Niet alleen technologische innovaties voor de energietransitie
Omdat de energietransitie uit zichzelf te langzaam van de grond komt stimuleert de overheid dit met regelgeving en financiële stimulansen. Een belangrijke component hierin zijn subsidies. Deze subsidies richten zich echter vrijwel uitsluitend op de technologische kant van de transitie, terwijl meer en meer duidelijk wordt dat de grote uitdaging ligt in niet-technologische innovatie en/of sociale innovatie, zoals het hanteren van innovatieve organisatie- en financieringsvormen.
In een reeks blogs geven Duurzaam Gebouwd-experts hun visie op het thema Duurzame Energie, om dit onder de aandacht te brengen bij de aanstaande kabinetsformatie. Tot 15 maart gaan de experts in op de status quo rondom dit onderwerp en geven ze advies aan de nieuwe kabinetsleden.
Op nationaal niveau zijn er bekende subsidies beschikbaar voor de exploitatie van duurzame energie technieken. Denk hierbij aan bekende instrumenten zoals de Energie Investeringsaftrek (EIA) voor energiebesparende investeringen en de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) waarmee de productie van bijvoorbeeld zon- en windenergie met een recordbedrag van 12 miljard euro gesubsidieerd wordt. Ook op het gebied van innovatiesubsidies zijn er diverse mogelijkheden. Zo zijn er generieke instrumenten zoals de WBSO, welke loonkosten subsidieert m.b.t. onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten maar ook instrumenten die specifiek op energie innovatie zijn gericht, zoals de regeling TKI Urban Energy, Demonstratie Energie Innovaties (DEI) of Hernieuwbare Energie (HER), allen regelingen van de Topsector Energie. Deze innovatiesubsidies hebben echter één ding gemeen: ze zijn bijna uitsluitend gericht op technische innovatie. Willen we met elkaar de energietransitie tot een succes maken dan is er meer nodig dan alleen een focus op technische innovatie.
Barrières doorbreken
Immers er zijn tal van niet-technologische barrières (proces, ketensamenwerking, wetgeving, te beperkte schaalgrootte, etc.) waardoor de businesscase niet rond gemaakt kan worden en veel initiatieven niet of te langzaam van de grond komen. Denk hierbij aan projecten van energiecoöperaties of projecten gericht op het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. In een gesprek met MVO Nederland noemt Henk Volberda, hoogleraar Strategisch Management en Ondernemingsbeleid aan de Erasmus Universiteit, de aandacht voor de technische kant van de Nederlandse topsectoren dan ook ‘overfocus’. De benodigde technologie voor de energietransitie is volgens hem goeddeels voorhanden. De uitdaging zit hem in het slim inzetten van deze technologie en het integreren ervan in de dagelijkse bedrijfsvoering. Zakelijke dienstverleners doen dit al jaren goed terwijl de bouwsector duidelijk in de achterhoede zit.
In Nederland zijn er nauwelijks subsidiemogelijkheden voor niet-technologische innovatie. Enige uitzondering op nationaal niveau is het instrument Maatschappelijk Verantwoord Innoveren (MVI) maar dit is gezien het beperkte budget feitelijk een druppel op een gloeiende plaat. Op Europees niveau is er meer aandacht voor dit soort innovatie. Zo zijn er Europese subsidies beschikbaar die de projectvoorbereidingskosten van grote energiebesparende projecten subsidiëren (bijvoorbeeld het ELENA of het Horizon EE-22 ‘Project Development Assistance’ instrument). Denk hierbij aan innovatieve organisatie- en financieringsvormen zoals ESCo´s. Ook in het grote EU subsidieprogramma Horizon 2020 is aandacht voor deze meer ‘zachtere’ kant van de energietransitie. PNO voert, in samenwerking met onder meer Duurzaam Gebouwd, bijvoorbeeld met Europese Horizon 2020 subsidie een project uit waarin de bouw- en financiële wereld bij elkaar worden gebracht om de cultuurverschillen te overbruggen en samen tot werkbare oplossingen te komen voor de energietransitie in de bouw.
Verdeel de aandacht
Ook in de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen gaat vrijwel alle aandacht naar technologische innovatie. Slechts een partij geeft in het verkiezingsprogramma aan dat technologische vernieuwingen in goede banen moeten worden geleid door het combineren van technologische innovatie met niet - technologische innovatie en het subsidiëren van dergelijke innovatietrajecten.
Samengevat is het zo dat er binnen Nederland relatief gezien goede stimuleringsinstrumenten bestaan voor het thema energiebesparing en verduurzaming. De overheid zet hierbij in op zowel exploitatiesubsidies als subsidies voor technologische innovatie. Deze subsidies zijn noodzakelijk om de beoogde energie- en duurzaamheidsdoelstellingen voor Nederland te behalen. Echter, een additionele voorwaarde voor het slagen van (grootschalige) energie- en duurzaamheidsprojecten is dat technologische innovatie hand in hand gaat met niet-technologische innovatie. Deze kant van het spectrum is in het Nederlandse subsidie- en financieringsinstrumentarium op dit moment nog structureel onderbelicht.