Weg met de norm, leve de standaard
We hebben een probleem met normen, zeker in de bouw- en vastgoed. Daarom moeten we ervan af. De bouw wordt er beter van als we leren te denken in ambities en kwaliteit. Daarbij hoort een standaard: een maatstaf van de best mogelijke combinatie van technieken en kwaliteiten die momenteel mogelijk is.
Het probleem met normen is geworteld in de betekenis van het woord norm. De term betekent in het dagelijks leven iets heel anders dan in het kader van de bouwregelgeving. Toch gebruiken we die betekenissen gedachteloos door elkaar heen en dat leidt tot onjuiste conclusies en naar mijn overtuiging tot een fundamentele denkfout in onze sector. Ik zal het uitleggen.
Vooropgesteld: ik ben niet tegen normen, of beter gezegd niet tegen ‘normbladen’. Integendeel. Zoals u wellicht weet ben ik intensief betrokken bij normalisatie in Nederland, met name op het gebied van bouwfysica en energieprestatie. Het is ontegenzeggelijk zinvol om vaste afspraken te maken over hoe je zaken uitrekent, welke aannames je daarbij doet en waarop claims gebaseerd zijn. Het normblad als bepalingsmethode is essentieel voor een soepele markt en normalisatie als proces is, met ‘all parties concerned’ als uitgangspunt, een belangrijke verworvenheid. De zo samengestelde normen kennen hun specifieke toepassingsgebied en geven richtlijnen, maar zijn nooit de werkelijkheid.
Waar zit het bezwaar dan?
Het bezwaar zit in de betekenis die er aan de term ‘norm’ wordt gegeven, in combinatie met het doel en de betekenis van eisen uit de bouwregelgeving. De eisen uit het Bouwbesluit vormen gezamenlijk een bodem in de kwaliteit van gebouwen. Minder mag niet. Maar door daaraan een groot aantal normen te koppelen, ontstaat het idee dat die eisen ‘de norm’ zijn, ofwel dat meer doen niet nodig is. En dat is pertinent onjuist. Dat denken belemmert groei en innovatie, het belemmert het leveren van echte kwaliteit voor de gebruikers van onze gebouwen en het belemmert een adequate bijdrage aan de verduurzaming van onze gebouwde omgeving.
Denk aan de huidige problemen met stikstof en PFAS. Het is frustrerend als noodzakelijke projecten (woningbouw, versterking afsluitdijk) belemmerd worden door schijnbaar futiele regels over stofjes waar we tot voor kort niets over hoorden, of beestjes die je toch nooit ziet. Het is zorgelijk dat bedrijven in zwaar weer komen, banen dreigen te verdwijnen en de woningmarkt onbereikbaar wordt. De roep om gewijzigde normen en andere beleidsregels is dan logisch, maar gaat voorbij aan de echte opgave waar we voor staan. Zoals we nu werken, wonen en recreëren klopt niet. Onze economie, onze welvaart is op deze manier niet houdbaar. Het is schade die ontstaat doordat de mammoettanker ‘economie’ botst met de kade die ‘aarde’ heet.
Een praktisch voorbeeld. De eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG) die medio volgend jaar van kracht worden. Op een zorgvuldige wijze is de hoogte van de grenswaarde bepaald, zodat deze ondergrens geen belemmering vormt voor gewenste gebouwen op lastige locaties en geen onoverkomelijke problemen oplevert in procesgang en kosten. Maar door dit karakter van die eisen, en door het te benoemen als ‘de nieuwe norm’ sluipt er een overtuiging mee, dat meer doen dus niet hoeft. En dat klopt niet.
