Round Table: ‘Vertrouwen als sleutelwoord bij ketensamenwerking’
Ketensamenwerking kan werken, mits je met de goede partijen aan tafel zit. Hierbij geldt vertrouwen in de andere partijen binnen de keten als sleutelwoord. Als je weet dat je van elkaar op aan kunt, dan blijft de keten ook langer bestaan.
Dit waren de voornaamste conclusies uit de Round Table over Ketensamenwerking, dat bij Brink Climate Systems plaatsvond. Namens de gastheer opende Albert van Lohuizen deze bijeenkomst met een korte presentatie over ketensamenwerking. “Is een ketensamenwerking hetzelfde als een consortium? Als ik dit op internet opzoek, blijkt van niet.”
Gebruikmaken van elkaars kennis
Volgens hem zijn in een ketensamenwerking geen zakelijke contracten. “Er ontstaan relaties, bedrijven vinden elkaar en kunnen elkaar aanvullen en versterken. Ze kunnen gebruikmaken van elkaars knowhow. Een consortium gaat verder en is vaak een tijdelijk opgerichte vereniging.”
Is er een keten of is er een team, vroeg Harvey Nuytemans van Trespa zich af. “In een keten wordt een pakketje doorgegeven. Dit moet echter wel op een juiste manier gebeuren. BIM krijgt hierin een overkoepelende rol.”
Wie heeft de leiding?
Mark Hassink van Vrijborg zag als ideale samenwerkingsvorm het verzinnen van de ontwerpoplossing. Volgens Huibert Baak van Coolmark is de leiding in de keten wisselend. “De partij die aan zet is, moet communiceren en staat in het midden. Op dat moment verbindt deze partij de touwtjes met elkaar.”
Van Lohuizen lichtte een renovatieproject vanuit De Stroomversnelling toe: “Hier had de aannemer de leiding. Iedereen moest zich verantwoorden aan de aannemer, hij nam een coördinerende rol op zich.”
“Gaat een samenwerking standhouden?”, vroeg Gerard Wittebol van VBI. “Er moet een coördinerende partij zijn die een scheidsrechtersrol vervult. Vaak dicteert de aannemer wat hij wil. Daarbij speelt nog het aspect: ‘eerst 15% van de prijzen af, dan mag je meedoen’.”
Geen onderaannemers
Schellekens benoemde het voorbeeld van een aannemer die alleen zaken doet met producenten. “Er komen geen onderaannemers meer aan te pas. Met wie ga je in de ontwerpfase aan tafel: met producenten omdat zij de mogelijkheden en onmogelijkheden van hun producten het beste kennen."
Wittebol vond de financiële draagkracht van partners ook belangrijk. “Om een ontwerp uit te ontwikkelen, moeten financiële middelen beschikbaar zijn. Dit kan een argument zijn bij het samenstellen van een keten.”
Nicolien van der Sar van Gasunie vroeg zich af wat de afgekaderde definiëring van ketensamenwerking is. “De beleving in de keten is nog wisselend. Als voorbeeld wordt lean bouwen benoemd. Hierbij spreek je echter alles vooraf samen af.”
Kwalitatief optimale onderdelen
Volgens Van Lohuizen bepaalt de kwaliteit de prestatie. “Elk onderdeel in de keten moet kwalitatief optimaal zijn. Als bijvoorbeeld de kwaliteit van de bouwkundige schil van een gebouw niet goed is, verbruiken installaties meer energie.” Hierop reageerde Wittebol met: “De aannemer wil altijd de baas spelen. Maar iemand moet toch het proces leiden, sturen en coördineren.” Van der Sar: “Voor wie of wat geldt het beste resultaat? Dat moet goed zijn gedefinieerd.”
Harry Vaatstra van Klimaatgroep Holland vroeg zich af wat de toegevoegde waarde van adviseurs is. “Die zijn feitelijk niet meer nodig als de producent aanschuift. Een producent kent het product en de aanverwante elementen het beste en kan van daaruit prima adviseren.”
Niet alleen vriendjes
Op de stelling ‘Ketensamenwerking brengt niets’ reageerde Van der Sar met: “Ketensamenwerking brengt niet per definitie iets. Veel belangen vechten met elkaar. Ketensamenwerking werkt alleen als je het over meedere jaren kunt continueren. Dan vallen rotte appels er tussenuit. Wel ligt er altijd een gevaar op de loer van commerciële belangen.”
Volgens Wittebol is vertrouwen in partners belangrijk. “Iedereen moet overtuigd zijn van de kwaliteit van elkaars inbreng.” Jan Douwe van der Werff van Burgerhout ziet ketensamenwerking niet alleen als vriendjes zijn. “Je moet ook meer praten over de vorming van (bouw)concepten.”
De tweede stelling luidde ‘We vallen toch weer terug in de oude rol’. Partijen eruit wippen is niet netjes, maar stel dat er een betere is? De keten moet ademen, dus de beste oplossing nastreven. Weer luiden dan de vragen: wie de leiding heeft in de keten? Wie krijgt autoriteit om partijen eruit te gooien? Van Lohuizen heeft meegemaakt dat de opdrachtgever de coördinerende partij is. “Hierbij moet hij met de vuist op tafel slaan, maar het functioneert wel.”
Hassink vond dat de traditionele keten doorgebroken moet worden om verder te komen. “Ieder bedrijf zoekt toch zijn eigen werk. Ze zijn echter bang voor andere marktpartijen. Aannemers zien je snel als concurrent. ‘Als je deelneemt in die samenwerking, kom je bij mij niet meer aan tafel’, horen we dan."
Schouder-aan-schouder
Op de stelling ‘We moeten een stap verder dan ketensamenwerking’ reageerde Van Lohuizen met: “Moet we samen een VOF oprichten? Dat is mooi tot op het moment dat een opdrachtgever aangeeft: ‘Ik kies voor Brink. Ik wil echter alleen Brink en niet de hele keten of bepaalde parijen uit de keten.’ Dan kan de keten uit elkaar kunnen vallen. Belangrijk punt is natuurlijk wel: sta je schouder-aan-schouder of laat je omwille van deze commerciële belangen elkaar ook snel vallen?”
Volgens hem werken grote aannemers werken vaak al in een keten, met vaste partners, zelfde bouwconcept, ventilatie en verwarming. “Een belangrijk gegeven is wel: als je een goed product hebt, kopen ze het toch wel bij je. Ook dealers moeten een toegevoegde waarde hebben in de keten. Hiervoor moeten ook zij veranderen.”
Van der Werff vroeg zich af welk concept werkt. “Er moet een concept worden geleverd, dat werkt. Hoe gaat de keten dat opnemen? Deze elementen vormen samen een samenwerking.”