30
In de numerologie staat het getal 30 symbool voor creativiteit en optimisme. Wellicht niet geheel toevallig dat demissionair minister De Jonge de ambitie uitte om in 2030 30% van de opgeleverde woningen te laten bestaan uit 30% biobased bouwmaterialen. Én hij wil dit als normering toevoegen aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Een mooie aanleiding om deze benadering onder de loep te nemen en te onderzoeken wat dit betekent voor een recent ORGA-project.
De Jonge gaf aan de normering toe te voegen aan het Bbl in een podcast van VORM. Die 30% biobased bouwmaterialen is overigens uitgedrukt in kilogrammen. We zijn met ORGA Research al een tijdje bezig met het duiden van het aandeel biobased materialen in woningen. Dat geeft ons een mooie aanleiding om kansen en uitdagingen te ontdekken.
Ingrediënten
Eerst maar eens ons referentiekader stellen. We hebben een woningbouwproject bekeken, categorie rijtjeswoning in de huursector en er de tussenwoning uitgelicht. De woning is als volgt opgebouwd:
- Betonnen palen fundering
- Begane grond vloer > geïsoleerde betonnen ribcassette vloer
- Verdiepingsvloeren > balkenlaag deels geïsoleerd met houtvezel-isolatie
- Gevels > HSB gevuld met houtvezel isolatie en houten geveldelen
- HR++ glas
- Binnenwanden > HSB gevuld met houtvezelisolatie en dubbelzijdig gipsvezel
- Houten deuren en kozijnen
Kortom: een woning met een fundering en begane grond vloer in traditionele materialen en alles daarboven geheel biobased. De installaties zijn verder in dit vergelijk (en verderop) niet meegenomen.
Koppelen we met de ORGA-impacttool het BIM-model aan onze EPD-database en kijken we naar de verdeling van gewichtsaandeel dan komt dit op de volgende verdeling neer:
Aandeel biobased materialen in kg’s voor een woning van 104 m2 BVO
Kijk je alleen naar gewicht, dan zie je een ‘schamele’ 24% aandeel biobased en bij lange na niet de beoogde 30% die minister De Jonge voor ogen heeft. Het is goed om te beseffen dat een woning met een dergelijke opbouw momenteel voet aan de grond krijgt bij menig ontwikkelaar. Want: geen risico’s in de fundering en begane grond en boven maaiveld maximaal biobased met gegarandeerde prestaties en bekende en te ondervangen risicovelden, met name brandveiligheid en geluid.
30% halen met hybride bouwsysteem
Een mogelijkheid om meer kilogrammen toe te voegen om toch aan de 30% van minister De Jonge te komen is om er een hybride bouwsysteem van te maken. In het geval van de bovenstaande referentie tussenwoning vervingen we de geïsoleerde HSB-woning scheidende wanden door 120 mm CLT met houtvezel geluidsisolatie. Ook vervingen we de wanden bij de trap voor een CLT-wand. Dit levert het volgende op:
Aandeel biobased materialen in kg’s voor een hybride HSB, CLT-woning van 104 m2 BVO
Deze hybride opbouw voldoet aan de nieuwe norm die minister De Jonge wil verankeren in het Bbl. In de referentiewoning konden we het aandeel ‘onnodige’ CLT terugschroeven naar 10 m3 om nog aan 30% gewichtsaandeel biobased te voldoen. Voor het functioneren van de woning was het niet noodzakelijk CLT toe te voegen. Maar een ‘gewichtig’ aandeel blijkt nodig om een HSB-bouwconcept hier te laten voldoen.
Een alternatief is om de begane grond uit te voeren in HSB, gevuld met biobased isolatie. Dat geeft het volgende beeld.
Aandeel biobased materialen in kg’s voor een woning van 104 m2 BVO met een biobased begane grond vloer
Dat zet meteen flinke zoden aan de dijk en ondervangt meteen ook mogelijke toekomstige aanscherpingen van zo’n gewichtsnormering biobased materialen. Het is echter de vraag in hoeverre een biobased begane grond breed omarmd wordt. Ook vanuit het oogpunt van kwaliteitsborging en dragen van verantwoordelijkheden over de langjarige kwaliteit en prestatie van de begane grond vloer. Op dit moment ervaren wij onder onze professionele partners geen onverdeeld enthousiasme voor die te bewandelende weg. Het zoeken naar een oplossing begint te wringen. Of we voegen onnodige massa toe of we accepteren een groter ‘risico’ om aan de 30% te gaan voldoen. Dit terwijl de referentiewoning al verregaand biobased is.
