Robert Koolen
Directeur Strategie & Beleid, Heijmans
Auteur: Robert Koolen
De circulaire economie wordt pas gestimuleerd als opdrachtgevers hun uitvraag circulair insteken. Dat betekent dat sloop een onlosmakelijk onderdeel moet worden van de ontwerpopgave. De sloopoptie als verhandelbare en in de toekomst in waarde variërende verplichting kan hierbij een cruciale rol spelen.
In de afgelopen jaren heeft duurzaamheid in de gebouwde omgeving een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Er is veel aandacht geweest voor energiebesparing en opwekking van duurzame energie. Het vraagstuk van schaarste van grondstoffen en materiaalgebruik is in deze discussie tot nu toe enigszins onderbelicht gebleven.
Met het gebruik van de Nationale Milieudatabase en de eerste maatregelen op het vlak van normering zijn goede stappen gezet, maar dit heeft nog niet tot een fundamentele structuurverandering geleid. Er is meer nodig om invulling te geven aan het materialenvraagstuk in de bouwketen. Een van de belangrijkste ontwikkelingen is dat opdrachtgevers er steeds vaker voor kiezen om niet alleen de bouw, maar ook het ontwerp, het beheer en het onderhoud als één opdracht in de markt te zetten, gebaseerd op Total Cost of Ownerschip. Op die manier ontstaat er ruimte voor innovatie en duurzaamheid, omdat eventuele duurdere ontwerpkeuzes gecompenseerd kunnen worden in de beheer- en onderhoudsfase.
In dit kader wordt gesproken van ontwerpen en bouwen, dat in steeds meer projecten wordt uitgebreid met onderhoud en zelfs financiering en operationeel beheer in één opdracht (DBFMO). Dergelijke gebouwen of objecten zien er qua ontwerp en materialisatie ook daadwerkelijk anders uit met andere concepten voor installaties en onderhoud.
Integreer aspect slopen
Hoewel dit een grote stap vooruit is in de aanpak om de circulaire economie in de bouw een plaats te geven, ontbreekt in deze aanpak nog het sluitstuk: het integreren van het aspect slopen. Het slopen van een gebouw aan het einde van de levensduur maakt nu vrijwel nooit onderdeel uit van de integrale ontwerpopgave. Er wordt ruwweg vanuit gegaan dat de sloopkosten en sloopopbrengsten, ergens in de toekomst, wel ongeveer gelijk zullen zijn.
De crux van mijn idee is om sloop onderdeel uit te laten maken van het ontwerpproces en de verantwoordelijkheid te laten zijn van de opdrachtnemer (toevoeging van de D van Demolition aan DBFMO). Interessant is dat dan ook de discussie over de beoogde levensduur van een gebouw vroegtijdig op gang wordt gebracht. Is dat 20 jaar of moet het er voor de eeuwigheid komen te staan? Dat maakt nogal uit in de keuzes voor de gebouwsamenstelling.
DBFMOD in de praktijk
Hoe pakt een dergelijke verplichting uit in de praktijk? In eerste instantie lijkt het op een sloopplicht: het gebouw moet na einde levensduur verplicht worden gesloopt. Over het algemeen zijn de kosten van sloop even groot als de sloopopbrengsten, door materialenopbrengst. Wanneer je ontwerpt met noodzakelijke sloop in gedachten, worden in het proces andere keuzes gemaakt. Denk aan eenvoudig te demonteren gebouwonderdelen, toepassing van duurzamere materialen of het toepassen van herbruikbare materialen. Sloopplicht zal in veel gevallen dan ook veranderen in een slooprecht. Je mag het gebouw slopen en daarmee kun je beschikken over de materialen die op dat moment vrijkomen.
Een interessante vervolgstap is dan om dit slooprecht als verhandelbare optie beschikbaar te maken voor de markt, alsof het een financiële optie is. Afhankelijk van de manier waarop afvalverwerkingstechnieken en grondstoffen schaarste zich in de toekomst ontwikkelen zal de sloopoptie dan in waarde dalen of stijgen.
Slooprecht is uitdaging voor juristen
Het grote voordeel van een dergelijke methodiek is drieledig: de realisatie van een gebouw inclusief de sloop worden gegarandeerd. Daarnaast worden duurzamere materiaalkeuzes gemaakt als sloop onderdeel wordt van het ontwerpproces. Tot slot wordt de sloopoptie een flexibele oplossing voor de lange termijn. Immers, de ontwikkelingen ten aanzien van afvalverwerkingstechnieken en grondstoffen schaarste zijn lastig te overzien en kunnen in de loop van de tijd nog nieuwe kansen bieden.
Om dit systeem in de markt te zetten is het wenselijk dat een opdrachtgever gaat experimenteren met het daadwerkelijk betrekken van de sloopfase van een gebouw in de uitvraag. Een samenwerking tussen financier, opdrachtgever, ontwerper, afvalverwerker en andere ketenpartners is dan noodzakelijk. Het zal een uitdaging zijn voor juristen om de sloopplicht ofwel slooprecht in contracten te verankeren en voor financiële marktpartijen om dergelijke sloopopties verhandelbaar te maken.
Tijd voor experimenten
Een kleinschalig experiment zou waardevol zijn om dit principe verder uit te werken. Zet een fictieve aanbesteding in de markt op basis van een experimentele DBFMOD in de vorm van een klein (overheids)gebouw voor eigen gebruik met een overzichtelijke levensduur. Doe ervaring op met een breed aantal partijen en evalueer. Ik ben ervan overtuigd dat de sloopplicht en het slooprecht in de toekomst een cruciale rol spelen bij de verdere uitwerking en omarming van de circulaire economie in de gebouwde omgeving.
Directeur Strategie & Beleid, Heijmans