstoffen moeten toepassen er met rappe schreden aan. “Maar we moeten nog heel hard rennen als we de finish op binnen de tijd én op de juiste manier willen halen”, zegt Jan-Willem. Al wordt er vaak gerefereerd naar de aanscherping van de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) om een versnellingseffect te creëren, schat Jan-Wilem in dat dit niet genoeg is. “Nee, dat gaat onvoldoende effect hebben. Ik zie meer heil in het ondersteunen van gemeenten bij het stellen van een goede en scherpe uitvraag. Denk aan het toevoegen van indicatoren als het opslaan van schadelijke broeikasgassen, een percentage biobased materialen toepassen en het percentage secundaire grondstoffen.” Zo’n uitvraag kan schuren op verschillende manieren. “Zo hielpen we kortgeleden een gemeente waarbij de eerste keuze naar een betonnen woning was gegaan als we de MPG toepasten als selectiecriterium. Minerale oplossingen scoren daar beter in. Gelukkig breidden we de uitvraag uit met meerdere indicatoren, waardoor uiteindelijk de biobased oplossing de meeste punten kon binnenhalen. De geleerde lessen vertalen we naar een methode die landelijk ingezet kan gaan worden bij de selectie van partijen voor gronduitgiftetenders en aanbestedingen.”
De aanscherping van de MPG gaat onvoldoende effect hebben. Ik zie meer heil in het ondersteunen van gemeenten bij het stellen van een goede en scherpe uitvraag.
Jan-Willem van de Groep
Regionaal organiseren
Het blijkt dat dit niet voor iedereen gesneden koek is: er is kennis nodig over ketens, materialen en processen. Bewustwording komt dan om de hoek kijken. “Het regionaal organiseren biedt hier een uitkomst”, geeft Jan-Willem aan. “We brengen zoveel mogelijk ketenpartners met elkaar in gesprek. Om te leren over businessmodellen, om te weten wat we van elkaar nodig hebben en hoe we optimaal op elkaars belangen kunnen inspelen. Alles is erop gericht om korte én lange ketens te maken, van land naar pand.” Hij geeft van beide een voorbeeld: “Bij kort kun je denken aan toepassing van isolatiesnippers van miscanthus en graanstro. Lokaal te verwerken. Hier heb je geen grote fabrieken voor nodig, noch grote investeringen. En er zijn al verwerkers met goede plannen. We trekken samen met die partijen op.”
Jan-Willem van de Groep: "Regionaal organiseren biedt de uitkomst."
Andere gewassen als hennep, vlas en andere gewassen ‘in ontwikkeling’ passen in langere ketens. Jan-Willem illustreert: “In die ketens vinden we grote fabrieken en installaties om de gewassen te verwerken. Zeeland doet al het nodige met vlas. Voor hennep hebben we als land al een aardige basis staan in Oude Pekela en binnenkort ook in Leeuwarden. Die bestaande partijen willen opschalen en bedoeling om ze daar ook echt bij te gaan helpen. Daarnaast onderzoekt men of de basisscheiding van hennep in vezels en houtige delen ook regionaal kan, waarbij ze daar verwerkt worden. De vezelverwerking vindt centraal plaats.”
Balance
Het besef moet komen dat een vezel nog lang geen bouwmateriaal is, zegt Jan-Willem: “Om een bouwmateriaal toe te passen van landbouwgrond moet het gecertificeerd zijn. Daartoe is niet iedereen in staat. Het is duur. Je bent al snel zo’n 100.000 euro verder. Door vraag en aanbod te bundelen en vraaggaranties door opdrachtgevende partijen kan zo’n stap wel dichterbij komen.” Hoewel Jan-Willem graag versnelling en opschaling ziet, ziet hij ook ‘balans’ al kernwoord. Dat zien we terug in de naamgeving ‘Building Balance’: gelijktijdig schalen van vraag en aanbod. “Niet te snel aan de vraag- en aanbodkant. Doe je het ongelijk, dan ontstaat er wantrouwen en inefficiëntie. Het gaat om een belofte, om meerjarig gewassen af te nemen. Bij zowel lange als korte ketens kan dat ook in coöperatieve vormen. Het gaat er vooral om dat we elkaar leren begrijpen en dan komen sociale innovatie en cultuurverandering om de hoek kijken.”
