Circulair bouwen: tijd voor radicale keuzes
- Circulair Bouwen
- Artikel
De uitstoot van een vliegtuig kun je afkopen door een boom te laten planten, maar hoe repareer je de milieuschade van een bouwwerk? De circulaire bouweconomie moet hiervoor antwoorden bieden en die kwamen er volop in het webinar Circulair Bouwen. “Probeer een bouwkundig en technisch monument te creëren.”
Het eerste webinar van Duurzaam Gebouwd in 2022 stond onder leiding van Sjoerd Groen (abcnova). Waar we, aldus Groen, vliegschaamte afkopen met een paar boompjes - ‘pure window dressing’ - is het zaak radicale keuzes te maken om in de toekomst bouw en -betonschaamte te voorkomen.
Een goed voorbeeld is het Nederlandse paradepaard van demontabel en circulair bouwen, de tijdelijke rechtbank in Amsterdam (gebouwd in 2015 als tijdelijke locatie, in opdracht van Rijksvastgoedbedrijf, door consortium CPDP, cepezed en DuPrie). De unieke en circulaire rechtbank is door Lagemaat, zo vertelde Arend van de Beek namens het circulaire sloopbedrijf, voor een bedrag met zes nullen gekocht om in Enschede terug te komen als nieuw kantoor. Het hergebruik van de staal- en betonconstructie scheelt volgens hem in één klap 2000 ton CO2.
Bekijk hier wat er allemaal al is gebeurd in Amsterdam:
Inmiddels is het ‘hele inbouwpakket met schil’ eruit gehaald en naar een opslaglocatie gebracht, vervolgde Van de Beek. Hij noemt het project een tijdreis, waarbij al van tevoren goed is nagedacht over dat inbouwpakket en het demonteren van de constructie. Dat geldt met name voor de manier waarop de betonnen vloeren aan elkaar en aan de staalconstructie zijn verbonden. Maar ook voor de zwevende dekvloer in plaats van een gestorte deklaag. Vooral het uit elkaar schroeven van de constructie van beton, staal en glas is volgens Van de Beek uniek.
Waarde behouden
Het is van belang, aldus Van de Beek, dat het gebouw helemaal in 3D is uitgewerkt. Zo kun je de resultaten in de toekomst veel beter berekenen en daardoor de haalbaarheid van circulaire sloop makkelijker beoordelen. Belangrijk aandachtspunt vooraf is ook het faciliteren van onderhoud en reparatie.
Betonnen kanaalplaatvloeren slijten echter nauwelijks. Van de Beek verwacht daarom dat die lange tijd hun waarde behouden. Dankzij voegen van enkele centimeters zijn die platen bovendien eenvoudig uit een constructie te halen. Verder kunnen de metalen trappen in Amsterdam per trede worden losgeschroefd, maar worden ze hier per verdieping losgemaakt. Als die losse delen maar op een vrachtwagen passen, aldus Van de Beek.
Namens het Transitieteam Circulaire Bouweconomie sprak Irma Thijssen (RVO) haar enthousiasme uit over dergelijke projecten. “Het is fantastisch en bijzonder dat het lukt met een nieuw businessmodel. Ook voor gebouwen die niet voor demontage zijn ontworpen.” In dat kader toonde Van de Beek het demonteren van het provinciehuis van Gelderland in Arnhem (Prinsenhof). Dat wordt volledig uit elkaar gezaagd.
“Uniek in Europa”, aldus Van de Beek. “Er moet nog wel geld bij, maar de waarde van bouwmaterialen schiet op dit moment de lucht in, zodat het steeds beter haalbaar wordt. Beton opnieuw gebruiken is overigens wel een ingewikkeld traject wat betreft certificering. Er kwam daarom een gezamenlijke garantiestelling, waar verzekeringsbedrijven aan te pas komen en ook wij nemen een deel van de garanties op ons.”
Schets van het nieuw te bouwen kantoor met daarin verwerkt betondelen van het Gelderse provinciehuis Prinsenhof.
Installaties
Na deze unieke voorbeelden vertelden Rico Logman en Cedrique Steenkamer namens DWA over circulariteit in de installatiebranche. Ook voor hen staat digitalisering voorop, om zo zaken veel inzichtelijker te maken. Steenkamer lichtte toe dat de installaties in een woning voor ongeveer 27% van de milieu-impact verantwoordelijk zijn. Een hoge impact die onder meer wordt veroorzaakt door de installaties die nodig zijn om te voldoen aan BENG-eisen. Verder moeten installaties ook voldoen aan zaken zoals normeringen, garanties, materialen (allesbehalve biobased) en bevatten ze steeds meer elektronica. Bovendien zorgt technische doorontwikkeling ook steeds voor vernieuwing. Schept dit alles een circulaire paradox of ook een kans?
Logman stelde dat modulaire installatietechniek, op basis van een demontabel ontwerp, de circulaire opgave zal vergemakkelijken. Zeker als de constructie van een gebouw verder niet slijt. “Zoals pakhuizen die er na vijfhonderd jaar nog staan. Probeer daarom bij alles wat je doet een bouwkundig en technisch monument te creëren. Installaties kunnen worden ontworpen voor een langere levensduur, mede omdat er tegenwoordig veel minder bewegende delen nodig zijn.”
Door modulaire installaties in grote delen op vrachtwagens aan te voeren, beperk je het gebruik van verpakkingsmateriaal. “Juist het beperken van afval vormt volgens mij de basis van circulariteit”, aldus Logman, die opperde dat je daaraan straffen of sancties zou kunnen verbinden. Verder moet ook instorten, kitten en lijmen van installaties achterwege blijven; houd alles losmaakbaar.
