‘Meet voortgang circulaire economie’
- Circulaire Economie
- Artikel
Zorg voor een monitoringssysteem om de beoogde transitie naar een circulaire economie te kunnen volgen. Werk daarnaast toe naar een circulair equivalent van de Nationale Energieverkenning, met hierin onder meer een evaluatie van het huidige beleid.
Dit zijn enkele adviezen uit het rapport ‘Circulaire Economie: wat willen we en wat kunnen we meten’. Dit rapport is een gezamenlijk product van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Effecten tonen van inspanningen
Het rapport is een antwoord op de vraag uit het Grondstoffenakkoord om een monitoringssysteem te ontwikkelen en een nulmeting te verrichten. Dit systeem heeft als doel om de inspanningen van overheden en maatschappelijke partijen op het gebied van circulaire economie te volgen en de effecten hiervan te laten zien. Dit zorgt voor een evaluatie van de succes- en faalfactoren van het transitieproces naar de circulaire economie. Dit monitoringssysteem moet nog wel verder worden uitgewerkt.
Om goed te kunnen monitoren, is het van belang de doelstellingen uit het Rijksbreed programma circulaire economie verder uit te werken. Het doel van dit programma is om het gebruik van grondstoffen in 2030 te halveren. Uit dit rapport komt naar voren dat deze halveringsdoelstellingen verbonden kunnen worden met de urgentie van de vermindering van specifieke grondstoffen vanwege de hoge milieudruk of omdat de leveringszekerheid in het geding is. Daarnaast is het van belang om niet alleen te kijken naar de directe effecten in Nederland, maar de effecten in de hele keten zichtbaar te maken met behulp van de voetafdruk.
Monitoren effecten mogelijk voor grondstoffengebruik
Het monitoren van de effecten is nu al mogelijk voor grondstoffengebruik, broeikasgassen en afvalverwerking. Volgens het rapport is, na de daling van 7% in de periode 2010-2014, de directe inzet van grondstoffen in de periode 2014-2016 nagenoeg gelijk gebleven. Daarnaast blijkt uit de monitoring van de acties uit het Rijksbrede programma dat veel van de gestarte acties gaan over recycling en afvalverwerking, instrumentontwikkeling of netwerkvorming. Preventie, hergebruik en reparatie krijgen minder aandacht.