In samenwerking met Hogeschool Windesheim, Technische Unie en W/E Adviseurs organiseerde SPIE Nederland een event. De deelnemers kregen een uitdaging mee: denk na over de praktische invulling en mogelijkheden van het circulair uitvoeren van twee fictieve projecten. In dit artikel vatten we de uitkomsten van de sessie samen.
Doel van de bijeenkomst was om te onderzoeken waar je in de praktijk tegenaan loopt bij het circulair uitvoeren van deelprojecten. Vanuit diverse oogpunten, zoals de adviseur, groothandelaar en technisch dienstverlener. En: de opdrachtgever. Een belangrijke partij om aan tafel te hebben en mee te denken over integrale circulaire oplossingen.
Deelnemers spraken over twee fictieve casussen. Fictief, maar wel met de nadruk op inzichten en lessen die toepasbaar zijn in de praktijk. Met een blik op bestaande gebouwen, renovatie en de mogelijkheden om te verduurzamen en te sturen op de circulaire economie. Tot de besproken ideeën behoorden bouwkundige, werktuigbouwkundige en elektrotechnische circulaire ideeën. Een integrale benadering dus.
Circulair denken en doen
Eerst het landschap schetsen. Dat deed Gerben Schuurman van W/E Adviseurs. Hij liet mogelijkheden zien van circulair bouwen en belichtte hoe je van lineair naar circulair denken en doen gaat. Er zijn kansen voor een refurbish-economie: je knapt en lapt gebruikte materialen op en verlengt de levensduur. Dit is onder andere interessant bij het streven naar een circulaire inrichting met meubilair en sfeerverlichting dat een tweede leven krijgt. Denk ook aan refurbished afbouwproducten, zoals plafondplaten of gereviseerde automatische deurdrangers.
Uit zijn verhaal bleek ook dat een circulair gebouw op lange termijn tot meer waarde leidt. Denk bijvoorbeeld aan de flexibiliteit van een gebouw om andere functies aan te nemen en het efficiënter inzetten van vervangingsmaatregelen. En herbruikbare materialen behouden hun waarde, mits ze niet-toxisch en toekomstbestendig zijn. Die winst wil je meten en daar zijn verschillende methodieken voor. Zo is er Het Nieuwe Normaal, een uniforme taal om circulair bouwen te meten voor verschillende disciplines. En GPR Materiaal, een tool om materiaalkeuzes te onderbouwen, met inzicht in milieubelasting door materialen.
Losmaakbare gebouwen
Ook losmaakbaarheid is een belangrijk onderdeel van circulair bouwen. Als het nodig is wil je gebouwdelen uit elkaar kunnen halen en de verschillende onderdelen eenvoudig vervangen of op een andere locatie inzetten. Er zijn verschillende manieren om losmaakbaarheid meetbaar te maken. Denk aan de Losmaakbaarheidsindex in BCI Gebouw.
Daarnaast is het van belang om aandacht te besteden aan de samenstelling van de materialen die je gebruikt: vanuit onder andere Het Nieuwe Normaal is de toxiciteit een van de factoren om rekening mee te houden. Zodat je bij demontage niet te maken krijgt met materialen die in waarde zijn gedaald of misschien zelfs waardeloos zijn geworden.
Geen toekomstmuziek
Bij het brainstormen over de twee casussen kwamen deze circulaire uitgangspunten naar voren. Deelnemers gingen uiteen en sparden over de onderwerpen ‘Verantwoorde materiaalkeuze’, ‘Afvalstromen’ en ‘Losmaakbaarheid’, in relatie tot gebouwen ‘A’ en ‘T’ van Windesheim. De eerste groep richtte zich op ‘Verantwoorde materiaalkeuze’ en zagen vooral kansen voor modulaire oplossingen, die je op een later moment ergens anders in het gebouw kunt inzetten. Denk aan modules die prefab in de fabriek gemaakt worden, eenvoudig te plaatsen en ook weer demontabel zijn. Zo ook de vloeren: ontwerp voor demontage.
Er kwamen meer voorbeelden voorbij in dit kader. Zo is 100% hergebruik van meubilair en sfeerverlichting een actueel uitgangspunt en geen toekomstmuziek. En ledverlichting, dat in menig utiliteitsgebouw op het vlak van energieverbruik een flinke reductie teweegbrengt kan volgens de deelnemers ook door middel van retrofit. Door geen gebruik te maken van primaire grondstoffen maar producten te hergebruiken geven we sneller invulling aan de klimaatdoelstellingen. ‘Houd de levensduur zo lang mogelijk, ook om transportbewegingen te verminderen’, was dan ook een van de uitkomsten. Andere kansen zijn het hergebruik en demontabel maken van staal, het meer inzetten op circulaire zonnepanelen bij de opwekking van duurzame energie en het toepassen van circulaire dakbedekking zoals Citumen, circulaire dakbanen die na hun levensduur terug de keten in kunnen, met minimale of geen vernietiging van waarde.
