Meer prefabwoningen in 2030 alleen haalbaar met harde afspraken
Minister Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening stelt dat in 2030 50 procent van de geleverde woningen uit de fabriek komt. Momenteel ligt dit aantal op bijna 20 procent. “Om meer woningen in de komende vijf jaar te realiseren moeten eerst de grootste belemmeringen voor ondernemers en investeerders worden weggenomen”, zegt Jan van der Doelen van ING.
De verwachting is dat ondernemers en investeerders best bereid zijn meer te investeren. Maar wel op voorwaarde dat de grootste belemmeringen wegvallen, zoals bezwaarprocedures en de ‘tweederde betaalbaarheidseis’ bij nieuwe projecten. Door de belemmeringen weg te nemen verbetert de voorspelbaarheid van de afzet. Gebeurt dat niet, dan wordt investeren lastig en gaat de opschaling van fabrieksmatige bouw niet lukken.
Fabrieksmatig bouwen heeft de toekomst
In de afgelopen jaren is het aandeel fabriekswoningen in het totaal aantal nieuwe woningen gestegen tot bijna 20 procent. Die groei stokt nu enigszins. Bij fabrieksmatig bouwen kunnen machines, robots en digitalisering het personeelstekort opvangen. Daarnaast kan fabrieksmatig bouwen de druk op de toenemende bouwkosten verlagen.
Opschaling ingewikkeld voor bouwbedrijven
In een voorspelbare wereld werkt opschalen prima. Maar in de bouwwereld is dat een stuk ingewikkelder. De afhankelijkheid en onzekerheid van externe factoren zoals rente, wet- en regelgeving en beschikbare locaties is groot in de bouwsector. Ook is produceren op voorraad veel te kostbaar. De marges in de bouw zijn hiervoor te dun.
Hoogste tijd voor samenwerking
Inmiddels zijn er meerdere initiatieven in fabrieksmatige bouw in Nederland met een grote variatie in aanpak en allemaal relatief kleinschalig. Want investeren in fabrieksmatige bouw is kostbaar en tijdrovend. De noodzakelijke opschaling bereiken we alleen met intensievere en grootschalige samenwerking tussen bouwers, investeerders en andere belanghebbenden.
Lees op deze pagina meer.