Kwaliteit leefomgeving onder druk door crisis
De kwaliteit van de leefomgeving is de laatste twintig jaar sterk verbeterd, mede dankzij het gevoerde overheidsbeleid. Lucht en oppervlaktewater zijn schoner geworden, de steden zijn aantrekkelijker om te wonen en de natuur krijgt meer ruimte
Tegenover dit goede nieuws staat dat er op het gebied van de leefomgeving nog grote problemen overblijven, zoals de reeds merkbare klimaatverandering, de afnemende biodiversiteit en de teruglopende bereikbaarheid, vooral van de Randstad. Om het tij te keren zijn gerichte beleidsmaatregelen nodig. Dit zal een belangrijke opgave zijn voor het nieuwe kabinet. Steden: herstructureringsbeleid voortzetten kilometerheffing of investeren in infrastructuur? De Balans kijkt ook naar de concurrentiepositie van de Randstad. De belangrijkste concurrenten van de Randstad zijn relatief grote agglomeraties zoals Parijs, Milaan en Antwerpen. Deze concurrenten worden gekarakteriseerd door veel innovatie en een goede bereikbaarheid. Het is opvallend dat de Randstad voornamelijk achterblijft op innovatiegebied. Klimaatbeleid- en energiebeleid vergt extra inspanning Achteruitgang biodiversiteit in Nederland
Op de korte termijn profiteert de leefomgeving nog van de economische neergang: de uitstoot van vervuilende stoffen is lager door de teruggelopen economische activiteit, en de druk op de schaarse ruimte is tijdelijk afgenomen. Daar staat tegenover dat het als gevolg van de crisis moeilijker is om geld beschikbaar te krijgen voor de ontwikkeling van schone technieken. Als investeringen in stedelijke ontwikkeling en in natuur en landschap teruglopen door bezuinigingen, dan zal dit zowel de leefbaarheid in de steden als de kwaliteit van natuur en landschap onder druk zetten. Het op een slimme, doelmatige manier voortzetten van succesvol beleid is cruciaal.
Deze conclusies trekt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de vandaag gepresenteerde Balans van de Leefomgeving. De ministers Huizinga (VROM) en Verburg (LNV) hebben deze eerste editie van een integrale studie die het planbureau voortaan elke twee jaar zal uitbrengen - als opvolger van de Milieubalans, Natuurbalans en Monitor Nota Ruimte - in Nieuwspoort in ontvangst genomen.
In deze veelomvattende studie maakt het PBL de balans op van de ontwikkelingen in de afgelopen jaren op het gebied van onder meer verstedelijking, bereikbaarheid, milieu, klimaat en biodiversiteit.
In de afgelopen jaren is de stad weer een aantrekkelijke plek om te wonen geworden, ook voor mensen met hogere en middeninkomens. Het beleid om steden te vernieuwen heeft hieraan bijgedragen. Maar de inspanningen voor versterking en leefbaarheid van de steden staan onder druk door de economische recessie.
Dit probleem speelt ook bij het energiezuiniger maken van woningen en gebouwen, waar juist nog een grote opgave ligt. De overheid en projectontwikkelaars beschikken over minder geld, en burgers en bedrijven durven vanwege de onzekerheden niet meer te investeren in een huis of bedrijfspand.
Leefbaarheid steden
Voor de leefbaarheid van de steden is het van groot belang om de kwaliteitsverbetering van stedelijke gebieden door middel van herstructurering voort te zetten. Dit zal de continuïteit en daarmee helderheid van het beleid vergroten. Betrokken partijen -overheden, corporaties, projectontwikkelaars- zijn tot elkaar veroordeeld. Nu de weg van ontwikkeling van projecten moeilijker begaanbaar is geworden, kan de overheid wellicht winst boeken in het wegnemen van hindernissen bij de uitvoering.
De bereikbaarheid in ons land is sinds 2000 afgenomen, met name in de Randstad. Reizigers voelen de consequenties vooral op werkdagen in de spits: meer files en een langere reistijd.
Beprijzen van mobiliteit is de meest doelmatige manier om te zorgen voor minder files en tegelijkertijd voor een schoner milieu. Het rijk kan de bereikbaarheid ook vergroten door meer infrastructuur aan te leggen. Om in dezelfde mate de files te verminderen zou een extra investering nodig zijn van tientallen miljarden euro's. Investeringen in infrastructuur hebben naast het beoogde positieve effect van de betere bereikbaarheid ook negatieve effecten, zoals een grotere CO2-uitstoot en doorsnijding van het landschap.
Het vastgestelde klimaat- en energiebeleid resulteert in aanzienlijke emissiereducties. Nederland zal zijn Kyotoverplichting voor de periode 2008-2012 waarschijnlijk kunnen nakomen, deels dankzij in het buitenland aangekochte emissierechten. Als het economisch herstel krachtig inzet, dan maakt dat het bereiken van de Kyotoverplichting wel moeilijker.
Ook kan de opbrengst van door de Nederlandse overheid aangekochte emissierechten nog tegenvallen. Daarom is aankoop van extra emissierechten nodig om meer zekerheid te creëren dat het doel bereikt kan worden.
Nederland dient bovendien te voldoen aan Europese klimaat- en energiedoelen voor 2020. Om het Europese doel voor hernieuwbare energie te halen zijn nog veel extra investeringen nodig. Daarnaast zijn extra emissiereducties in de gebouwde omgeving en verkeer nodig om met grotere zekerheid het Europese klimaatdoel te halen.
Deze investeringen en reducties zullen bovendien moeten plaatsvinden om tot een vereiste energietransitie te komen. Bij slim vormgegeven beleid hoeven mogelijke bezuinigingen op de overheidsuitgaven voor het klimaatbeleid niet perse nadelig te zijn voor het terugdringen van de CO2-uitstoot. Dit betekent wel dat bedrijven en burgers meer zullen moeten meebetalen aan de benodigde maatregelen.
De Europese afspraak om de achteruitgang van de biodiversiteit in 2010 te stoppen is in Nederland niet gehaald. De afname is wel geremd door de aanleg van nieuwe natuurgebieden en verlaging van de milieudruk. Het gaat goed met planten, dieren en ecosystemen die minder hoge eisen aan hun omgeving stellen.
Daar staat tegenover dat soorten en ecosystemen die gevoelig zijn voor versnippering en milieudruk het nog steeds moeilijk hebben. Het aantal bedreigde soorten op de rode lijst neemt toe, terwijl de populaties van de bedreigde soorten kleiner worden: de rode lijst wordt dus steeds roder.
Mondiaal, vooral in de tropen, gaat de biodiversiteit sneller achteruit dan in Nederland. Dit komt deels door de Nederlandse consumptie van landbouw- en bosbouwproducten die geproduceerd zijn in het buitenland. Als we het hierdoor veroorzaakte verlies van biodiversiteit meenemen, dan heeft Nederland het verlies van biodiversiteit niet gestopt én zelfs niet geremd.
Een kansrijke optie om de gevoelige soorten planten en dieren in Nederland te helpen is het verder vergroten en verbinden van natuurgebieden door in te zetten op versterking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS kan alleen succesvol zijn bij continuïteit van dit beleid. Een andere kansrijke optie ligt in verduurzaming van handelsketens, dat wil zeggen een aanpak met bescherming van natuur en het stimuleren van lokale economieën. Daarmee kan Nederland helpen de afname van biodiversiteit in het buitenland te remmen.