Klimaatbeleid decentrale overheden: deel 1
Decentrale overheden spelen een cruciale rol in het bereiken van de Europese klimaatdoelstellingen. Uit onderzoek van Brink Groep blijkt echter dat de meerderheid van de gemeenten de Europese ambities in hun eigen beleid niet vertalen naar concrete lange termijn doelstellingen. In het eerste artikel van een drieluik komen de doelstellingen en prestaties van gemeenten op duurzaamheidsvlak aan bod.
De Europese Unie (EU) heeft op Europees niveau het klimaat- en energiebeleid vastgesteld. De kern van dit beleid vormen de zogenoemde 20-20-20 doelstellingen voor 2020: 20% minder CO2-uitstoot, 20% lagere energieverbruik en 20% duurzame energie opwekking. Dit is voor ieder EU-lid uitgewerkt in eigen doelstellingen die specifiek zijn afgestemd op de mogelijkheden van het land. Voor Nederland zijn deze doelen opgenomen in het recent gesloten Energieakkoord. Deze doelstellingen zijn een energiebesparing van gemiddelde 1,5% per jaar en 14% duurzame energieopwekking in 2020 (en 16% in 2023).
Decentrale overheden spelen een cruciale rol in het bereiken van deze klimaatdoelstellingen. Het Rijk heeft daarom in het Klimaatakkoord 2007-2011 en de Lokale Klimaatagenda 2011-2014 met gemeenten, provincies en waterschappen afspraken gemaakt voor een actieve bijdrage aan de nationale en Europese klimaatdoelstellingen. De wijze waarop deze partijen hieraan invulling geven staat echter vrij. Hierdoor zijn de inspanningen die gemeenten en provincies leveren sterk afhankelijk van de eigen politieke ambities.
Brink Groep heeft onderzoek gedaan naar de duurzaamheidsambities van de decentrale overheden. Daarbij is onderzocht in hoeverre de Europese en nationale doelstellingen door provincies en gemeenten in hun eigen beleid worden vertaald naar concrete lange termijn klimaatdoelstellingen. In het onderzoek is gebruik gemaakt van de begin 2014 vigerende beleidsdocumenten.
Gemeenten
Duurzaamheid staat bij gemeenten hoog op de politieke agenda. Bijna 95% van de gemeenten hebben het thema duurzaamheid opgenomen in hun coalitieakkoord. De Europese klimaatdoelen worden echter door de meerderheid van de gemeenten in hun eigen beleid niet vertaald naar concrete lange termijn doelstellingen. Slechts circa 44% van de gemeenten heeft een concrete doelstelling vastgesteld. Hiervan streven de meeste gemeenten naar energie-, klimaat- of CO2-neutraliteit. Daarnaast zijn er veel gemeenten die een andere concrete doelstelling hebben. Dit zijn veelal één of meerdere doelen van de Europese 20-20-20 doelstellingen.
De meerderheid van de gemeenten (circa 56%) heeft dus geen concrete doelstelling. In hun beleid staat doorgaans dat ze een bijdrage willen leveren aan de Europese en/of nationale doelstellingen. Daarnaast hebben ze veelal een aantal kwalitatieve ambities opgenomen die meer toezien op de rol van overheid. Het stimuleren van duurzaam bouwen, het faciliteren van lokale duurzame projecten en het verduurzamen van de eigen gemeentelijke organisatie zijn in deze kwalitatieve ambities belangrijke terugkerende thema's. Dit zijn bijvoorbeeld doelstellingen om het energieverbruik van de gemeentelijke gebouwen of de openbare verlichting te verlagen. Alleen hebben deze doelen geen betrekking op de hele gemeente en worden daarom in dit onderzoek niet aangemerkt als een concrete doelstelling.
Omvang gemeenten
Uit het onderzoek blijkt dat de grote gemeenten met relatief veel inwoners duidelijk voorop lopen. Ze hebben ten opzichte van kleine gemeenten beduidend vaker een concrete doelstelling. Gemeenten met meer dan 100.000 inwoners hebben in 93% van de gevallen een concrete doelstelling, terwijl dit percentage bij gemeenten tot 25.000 inwoners maar 25% is. Ook hebben de grotere gemeenten doorgaans een hoger ambitieniveau. De vijftien grootste gemeenten hebben bijvoorbeeld allemaal een ambitie die verder gaat dan de Europese 20-20-20 doelstellingen.
De kleinere gemeenten hebben minder vaak een concrete doelstelling. Ook beschikken ze doorgaans niet over een concreet uitvoeringsprogramma om hun doelstellingen te realiseren. De oorzaak hiervoor ligt waarschijnlijk in de beperktere financiële mogelijkheden. Het vaststellen van een concrete doelstelling vraagt namelijk om substantiële investeringen in een monitoringssysteem om de voortgang te meten.
De kleine en middelgrote gemeenten zouden hierdoor meer op regionaal niveau moeten gaan samenwerken. Er zijn al gemeenten die nauw samenwerken en op regionaal niveau hun ambities vaststellen. Dit zijn bijvoorbeeld Regio Holland Rijnland (600 kiloton CO2-reductie in 2030 en 14% duurzame energieopwekking in 2020) en Stadsregio Rotterdam (40% CO2-reductie in 2025 t.o.v. 1990).
Deel twee: klimaatprestaties
In het tweede deel van dit drieluik artikelen brengt auteur Vincent Nowee van Brink Groep onder andere de klimaatprestaties van gemeenten en provincies naar voren.