Adviesbureau DGMR helpt opdrachtgevers al een poosje hun gebouw gezond te maken volgens de WELL Building Standard, maar hoe staat het met de eigen panden? Say no more, dacht DGMR. Recent heeft het bureau exact dezelfde stappen doorgemaakt voor de certificering van zijn bestaande kantoor. Dat leidde tot een interessante testcase met waardevolle inzichten.
Holistische aanpak
Daarop vormde Jakobs in 2019 een projectteam met Erik van der Heide (HR-adviseur) en Laura van de Pol (WELL Accredited Professional, foto onder) als teamleden. Voor Van de Pol was het een vuurdoop. “Het was mijn eerste WELL-opgave, dus ik leerde het bedrijf meteen kennen”, vertelt ze.
Van de Pol houdt zich voornamelijk bezig met de bouwfysische aspecten. Daarin maakt ze ook het onderscheid tussen bijvoorbeeld BREEAM en WELL: “Waar WELL het verschil in maakt, is de holistische aanpak. De certificering beredeneert vanuit alle systemen in een menselijk lichaam en vertaalt deze naar Features. Het is een super-integraal model dat niet alleen naar het milieu en duurzaamheid kijkt, maar ook naar hoe wij aan het eind van de dag het gebouw gezonder en gelukkiger verlaten.”
Voor Van de Pol is het uitgangspunt van WELL simpel: als een gebouw een negatieve impact kan hebben op een mens, kun je die impact ook omdraaien.
Zachte waarden
Gezien het DGMR-pand door de renovatie al voor 80% het casco op orde had, zat de winst voor DGMR vooral in de zachtere waarden van WELL, zoals voeding, mentale gezondheid, ergonomie en beweging. Vanuit die hoedanigheid raakte Van der Heide betrokken. Hij stipt aan dat het dan vooral om de kleine details gaat die bij elkaar een grote impact vormen. “Het leukste is als je het pand binnenkomt”, begint hij. “Je ziet meteen dat het een rookvrij kantoor is, in én om het pand, en we bieden hulpmiddelen om medewerkers te helpen om te stoppen met roken. We zetten dus de gezondheid van onze medewerkers voorop en helpen ze daarmee bewust om te gaan.”
Van der Heide gaat verder: “Om het trapgebruik te stimuleren, hebben we bordjes opgehangen met daarop de hoeveelheid calorieën die je verbruikt als je de trap neemt. Dat is een stukje bewustzijn.” Maatregelen als deze zijn sterk afhankelijk van wat er nodig is in het pand, legt de adviseur uit. De Features van WELL zijn dus niet universeel toepasbaar. Hij noemt de Meet & Greet-ruimte op de begane grond van het pand als voorbeeld: “WELL stelt bijvoorbeeld voor om binnen een straal van 30 meter – en zo op elke etage – watertappunten te hebben. Als we dat deden, bleven medewerkers op hun etage hangen en ging de samenkomstfunctie voor collega’s in de Meet & Greetruimte verloren.”
Maatpak
De oplossingen die WELL biedt, moeten dus vooral gezien worden als een maatpak. Soms zit er iets tussen wat je niet nodig hebt, zoals hierboven genoemd, terwijl andere maatregelen licht aangepast kunnen worden zodat ze bij jouw bedrijf passen. Een lichtend voorbeeld is hoe DGMR het voedingsaspect heeft aangepakt. “We hebben op de koelkast in onze keuken een lijst geplakt met daarop de hoeveelheid calorieën, vetten en suikers van de aangeboden dranken en koeken”, legt Van der Heide uit. “Maar de belangrijkste verandering op het gebied van voeding zijn de kleinere glazen.”
WELL Building Standard: de onderlegger van een gezond gebouw
WELL schrijft voor dat het aanbieden van suikerhoudende dranken wel toegestaan is, maar in kleinere hoeveelheden en verpakkingen. “Kleine blikjes in ons geval, dus niet grote literflessen”, vertelt Jakobs. “Maar dat is vervuilend, dus deden wij het op onze eigen manier met kleinere glazen.” Deze pragmatische houding heeft tot een bewuste en gezonde keuze geleid, maar vanuit WELL leverde dat geen punten op. DGMR ziet dat niet als een gemis, zolang het idee achter de oorspronkelijke maatregel wordt nageleefd. “We zijn ermee bezig, ook al reflecteert zich dat niet in punten.”