Samen antwoorden vinden
Vanuit allerlei andere invalshoeken hebben we behoefte aan meer kwaliteit dan het wettelijke voorgeschreven en genormeerde minimum. Beter comfort, meer bruikbaarheid, hogere ambitie op het gebied van energiezuinigheid, zorgvuldiger materiaalkeuze, inventievere technische oplossingen, noem maar op. Dat alles in het perspectief dat bronnen niet oneindig zijn en we echt voldoende moeten hebben aan één aarde, in plaats van de 3 die we als Nederland nu jaarlijks nodig hebben. Waar te beginnen? Wie neemt het initiatief? Die antwoorden zullen we samen moeten vinden. Zonder heilige huisjes. Wat dat betreft heeft Remkes gelijk: ‘Niet alles kan’. Dat besef moet nog indalen. Er wordt ook richting gegeven aan oplossingen: “… modulair, energieneutraal, circulair en natuurinclusief bouwen en (door) beter gebruik van innovatieve technieken en materialen.” Dat klinkt als een droom voor bouwondernemers: oplossingen realiseren die meerwaarde toevoegen in plaats van alleen aan de regels voldoen.
Zo’n stapeling van gewenste kwaliteit vormt de standaard waarmee we de echte kwaliteit van een gebouw, gebied, of project kunnen aanduiden. De kwaliteit die we ervaren, de kwaliteit die we nodig hebben. De uitdaging is die kwaliteit als uitgangspunt te nemen voor je projecten. Nog een praktisch voorbeeld? NOM-keur. Dat gaat om meer dan een belofte (garantie!) voor een energierekening van nul binnen spelregels. Het houdt ook rekening met een praktisch en haalbaar niveau voor (zomer)comfort, binnenluchtkwaliteit, akoestische kwaliteit en bruikbaarheid. Daar heeft een consument wat aan. Zo’n maatstaf zou de standaard moeten zijn. Vanzelfsprekend is die dan niet altijd en overal haalbaar. Dat maakt niet uit, zolang je daar dan helder over communiceert. Ook deze standaard is nog niet volmaakt, bijvoorbeeld op het vlak van circulariteit, maar illustreert de wijze van denken: uitgaan van integrale kwaliteit.
Nieuwe normen en beleidsregels zijn een oplossing voor de korte termijn. Voor de iets langere termijn komen we er alleen met projecten die structurele verbeteringen opleveren. Niet de norm als maatstaf, maar de ambitie. Op weg naar een echte kwaliteitsstandaard.
Harm Valk, senior adviseur Nieman Raadgevende Ingenieurs
Een deel van deze tekst is eerder gebruikt als onderdeel van de column ‘Het klopt niet’ op de site van Cobouw.
Zoek verder binnen deze onderwerpen
Gerelateerde artikelen, events & downloads
Reacties
Dag Harm, sterk pleidooi. Helemaal eens dat 'we' de norm te veel als norm stellen. Tijd dat we waarde(n), kwaliteit en ambitie als uitgangspunt nemen. Het viel me gisteren bij presentaties van tweedejaars bouwkundestudenten van de TUDelft al op dat ze veelvuldig spraken over 'de norm', of 'de eis' en dat terwijl ze niet gehinderd werden door geld. Blijkbaar leren we ons dit 'opdenormdenken' al vroeg aan en ik verwacht dat dit contraproductieve denken zeker ook buiten de bouwwereld speelt. Een van mijn speerpunten is in ieder geval om de studenten die ik begeleid hun blik al verder te laten openen. Fijne groet, Marten Valk
Het duurde 27 jaar met 16 landen voordat men de EN 197 voor "cement" af had. Na 20 jaar gaf men het op om de EN 206 voor beton gehomogeniseerd te krijgen en nu doet elk land zijn eigen belangen sausje er over. "Stop er maar genoeg van mijn spullen in dan wordt jouw product wel goed". Dit is het bewijs dat het niet op technologie maar op economische interesse gebaseerd is en ze prescriptief zijn. Hoofd problemen; 1. in strijd met de Construction Product Regulations die PRESTATIE voorschrijft, 2. door de leverancier van de leverancier en niet door de eindgebruiker geschreven/zwaar beïnvloed, 3. te diep geworteld zodat verbeteringen en innovaties moeilijk geïmplementeerd kunnen worden. Ik ben niet tegen het normeren van TESTMETHODES zodat dezelfde taal gesproken wordt. Betr. snellere innovatie implementatie is er maar een goede oplossing; VERIFICATIE dus voor de koper geloofwaardigheid geven aan verklaringen van de leverancier door een onafhankelijk bureau wat zijn bestaansrecht heeft door objectiviteit. Innovaties gaan nu eenmaal sneller dan statische en consensus normen iets middelmatigs produceren. We kunnen zo beter "Best Practices" identificeren ipv lolly uitdelen door vazallen van dominante markt partijen waar je rotte kiezen van krijgt.