Om dat goed in te vullen moet er heel veel werk worden verzet. “Aan ons programma zijn inmiddels 42 professionals verbonden die dagelijks regionaal en landelijk werken aan het bouwen van ketens, vraagactivatie, industrie-ontwikkeling, innovatie, kennis- en leertrajcten en goede condities creëren. Binnen de regio’s organiseren we kennissessies, workshops en samenwerkingsverbanden. Denk aan kennisclubs voor boeren, corporaties die bij elkaar in de keuken kijken. Of workshops van tussen de 80 en 100 mensen over talloze onderwerpen die van belang zijn voor een stabiele markt. Zie het als bouwen aan een community, die zich inzet om deze opgaves optimaal op te pakken.” En dan komt het moment in de praktijk wordt gebracht. Zo is er een deal in Noord-Brabant tussen woningcorporaties en boeren, voor de afname van snippers stro en miscanthus, om daken van woningen te verduurzamen. “De boeren die betrokken zijn bij de deal hebben zekerheid over de teelt die wordt afgenomen tegen een prijs die gezamenlijk is overeengekomen. En de woningcorporaties bundelen hun krachten en zorgen voor een toekomstbestendige omgeving. Hierdoor ontstaan nieuwe markten.”
De diversiteit aan oplossingen moet voor iedereen duidelijk worden: plaatmaterialen, strobalen, isolatieplaten, inblaasisolatie, composieten.
Jan-Willem van de Groep
Complete plaatje
Hoewel er volgens hem genoeg kansen zijn, is het volgens Jan-Willem ook van belang dat we holistisch aan de slag gaan met de verschillende gewassen. “Er wordt wel eens de suggestie gewekt dat biobased bouwen alleen met hennep en vlas kan. Dat is niet zo. Als je alleen hennep en vlas gebruikt, kom je niet uit met de beschikbare grond die we kunnen benutten in Nederland. Dit zijn typische rustgewassen die worden toegepast door akkerbouwers, waarvan slechts een beperkt deel van de plant wordt toegepast in de bouw.”
Daarnaast zijn er meerjarige gewassen met een veel hogere droge stof opbrengst per hectare dan hennep en vlas, waarvan slechts een reststroom wordt gebruikt. Jan-Willem: “Zowel hennep als die meerjarige gewassen lenen zich ook uitstekend om gebieden productief te houden met een flinke opgave rondom afschalen van intensieve landbouw. Dat gaat om bijvoorbeeld grond rondom kwetsbare natuur, beekdalen, bufferstroken, vernattingsgebieden. Talloze hectaren waar extensieve gewassen bijdragen aan eco-doelen, zonder aanslag op hoogproductieve grond voor voedsel.” Jan-Willem: “Zo wordt het ook ingestoken vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. En het is ook de praktijk die we in de regio’s zien, waar we zowel miscanthus, graanstro, hennep en restromen van de teelt van vlas toepassen. Gebruik de gewassen op de plekken waar dat goed past, met de regionale dynamiek in het achterhoofd. Besef je eens dat we alleen al 30.000 huizen kunnen bouwen van al het beschikbare stro in Nederland. Een belangrijke kanttekening die ik daarbij altijd moet maken is dat stro en andere gewassen niet zomaar van het land gehaald kunnen worden. Stro pas je ook toe als bodemverbetering en heeft veel waarde voor de agrarische sector. Houd de bodemkwaliteit in stand.”
Nog lang niet klaar
Om de waarde van die gewassen bij biobased bouwen inzichtelijk te maken en verder uit te vergroten, is er nog werk aan de winkel. Dat weet Jan-Willem: “Neem de producten in de Nationale Milieudatabase (NMD) op. Er moeten kwaliteitscertificaten worden ontwikkeld zodat aannemers garanties kunnen afgeven. En koolstofcertificaten. De diversiteit aan oplossingen moet voor iedereen duidelijk worden: plaatmaterialen, strobalen, isolatieplaten, inblaasisolatie, composieten.” Ook mag er wat hem betreft meer aandacht gaan naar verhalen over het comfort en de gezondheidsimpact van biobased materialen. “Iedere bewoner van een biobased huis kan uitleggen dat het comfortniveau alle verwachtingen overtreft. We kunnen dit prima wetenschappelijk aantonen en hier zijn ook onderzoeken naar, maar we hebben vooral ook de verhalen van bewoners nodig om dit te onderstrepen.”
Hij grijpt nog één keer de mogelijkheid aan in het gesprek om zijn holistische aanpak naar voren te brengen: “Er is niet één beste antwoord, dus laten we vooral de waarde van elkaars oplossingen zien. Concurrentie werkt vertragend en hoeft ook niet, want we hebben hetzelfde doel. In de extensiveringsgebieden kunnen we ruim de vezels tonen die de bouwsector nodig heeft. Dan is het noodzakelijk dat we ons niet blindstaren op één of twee gewassen en op specifieke regio’s binnen Nederland. Om schaal te laten ontstaan hebben we alle oplossingen nodig en sluiten we niemand uit. Daar ben ik van overtuigd en aan die samenwerking werken we. Iedere dag.”
Over Building Balance
Het programma Building Balance initieert, stimuleert en ondersteunt zelfstandige regionale en landelijke ketens; van land tot pand. Het programma verbindt ketenpartners, bundelt kennis en creëert op alle niveaus condities waarmee ketens kunnen opschalen. www.buildingbalance.eu.
Tekst: Marvin van Kempen