Bakstenen en Veren
Een raadseltje: wat weegt zwaarder? Een kilo veren of een kilo bakstenen. “Bakstenen!” hoor je dan vaak enthousiast. Het grapje is natuurlijk dat je door de associatie van: veren zijn licht en bakstenen zijn zwaar voorbijgaat aan de gelijkwaardige hoeveelheid kilo’s die in het raadsel staan. Maar stel de vraag eens anders: wat neemt meer ruimte in, 1 kilo veren of 1 kilo bakstenen? Iets soortgelijks kun je projecteren op biobased materialen.
Kijken we alleen al visueel naar de referentiewoning als een ruimtelijk object, dan is vrij lastig vol te houden dat het aandeel biobased minder is dan het aandeel traditionele materialen.
Links in geel de traditionele fundering begane grondvloer. Rechts in groen het bovengrondse biobased HSB-bouwsysteem
Voor architecten is het vanzelfsprekend dat ruimte, oppervlaktes, lijnen of anders gezegd alles dat raakt aan dimensies, van belang zijn. Niet alleen om mee te ontwerpen, maar vooral ook omdat veel regels er mee samenhangen, hoeveel een gebouw aan ruimte inneemt: gebruiksoppervlakte, verblijfsruimte, bruto inhoud, bebouwd oppervlak, etc. Zowel in omgevingsplannen als het Bbl wemelt het van eisen aan dimensies.
Het is daarmee niet een geheel vreemde gedachte om het aandeel biobased uit te drukken in volume aandeel. Laten we dat eens opmaken voor onze oorspronkelijke referentiewoning met betonfundering en HSB biobased opbouw.
Aandeel biobased materialen in m3 voor basis referentiewoning van 104 m2 BVO
Zonder wijzigingen aan de aanvangssituatie, zoals hier in het begin omschreven zit je al meteen op 61% biobased aandeel.
Medaille
Maar wat is nu ‘beter’? Een normering in kilogrammen of in kuubs? Laat ik vooropstellen dat een aanvliegroute vanuit gewicht zeker waardevol is. In de discussie rondom stikstof en de mogelijkheid tot elektrificatie van transport en bouwbewegingen zijn lichtere bouwelementen in het voordeel.
Gewicht van 1 m2 gevel met gelijke isolatie prestatie
De andere kant van de medaille is dat een normering naar volume aandeel net zo logisch kan zijn en in veel situaties zelfs een logischere keuze is. Kijken we naar de materiaaleigenschap dichtheid in kg/m3 dan kun je zelfs met enige fantasie stellen dat er geen andere zijde van de medaille is. Dan zijn beide grootheden even waardevol in de analyse aandeel biobased materialen in gebouwen.
Het feit dat we een minister hebben die zich zo enthousiast inzet voor biobased bouwen en dit wettelijk wil borgen verdient alle lof. Dat wil ik vooropstellen. Laten we vooral ook niet vergeten dat onder die norm van 30% een doel schuilgaat: vermindering van CO2 uitstoot teneinde klimaatverandering tegen te gaan.
Tegelijkertijd spelen ook zaken als transitie (aantrekkelijk maken voor ontwikkelaars, bouwers e.d.), bouwkosten, tegengaan van verspilling van grondstoffen (onnodig materiaal toevoegen) en meer mee in de discussie.
Benadering: kilogram en volume
De invoer van een woning in de ORGA-impact tool laat helder zien dat hetzelfde gebouw twee verschillende percentages biobased aandeel geeft: 24 % in kilogram benadering en 61% in volume benadering. Welke is het beste of meest logische? Het is maar net welk onderwerp je analyseert. En eerlijk gezegd misschien doet het er ook wel niet toe. Beide zijn immer waardevolle perspectieven.
Echter: hoe wenselijk is het voorland van een norm die maar 1 benadering toestaat? Werpt zo’n eenzijdige norm daarmee onbedoeld barrières op? Sluit die 30% norm straks biobased bouwmethodieken uit, die weldegelijk volledig biobased zijn maar letterlijk te licht worden bevonden? Of introduceren we prikkels in de sector om meer zware biobased massa toe te voegen dan strikt noodzakelijk of wenselijk?
Een elegante variant op de norm van 30% is om deze op zijn minst de gelijkwaardige volume aandeel verklaring mee te geven. Biobased aandeel tenminste 30% massa of 70% volume of iets van die strekking. We geven het in ieder geval graag ter overweging mee aan demissionair minister De Jonge en zijn toekomstige opvolger.
Tekst: Ralf van Tongeren, architect bij ORGA architect