Adaptatie aan klimaatverandering: een ruimtelijke uitdaging! Deel 1
Er is volop aandacht voor klimaatveranderingen, maar vooralsnog is een begrip als klimaatadaptatie relatief onbekend. In dit artikel gaat Rob Roggema in op de wijze waarop we ons kunnen aanpassen aan de klimaatverandering en laat klimaatbestendige ingrepen zien.
Dat er veranderingen in het klimaat plaatsvinden is, gelet op de aandacht in de media en in politieke kringen, ogenschijnlijk evident. De primaire focus in vele publicaties en beleid is van een verdedigende aard: de klimaatverandering moet tegenhouden of zelfs teruggedrongen worden.
En dus worden er energiebesparingprogramma’s opgesteld, die ons allen aan de spaarlamp dwingen; iets waar heel China inmiddels mee volhangt. Daarnaast worden (te) kleine stapjes gezet op weg naar een rigoureuze omwenteling naar het gebruik van hernieuwbare bronnen. Dit lijkt een moeizame en lange weg te zijn.
Veel minder aandacht is er voor de gevolgen die klimaatverandering heeft en de wijze waarop we ons daaraan kunnen aanpassen. Terwijl daar nu juist de meest eenvoudige veranderingen kunnen doorgevoerd, die bovendien de creativiteit en innovatie kan stimuleren door in de ruimtelijke plannen klimaatbestendige ingrepen de ontwikkelingen te laten sturen.
Afwachtende houding
Het lijkt er op dat de praktijk van de ruimtelijke ordening weer eens te kampen heeft met de wet van de versnellende achterstand. Er moest immers ook heel wat water door de wijken vloeien voor de stedenbouw water in de wijk en wonen aan het water ontdekte. Nu is het uit geen enkel ruimtelijk ontwikkelingsplan meer weg te denken.
Iets dergelijks lijkt er nu met klimaatverandering aan de hand. Men heeft het er wel over, maar de klimaatbestendige principes zijn en worden nog slechts mondjesmaat in ruimtelijke ontwikkelingen toegepast. Het wachten is op de volgende ‘ontdekking’: dat adaptatie aan klimaatverandering inspirerende plannen oplevert, antwoord geeft op een maatschappelijke behoefte en de ruimtelijke kwaliteit kan verrijken.
Klimaat verandert langzaam
Een omschakeling naar klimaatbestendige plannen is overigens iets totaal anders dan het invoegen van een nieuw ‘actueel’ thema, zoals water dat eens was. Het klimaat verandert niet morgen, maar dat gebeurt langzaam en over een langere termijn. Maar de veranderingen zijn ook minder makkelijk ombuigbaar.
Dat betekent dat het anticiperen op veranderingen die pas op termijn spelen ook nu al moet beginnen. De slow start, die de RO-praktijk eigen is, is daarbij een vervelende extra hobbel. Omdat de veranderingen van 2050 nu reeds zijn begonnen en we die van 2100 nu entameren, is wachten tot de veranderingen zichtbaar worden verloren tijd en nodeloos kostenverhogend.
Aanpassingen nu zijn relatief eenvoudig en tegen geringe kosten in de ruimtelijke planning te implementeren, terwijl aanpassingen als de ramp daar is kostbaarder zijn. Bovendien is het dan te laat om ze nog in een ruimtelijk plan in te passen.
Van hype naar hype
We leven in een tijd dat de ene hype de andere opvolgt, dat beslissingen op korte termijn worden genomen en dat de media en de actualiteit de keuzes sterk beïnvloed. Het volgende probleem ontstaat zo: de lange termijn problemen en ontwikkelingen, zoals klimaatverandering, maar ook de energievoorziening, vinden plaats op termijnen van 50-100 jaar. In de bestaande ruimtelijke planning wordt de horizon gelegd op 10 jaar, terwijl de politieke agenda’s denken in perioden van vier jaar en soms zelfs korter (figuur 1).
De ruimtelijke planning en de politiek is daarmee zelfs al aan het afdrijven van de ad hoc werkelijkheid van onze tijd. Wordt er aan de ene kant getrokken aan de besluitvorming door de aandachtvragende problemen van morgen, aan de andere kant schreeuwt de lange termijn om wellicht noodzakelijker aandacht. De wijzer slaat vaak echter door naar de dag van morgen en het onderbuikgevoel van het electoraat.
Beperkte rol in ruimtelijke planning
In de praktijk van plannen maken uit zich dat vaak in het opstellen van een plan, dat in feite de wereld van gisteren beschrijft, vastlegt of achteraf mogelijk maakt. Vaak is de programmatische kant van het ruimtelijk proces dominant en dat uit zich in aantallen: huizen en hectares. De functies die meetbaar zijn, woningen, bedrijventerreinen, verkeer en natuur en water in mindere mate, vormen de basis van het, meetbare, plan (figuur 2). Dit is een zeer slanke versie van ruimtelijke planning.
Omdat de noodzakelijke aanpassingen aan klimaatverandering pas exact te bepalen zijn als de verandering daar is – iets wat trouwens ook geldt voor een duurzame energievoorziening, is het lastig om deze aanpassingen nu te kwantificeren en dat maakt het lastig om een positie te verwerven in het planproces: of het is nog niet duidelijk of het is te laat duidelijk voor ruimtelijk planners om deze items sturend te laten zijn in het plan.
De eerste innovatie in het planproces zou dus moeten liggen in het omgaan met een onzekere globale en lastig exact te bepalen ruimteclaim en deze ‘vage’ claims een gelijkwaardige positie innemen in het planproces (figuur 3).
Om te beginnen
Om te kunnen bepalen welke globale en indicatieve ruimtelijke input klimaatverandering en een duurzame energievoorziening in het planproces opleveren, moet het regionaal ruimtelijk systeem ontleed en begrepen worden. In de provincie Groningen is dat, in het kader van het opstellen van het derde Omgevingsplan, gedaan door zowel de energiepotenties (figuur 4) als de klimaatvariabelen zoals neerslag en overstroming op kaart te zetten.
De energiepotenties zijn voor de provincie Groningen vervolgens gemengd tot de meest optimale mix (figuur 5) per specifiek gebied. Vervolgens zijn deze potentiekaarten, die aangeven wat de lokale en regionale mogelijkheden zijn, vertaald in ingrepen en ideeënkaarten (figuur 6).
Deze kaarten geven op globale wijze de ruimtelijke gevolgen weer van een veranderende energievoorziening, die veel meer is gericht op lokale productie, en de aanpassingen aan toekomstige klimaatverandering. Op de kaarten staan zoekrichtingen, mogelijke maatregelen en geven een indicatie van benodigd oppervlak.
Ze zijn opgesteld door het regionale systeem te analyseren op mogelijkheden en ontwikkelingskansen. De natuurlijke processen spelen daarin een sturende rol. Landschapsecologie, het watersysteem, bodem en hoogteligging zijn de belangrijke variabelen.
Figuren
Fig 1 lange termijn- korte termijn
Fig 2 regulier planproces
Fig 3 toevoeging ruimtelijke klimaat (en energie) claims in het planproces
Fig 4 energiepotenties voor zon, wind, water, geothermie en biomassa en de energiemix voor Noord Nederland
Fig 5 Energiepotentiemix Groningen
Fig 6 Ideeënkaarten voor energie en klimaatadaptatie
Ir. Rob Roggema
Manager strategie en omgevingsbeleid, Provincie Groningen
Onderzoeker TU Delft, Faculteit Bouwkunde en Wageningen Universiteit en Research centrum, Earth System Sciences