Alternatieve voorstellen
Het grootste struikelblok voor DGMR bleek het verschil tussen wat WELL voorschrijft – gebaseerd op Amerikaanse standaarden – en wat in Nederland door de beugel kan. Een sprekend voorbeeld is de verplichte inhoud van de verbandtrommel. Die van DGMR was voor Nederlandse standaarden dik op orde, geven de adviseurs aan, maar ze kregen er geen punt voor. “Er moest bijvoorbeeld antibiotica in [volgens WELL, red.], maar dat kan en mag niet in Nederland”, aldus Van der Heide. “Dat punt bleef dus weg omdat de inhoud te veel verschilde van de Amerikaanse standaard.”
Verschillen in de WELL-versies zijn doorgaans op te lossen met zogenaamde Alternative Adherence Paths (AAP), ofwel gelijkwaardigheid. Deze uitzonderingen dient een partij in als net niet aan een WELL-oplossing wordt voldaan, maar de intentie wel wordt bereikt.
Hoewel die uitzondering in het geval van de verbandtrommel niet gehaald is voor het pand van DGMR – “Dat duurde gewoon te lang, we werden ongeduldig”, aldus Jakobs – is Van de Pol positief over de continue ontwikkeling van de bouwstandaard. “Ze staan open voor discussie, dus het komt wel”, zegt ze. “De verbandtrommel en de kleinere glazen lieten we voor wat het was, want we zaten toen al veilig in WELL Platinum. Zolang we dit soort zaken naar onszelf toe konden onderbouwen en wisten dat de gezondheid van de medewerkers voorop stond, waren dit soort discussies niet belangrijk.”
Betrek de medewerkers
Belangrijk in dit geheel is dat de partij die een WELL-prestatie wil behalen bewust wordt van de te nemen maatregelen. Dat staat of valt met de betrokkenheid van de medewerkers. “Je maakt een flinke verandering door in zo’n traject”, legt Van der Heide uit. “Soms zichtbaar, soms totaal niet. Dat kan weerstand oproepen. Vergeet ook niet dat wij in een bestaand pand met bestaande middelen veranderingen maakten. Dat is een veel grotere opgave dan een nieuw ingericht kantoor waarin je direct aan alle wensen en verplichtingen kunt voldoen. Het belangrijkste, zeker in een bestaand pand, is dus regelmatig communiceren.”
Door medewerkers op de hoogte te houden van de naderende veranderingen, verlaag je het risico dat zij zich plots moeten aanpassen. “Dat zag je vooral bij de verandering van voedsel”, aldus Van der Heide. “Als je bijvoorbeeld iets weghaalt, zoals bepaalde koekjes, zorgt dat meteen voor onrust.”
DGMR heeft dit aangepakt door niet alleen te communiceren wat er gaat veranderen, maar door proeverijen te organiseren. Zo konden de medewerkers zelf beslissen welke andere voeding ze aangeboden wilden krijgen vanuit DGMR en konden vragen direct beantwoord worden. “En daarna is het ook weer goed. Dat was echt onze allerbelangrijkste les: betrek en informeer de medewerkers.”
Hoe kom je in aanmerking voor de WELL Building Standard?
Om het WELL-certificaat te behalen, moet een pand voldoen aan 23 verplichte Features (of Preconditions) binnen de tien thema’s die de gezondheid in het gebouw bevorderen. Denk daarbij aan lucht, licht en thermisch comfort, maar ook geestelijke en sociale gezondheid. “Daarnaast is er een hele waslijst aan vrijwillige zaken die je kunt regelen om de gezondheid verder te bevorderen”, vertelt projectadviseur Frank Jakobs van DGMR. De vraag is dus vooral: wat past bij jouw gebouw en jouw organisatie en bedrijfsvoering?
Dit is het grootste deel van een artikel uit de nieuwe Duurzaam Gebouwd (#49); die rest van het verhaal kun je hier gratis lezen.
Tekst: Reinoud Schaatsbergen, foto’s: Laura van der Pol