Beste Herm, ik ben blij dat jij als NORM Goeroe probeert duidelijk te maken dat deze een ondergrens aangeven, waarvoor hulde ! De vraag is of we dat bij onze ontwerpers en bouwers tussen de oren kunnen krijgen na decennia de kantjes er van af te hebben gelopen en ongezonde en milieu belastende gebouwen te hebben geproduceerd. De goede niet te na gesproken natuurlijk. Ecologie is economie, maar dat sappen nog maar weinig mensen, de politiek voorop, helaas. succes met je boodschap
Fantastisch dat 'we' nu wakker worden, wel jammer dat er het zo lang heeft moeten duren voordat de makers van regels zich realiseren dat ze niet het effect hebben wat ze beoogden, er wordt onder architecten al zeker meer dan twintig jaar (ik vermoed langer) gesproken over het probleem 'norm is ondergrens en bovengrens tegelijk'. Normen zijn een 'doekje voor het bloeden'. Het maken van regels zonder besef van de realiteit blijkt niet te werken. In een vrije markteconomie is het logisch dat ontwikkelaars/investeerders enkel bereid zijn om geld uit te geven aan kwaliteiten welke zich direct vertalen in winst (voor hen). De rekening voor niet behaalde doelen (kwaliteit van buurten, samenleving, gezondheid, slagkracht naar de toekomst, ecologische kosten, volhoudbaarheid etc..etc..) ligt dan in de toekomst en bij burgers. De manier om dit aan te pakken is mijn inziens niet een nieuwe norm in de vorm van 'ambitie' - die kennen we al in de vorm van monster-normen zoals BREAAM en andere '10 normen in-een' modellen waarbij het alsnog draait om 'selectief scoren' in plaats van de beoogde ambitie. De route naar een meer volhoudbare toekomst is niet een 'norm' maar het -werkelijk- belasten van onwenselijke uitkomst vanuit een sturende overheid. De score-cultuur vertalen naar een afreken-cultuur.. dan is een norm halen nog steeds de ondergrens maar wordt 'meer doen' daadwerkelijk beloond, in plaats van een 'onnodige investering'
Fantastisch dat 'we' nu wakker worden, wel jammer dat er het zo lang heeft moeten duren voordat de makers van regels zich realiseren dat ze niet het effect hebben wat ze beoogden, er wordt onder architecten al zeker meer dan twintig jaar (ik vermoed langer) gesproken over het probleem 'norm is ondergrens en bovengrens tegelijk'. Normen zijn een 'doekje voor het bloeden'. Het maken van regels zonder besef van de realiteit blijkt niet te werken. In een vrije markteconomie is het logisch dat ontwikkelaars/investeerders enkel bereid zijn om geld uit te geven aan kwaliteiten welke zich direct vertalen in winst (voor hen). De rekening voor niet behaalde doelen (kwaliteit van buurten, samenleving, gezondheid, slagkracht naar de toekomst, ecologische kosten, volhoudbaarheid etc..etc..) ligt dan in de toekomst en bij burgers. De manier om dit aan te pakken is mijn inziens niet een nieuwe norm in de vorm van 'ambitie' - die kennen we al in de vorm van monster-normen zoals BREAAM en andere '10 normen in-een' modellen waarbij het alsnog draait om 'selectief scoren' in plaats van de beoogde ambitie. De route naar een meer volhoudbare toekomst is niet een 'norm' maar het -werkelijk- belasten van onwenselijke uitkomst vanuit een sturende overheid. De score-cultuur vertalen naar een afreken-cultuur.. dan is een norm halen nog steeds de ondergrens maar wordt 'meer doen' daadwerkelijk beloond, in plaats van een 'onnodige investering'
