Toekomst van wonen en CO2-reductie
We hebben in de gebouwde omgeving de uitdaging om onze huidige CO2-uitstoot terug te brengen van 180 Mt/jaar naar 40 Mt/jaar in 2030. Tegelijkertijd is het voor veel medelanders lastig een geschikte woonplek te vinden en wordt gesteld dat er 1,1 miljoen nieuwe woningen nodig zijn. Wat moet de toekomstig minister van Bouw deze zomer nou in zijn hoofdstuk van het nieuwe regeerakkoord schetsen?
Foto boven door: Liesbeth Bouwens
Aandacht voor de bewoner
Voordat we ons laten verleiden mee te gaan met alle goedbedoelde oplossingen die al voor handen zijn, is het wijs om eerst eens uit te zoomen. Ja, er zijn meerdere wegen en vervoersopties naar Rome, of beter gezegd Parijs, en elke specifieke situatie heeft een beste koop. Als je enige gereedschap echter een hamer is, dan zie je elk vraagstuk als een spijker. De gebouwde omgeving vraagt om meer dan de technische oplossing zoals hoge Rc-waarden, PV-panelen, warmtepompen en luchtdichte detaillering. Dit vraagstuk gaat in de kern over het creëren van een goede leefomgeving, waarbij we de conditie en toekomst van onze planeet in beheer nemen. Het gaat dus juist ook over ons gedrag in alles wie we de afgelopen decennia geworden zijn.
Wie we geworden zijn
We zijn als uitzonderlijk ontwikkelde diersoort heel vindingrijk geworden en extreem goed in samenwerken. Dat maakt dat we langgeleden door de zon gegenereerde energie (steenkool, olie en gas) uit de aarde kunnen delven om het ons aangenaam te maken in gebouwen. De laatste decennia zijn we nog slimmer geworden en kunnen we de overvloed aan kosmische energie en fysische principes rond faseovergangen zo goed toepassen dat we minder roofbouw plegen op de slinkende voorraad grondstoffen die onder de aardkost verborgen liggen. Gelukkig maar, want door de fossiele brandstoffen in recordtempo te verbranden, maximaliseren we ook de kans op versnelde uitroeiing van onze eigen soort.
De woning én haar bewoners
Onze woningen versimpelen we bij de bouwaanvraag of verkoop tot een BENG-berekening of energielabel. Een stapel stenen met wat installaties vertaalt zich automatisch naar een energieprestatie. In de praktijk blijkt die vaak flink te verschillen van de theoretische berekening. ‘The proof of the pudding is still in the eating’. Bewonersgedrag is niet te verwaarlozen. Als we het met de Fomule 1 vergelijken is het aan het constructeursteam om een optimale auto met perfecte afstelling voor de specifieke situatie voor te bereiden. De coureur maakt uiteindelijk het verschil. We moeten dus niet net doen alsof het alleen om de auto gaat, evenmin het te kort door de bocht is om te zeggen dat de auto niet uitmaakt. In de bouw richten we ons primair op de voorbereiding en mogen we nog meer aandacht gaan geven aan de gebruikers. Communicatie is cruciaal voor prestatie.
Beeld: Shutterstock
De woningvraag
We menen 1,1 miljoen nieuwe woningen nodig te hebben in 2035. In het jaarrapport Staat van de Woningmarkt van het Ministerie van BZK lezen we het volgende: “Het statistisch woningtekort – dat in 2020 op 331.000 werd geraamd – is in de nieuwe raming gedaald naar 279.000 in 2021. Op nationaal niveau gaat het om een daling van het tekort van 4,2 procent van de voorraad naar 3,5 procent. De vermindering van het tekort is het gevolg van de lagere demografische groei door de COVID-pandemie, maar ook doordat de woningproductie hoger was dan verwacht.” Desalniettemin blijft de verwachting van de ruim miljoen nieuwe woningen staan.
Gebruik per persoon
In het spanningsveld tussen onze goede leefomgeving nu (‘een fijn huis’ = comfort) en überhaupt een leefomgeving voor komende generaties (drastische inperking van CO2-uitstoot) valt iets op. De BENG-methodiek, net als overigens de EPC en het energielabel, gaat steevast over het relatieve gebruik per m2 gebouw. Maar onze dampkring krijgt de absolute CO2-uitstoot voor zijn kiezen. En als we dat innemen, begint er iets te knagen aan onze voorliefde voor groei. Groei van de economie, groei van onze woonoppervlakte, groei van ons comfort. In het jaar nul van de duurzaamheid (naar Klaas van Egmond: 1972, Limits to Growth) werd al duidelijk dat we hier echt een mindshift in moeten maken. Laten we elkaar dus niet meer voor de gek houden en gaan praten over energiegebruik per persoon of zelfs per gebruiksuur.
In het verlengde daarvan zouden we dan beter ook niet moeten praten over 1,1 miljoen nieuwe woningen, maar over een x aantal vierkante meters woongebouw dat we nodig hebben in Nederland. De gemiddelde Nederlander heeft nu 65 m2 woonoppervlakte tot zijn beschikking. Interessant genoeg ligt dit getal in Duitsland en Groot-Brittannië op respectievelijk 46 m2 en 44 m2. Als je dit doortrekt, zou je kunnen opperen om geen nieuwe woningen te bouwen, maar bestaande woningen te verbouwen. Naast een verkleining van het te verwachten energiegebruik geeft dit ook een lagere materialenimpact, zeker als we gebruik maken van herbruikbare (‘urban mining’) en hernieuwbare (‘biobased’) materialen. Natuurlijk is dit makkelijker gezegd dan gedaan, maar dit perspectief mag niet onbeschouwd blijven in de astronomische uitdaging uit de inleiding van deze blog: 75% CO2-reductie in 9 jaar.
Beeld: Shutterstock
Intrinsieke motivatie
Om nog weer terug te komen op het creëren van een goede leefomgeving. Met een te grote focus op energiebesparing vergeten we de bewoners. Dat leidt enkel tot meestribbelgedrag. Hoe verleiden we de eindgebruikers (en dat ben jij zelf dus ook) om naast het creëren van een comfortabele woning ook de nodige aandacht te geven aan energietransitie? Covid-19 heeft ons wel geleerd dat het opleggen van regels bij burgers ook gevoelig ligt. Niets doen vormt de andere pool van dit dilemma. Bewustwording en het aanraken van de intrinsieke motivatie zijn in ieder geval essentieel.
Deze blog is mede geïnspireerd door de artikelen (zoals deze) van onderzoeksjournalist Josta van Bockxmeer van De Correspondent en het webinar ‘De energietafel: toekomst van wonen en energie’ van de NVBV.