Zorg verder voor een goede registratie van de materialen, bijvoorbeeld met behulp van BIM. Rekenen met de LCA en MPG helpt je om inzicht te krijgen in de milieu-impact van materialen en producten. Zo is het oprekken van de levensduur ook een manier om de milieu-impact te verlagen. “Een levensduur van vijftig jaar voor installaties is prima mogelijk als je daarop engineert.” Toch keerde Logman terug naar het begin: “Beperk eerst de energiebehoefte met een goede schil. Meer isoleren scheelt installatietechniek.”
Co-creatie
Na de pauze toonde de gemeente Utrecht haar circulaire ambities met het cultuurcluster Berlijnplein. Een van de sleutelbegrippen daarbij is co-creatie met bouwbedrijven, gemeenteraad, huurders en eindgebruikers. Met hen wordt ook de verantwoordelijkheid gedeeld, waarbij openheid en vertrouwen essentieel zijn.
Programmaleider Trudie Timmerman vertelde dat het plein vanaf 2017 vorm kreeg met een klein biobased, demontabel gebouw van hout, waarin kunstenaars konden werken en verblijven. Daarna kwam in 2018 een volledig demontabel paviljoen met publieksfuncties en vervolgens nog meer circulaire gebouwen, waarbij het thema ‘toekomst van de stad’ steeds meer leidend werd. Timmerman: “Het gaat ons eerst om de inhoud en dan om de gebouwen. Vorm volgt ambitie.”
Duidelijk is dat Utrecht een duurzaam en circulair statement wil maken en daarover vertelde projectmanager Rowin Oosterink (abcnova): “Door veranderingen van functie kan een gebouw altijd van waarde blijven. We nemen daarin ook nadrukkelijk de functies van de buitenruimte mee.” Het beleid van Utrecht is verder gestoeld op onderstaande circulaire strategie, met inachtneming van de layers van Brand en toepassing van multifunctionele, adaptieve gebouwen.
Oosterink ging ook nog in op contractvormen. Het liefst werkt Utrecht samen met één partij voor ontwerp, realisatie en onderhoud. Een traditioneel contract vraagt in dat geval te veel strakke kaders, wat niet handig is voor de dynamiek, innovatie, circulaire ambities en samenwerking, aldus Oosterink. Daarom werkt Utrecht met een tweefasencontract, inclusief een taakstellend budget en een ontwerptraject dat ook nog wat ruimte krijgt ín en ná de realisatiefase. Oosterink: “Zo ontstaat er ruimte voor adaptatie en innovatie. We kozen verder niet voor een vaste prijs voor onderhoud over een periode van twintig jaar, maar herijken dat iedere vijf jaar met open boek.” Net als Logman benadrukt Oosterink dat door een open en intensieve samenwerking de lat voor goede, innovatieve oplossingen steeds hoger kwam te liggen.
Bouwwaardemodel en Nieuwe Blauwdruk
Het slotakkoord van het webinar was voor Peter Musters (VBI), die liet zien hoe je als betonproducent de transitie richting een circulaire economie maakt. Musters ging uitvoerig in op het Bouwwaardemodel. Kies, aldus Musters, voor hoogwaardige materialen met een lage milieu-impact, voorzien van remontabele verbindingen en voor adaptieve gebouwen. Doordat kanaalplaatvloeren al slim ontworpen zijn, bezitten ze een lage MKI-waarde. Een tweede leven is reëel mogelijk en dan daalt de milieu-impact met maar liefst 80 procent. Door uniform te ontwerpen met generieke elementen wordt herbruikbaarheid steeds makkelijker. Het lukt VBI bovendien ook extern hoogwaardig betongranulaat in de interne processen op te nemen, waarvoor het wel wenselijk is dat vervuiling van het oude beton wordt voorkomen.
De toepassing van het Bouwwaardemodel verbetert verder de aanpasbaarheid van de functie en indeling van gebouwen. Vandaar dat Musters graag spreekt van ‘waardevast flexgoed’ in plaats van ‘waardeloos vastgoed’. Zo is er op ieder niveau hergebruik mogelijk en voorkom je vernietiging van waarde.
VBI werkt op basis van bovenstaande aan De Nieuwe Blauwdruk voor woningbouw. Een visie waarin wordt gepleit voor een platformbenadering, zoals de auto-industrie die al langer kent. Daarbij ga je samen onderzoeken welke gebruikersopties geen waarde toevoegen. De opties die wel waarde toevoegen, kunnen worden opgenomen in standaard vloerindelingen, met behoud van aanpasbaarheid. Hierdoor kan de engineering aanzienlijk worden vereenvoudigd en dit geldt zeker niet alleen voor de vloeren. Musters toonde in dat verband een prefab trapmodule en schacht met kant-en-klaar trapgatijzer, waardoor leidingen plug-and-play worden aangesloten. Door vloeren, wanden en leidingen droog te monteren, til je losmaakbaarheid, aanpasbaarheid en herbruikbaarheid naar een hoger niveau.
De ideeën van Musters inspireerden Groen ten slotte tot de vraag of er ook vloeren as-a-service gaan komen. Dat is, met een levensduur van minstens een eeuw, financieel nog wat te veel gevraagd voor VBI, aldus Musters, “maar we lopen niet weg voor de verantwoordelijkheid voor onze producten en nemen die al terug. Momenteel werken we aan een verdergaand retournameprotocol ten behoeve van de levering refurbished elements.”
Lees ook: Is het al tijd voor bouwschaamte?
Tekst: Ysbrand Visser
Foto boven (Leon van Woerkom): Tijdelijke Rechtbank Amsterdam