Sloop? Demontage!
Ook over ‘Afvalstromen’ was er genoeg te bedenken en te vertellen. Zo richtten deelnemers hun pijlen op demontage in plaats van sloop en maximaal hergebruik, tenzij defect. Zoals ook de eerste groep bedacht is refurbishment van verlichting mogelijk en is het van belang om met leveranciers afspraken te maken over terugnamegaranties.
Verder wordt ‘modulair installeren’ als een nieuwe standaard gezien. Vanaf nu willen de deelnemers renovaties altijd op die manier aanpakken. Ook worden drie denkrichtingen aangestipt die circulair omgaan met vrijgekomen materialen bevorderen. Een eerste richting is dat vrijgekomen materialen bij een renovatie op locatie worden opgeslagen en eventueel in een ander gebouw later toegepast worden. De tweede denkrichting is dat SPIE vrijgekomen materialen aanbiedt via een interne marktplaats, om het hergebruikte materiaal in de toekomst elders in te zetten. En de derde en laatste optie is om gebruik te maken van groothandels, leveranciers en fabrikanten om vraag- en aanbod van hergebruikte materialen beter te stroomlijnen. Samenwerking binnen de keten is voor al deze denkrichtingen cruciaal.
Circulaire oplossingen
Het derde en laatste thema luidde ‘Losmaakbaarheid’. Ook hier kwamen diverse bruikbare ideeën naar voren. Zoals het stekkerbaar installeren van elektrotechniek, de toepassing van niet-verkleefbare isolatie en het opknappen in plaats van verwijderen van wandgoten. Maar ook de toepassing van EPDM als dakpannen en het toepassen van witte bitumen met CO2-dekkende korrel met terugnamegarantie: er zijn anno 2023 veel circulaire oplossingen op de markt om gebruik van te maken, niet alleen bij nieuwbouw maar ook bij renovatie.
Een ander uitgangspunt betreft een heet hangijzer, namelijk de circulariteit van installaties. Bij demontage van luchtkanalen is het uitgangspunt om deze te remonteren binnen de schil van het gebouw. De constructie van de PV-panelen kan modulair, met stekkerbare bekabeling, mét terugnamegarantie.
Toekomstscenario’s
Robbert Bouman van SPIE Nederland illustreerde zijn geleerde lessen: “Dat we vandaag onder andere met Windesheim mogen brainstormen over circulaire toekomstscenario’s, onderstreept dat we hier te maken hebben met een belangrijke beweging. Deze is niet meer te stoppen en hier moeten we gezamenlijk goed over nadenken. Het is urgent om tijdens de ontwerpfase met elkaar een integrale blik op duurzaamheid te vormen. Dat kost tijd, maar het betaalt zich dubbel en dwars terug. In die fase heb je nog de ruimte om dingen anders te doen.”
Daar sloot collega Chiem van de Steenoven zich bij aan: “Er is meer mogelijk dan we voorheen voor ogen hadden. Er zijn meer technische oplossingen dan ik vooraf had bedacht en afhankelijk van de disciplines zoals bouwkunde en werktuigbouwkunde is er de mogelijkheid om uitdagingen circulair op te lossen. Bouwkundig zijn er veel circulaire oplossingen, maar werktuigbouwkundig is de markt juist weer summier vertegenwoordigd. En elektrotechniek zit daartussenin met het aantal oplossingen. We moeten groepen bij elkaar brengen om te vertalen van theorie naar praktijk en vanuit verschillende invalshoeken tot een oplossing te komen.”
En Jan Visser wil zich vanuit Windesheim inspannen voor verduurzaming: “Aan de hand van de gedeelde kennis van vandaag ga ik nadenken over hoe we gebouw T anders kunnen aanpakken en nog meer invulling geven aan onze circulaire ambities.” Marc Kooij besluit vanuit SPIE Nederland: “We leren hiervan dat we vanuit verschillende disciplines elkaar van kennis moeten voorzien. Ontwerp en gebruik denken met elkaar mee in het vernieuwende circulaire proces. Dat zorgt voor energie en enthousiasme om samen de handschoen op te pakken.”
Tekst: Marvin van Kempen, Beeld: SPIE Nederland