Dank voor bovenstaande aanvullingen. Ook op sociale media is bovenstaand artikel al diverse malen gedeeld en voorzien van (in mijn ogen) relevante opmerkingen, die ik daarom graag met u deel. Naast veel instemming (dank!) ook vragen naar oplossingen. Cees Stam vatte het kernachtig samen ‘hoe komen we hieruit?’ ‘De energietransitie gaat over nieuwe taal voor integrale problemen’ merkte Lars Boelen op. Dennis van Leeuwen stelde voor altijd te benoemen als het om het ‘wettelijk minimum’ gaat, in plaats van dat aan te duiden als ’eis’. Zo wezen meer mensen op het belang van hoe je zaken benoemt. Lars spreekt voortaan over ‘comfortventilatie’ als hij wtw bedoelt; Dennis over de ‘bepalingsmethode’ in plaats van over de norm. Anton Coops gaf nog wat wetenschappelijke onderbouwing uit de neurolinguïstiek en concludeerde dat correct gebruik van passende metaforen het begin is van inzicht en begrip. ‘Slordig gebruik van suggestieve, onjuiste en/of versleten metaforen leidt steevast tot ellende.’ iets waar we allemaal eenvoudig rekening mee kunnen houden; het vraagt alleen wat aandacht en bewustzijn. Folkert Linnemans wees erop dat de sector te theoretisch is geworden: ‘De bewoner centraal en een gewoon goed gebouw.’ Daarbij wees hij op het kopen van een auto, wat ook zonder al te veel paperassen en zonder berekeningen verloopt. Die vergelijking lijkt mij mank te gaan. Wellicht komt dat doordat we, anders dan bij auto’s, in de bouw niet kunnen bogen op ‘merkvertrouwen’ en ook van een vrije markt voor de consumenten onvoldoende sprake is. Hoewel Folkert en zijn collega’s bij DD er hard mee bezig zijn dat te veranderen, zoals ook andere innovators doen. Rob Leegwater pleitte voor monitoring om inzicht te geven in de werkelijke prestatie aan de consument. Ook Edwin van Kessel vraagt om veel meer aandacht voor de eindgebruiker en wijst op de diversiteit in comfortbeleving tussen individuen. Wietse de Vries pleit voor het verhogen van de minimumeisen tot op een echt kwaliteitsniveau. Dank voor alle reacties en laten we samen blijven werken aan comfortabele, gezonde, veilige en vanzelfsprekend integraal duurzame gebouwen. Niet langs de norm, maar langs een echte kwaliteitsstandaard.
Dag Harm, Goed om dit principe groot uit te lichten, het is eigenlijk geen nieuws, maar al jaren een sluimerend probleem. Bijzonder is ook dat in de bouwkolom er grote verschillen zijn in interpretatie van 'normen'. Waar de constructeur veiligheidsfactoren toepast op het ontwerp, rekent de installatieadviseur met krappe marges en de installateur op of liever nog net onder de grens van de norm. Bij een Design & Build contract kan je dus met dezelfde eisen een ander gebouw krijgen. Waarbij traditioneel contracteren ook geen garantie op een goed ontwerp is. Zo ontdekte ik recent een in 2008 nieuw gebouwd zorggebouw met ingestorte kanalen zonder koeling, ontworpen door een bekende architect en een bekende adviseur. Ongetwijfeld heeft iemand uitgerekend dat dit gebouw met zonwering voldoet aan de woningbouwnorm. Aan mij de eer iets aan de warmteklachten te doen zonder echt kosten te maken. Geen opdrachtgever kiest bewust voor een gebouw met in het casco vastgelegde klimaatklachten. Besef dat uithuizen van patiënten nu vele malen duurder is dan € 20 tot €50 per m2 investeringskosten tijdens het project, dus het blijft behelpen. Kortom: de communicatie over (integrale) kwaliteit en wat het echt betekent is vaak ver onder maat en installatie adviseurs en installateurs zullen meer ruimte (fysiek in het gebouw, financieel en in het projectmanagement) moeten nemen om dit soort uitwassen te voorkomen. En dat begint bij een helder Programma Van Eisen en Wensen waarin (voor de komende decennia beschouwd) gebruik, licht, lucht, geluid en temperatuur worden vastgelegd als basis voor ontwerp en uitvoering.