Duurzame burgerinitiatieven: hype of kansrijke beweging?
- Duurzame Energie & Energieopslag
- Artikel
Steeds meer burgers wekken zelf, samen met anderen uit hun dorp of buurt, hun eigen energie op. In coöperaties of verenigingen bouwen ze een windmolen of plaatsen ze zonnepanelen op hun daken. Ze nemen op deze manier het heft in eigen handen en zorgen voor een beweging die duurzaamheid van onderop tot uitdrukking laat komen.
Is er echter wel daadwerkelijk sprake van een ontwikkeling van enige omvang of vertoont het tekenen van een hype? Waar lopen deze mensen tegenaan als ze hun idee willen uitvoeren? Ik praat hierover met drie personen die hun sporen hebben verdiend als het om dit onderwerp gaat: Elly Straatman (hoofddocent en onderzoeker van Saxion Hogeschool), Jurgen van der Heijden (adviseur Milieu en Omgeving bij AT Osborne) en Ruud Schuurs (zelfstandig adviseur duurzame organisatie- en strategieontwikkeling).
Hype?
Ruud Schuurs is uitgesproken in zijn antwoord: “Het is zeker geen hype. Het aantal duurzame burgerinitiatieven is al jaren groeiende. Ze zijn daarbij wel aan het zoeken naar de juiste vorm.” Jurgen van der Heijden is het daarmee eens: “Er is een hoge correlatie tussen burgerinitiatieven en duurzaamheid. Ik zie een stijgende lijn in het aantal initiatieven. Wel is professionalisering nodig.”
Elly Straatman is iets terughoudender. “Er is een enorme aandacht van de media voor burgerinitiatieven op het moment. Ik vind dit wél een hype. Hoe groot het succes is van alle burgerinitiatieven is moeilijk in te schatten: het probleem is dat je vrijwel nooit iets leest over initiatieven die mislukken, terwijl die er natuurlijk wel zijn. De opkomst van duurzaamheidinitiatieven is wel een tendens, maar hoe groot en succesvol die is? Lang niet alle groepen in de samenleving doen mee.”
Oude wijn in nieuwe zakken
Ik leg mijn gesprekspartners de vraag voor of het geen oude wijn in nieuwe zakken is. Immers: vroeger bouwden we ook al samen onze buurt. Schuurs is het daar niet mee eens. “De context is nu anders. Technologie is overal beschikbaar, dat is een belangrijk verschil met vroeger. Het is wel oude wijn in nieuwe zakken in de zin van: de kracht van de lokale gemeenschap wordt (weer) benut.
Nieuw echter is de visie erachter, die van een wereldbeeld waarin diversiteit en decentralisatie centraal staan. Er is een herleving van het besef dat de lokale gemeenschap kracht heeft.” Ook Jurgen van der Heijden wijst daarop. “We moeten kijken welke partij het best is toegesneden voor de uitvoering van een bepaalde taak. De overheid en de markt kunnen slechts beperkt de energietransitie uitvoeren. Juist de gemeenschap presteert hier goed in. Gemeenschappen zijn sterk in het mobiliseren van collectiviteit. Gemeentes en bedrijven slagen daar onvoldoende in.”
Kansrijke initiatieven
Laten we het concreter maken en bekijken welke initiatieven kansrijk zijn. Is dat vooral wind en zon, zoals ik vaak hoor, of zijn dat andere duurzame projecten? Elly Straatman vindt het proces en hoe een initiatief tot stand komt van doorslaggevend belang. "Zijn er bijvoorbeeld voortrekkers die mensen kunnen binden? Dat is belangrijk. Die verbinders zijn nodig. Verder moet de groep divers van samenstelling zijn, dat werkt goed. Je hebt mensen nodig die kennis kunnen aanboren, maar je hebt ook bestuurlijk georiënteerde leden nodig en doeners. Verder is er openheid nodig; dan kunnen er mensen aansluiten. Ten slotte zie ik meer kansen voor duurzame burgerinitiatieven in dorpen dan in steden. Dat komt omdat in dorpen meer sociale binding is.”
Ook van der Heijden wijst op het proces. ”Ik vind initiatieven met een meervoudige businesscase kansrijk. Dat verdienmodel bestaat uit de volgende elementen: (1) kostenbeheersing, (2) nieuwe inkomsten genereren en (3) productie verbreden (niet alleen energie, maar ook bijvoorbeeld zorg en voedsel). Initiatieven met een dergelijke meervoudige businesscase hebben lage transactiekosten. Ik zie verder dat er gemeenschappen uit dergelijke initiatieven ontstaan, dat het innovaties creëert en dat het nieuwe democratie oplevert. Veel lokale clubs komen langs organische weg op deze meervoudige businesscase uit. Dat is robuust.”
Schuurs onderschrijft dit door te stellen dat het vermogen om continuïteit te bieden belangrijk is. ”Als een initiatief dat vermogen heeft, is het kansrijk. Het gevaar van vrijwilligersmoeheid ligt steeds op de loer. Ik vind het daarom belangrijk dat een groep de juiste stakeholders om zich heen kan verzamelen, om daarmee continuïteit te creëren. Dat zie ik als de voornaamste succesfactor.”
Valkuilen
Nu de manieren waarop initiatieven kunnen slagen zijn behandeld, is het zaak om de faalfactoren te benoemen. Met welke valkuilen hebben duurzame burgerinitiatieven te maken? Van der Heijden wijst op een divers palet aan factoren. “Zo zijn er de camouflagepakken. Een bedrijf doet alsof het een duurzaam burgerinitiatief is, maar in werkelijkheid is het slechts geïnteresseerd in één bedrijfsdoel en niet in het opzetten van communities (gemeenschappen). Ook zijn er de – zoals ik dat vaak noem - moderne Frits van Egters. Dit zijn mensen voor wie de nieuwe communities benauwend zijn. Daarnaast hebben we soms te maken met corruptie, fraude en ruzie.” Van der Heijden wijst verder op de angst voor institutionalisering. “Houd het vooral niet klein en romantisch, maar professionaliseer.”
Ook Straatman wijst op de organisatie van de initiatieven. “Sommige groepen zijn te gesloten. Die boeken minder snel resultaat. De samenstelling van een groep is erg belangrijk. Je hebt achterban, draagvlak en diversiteit nodig als je iets wilt bereiken, anders kun je je initiatief niet uitvoeren. Een andere valkuil die ik vaak zie, is dat er te weinig ondersteuning is. Sommige initiatieven kunnen niet op eigen benen staan. Een kennisinstituut, gemeente of bedrijf moet dan die ondersteuning bieden.”
Schuurs voegt daaraan toe dat de groepen vaak te naïef beginnen, met weinig specifieke kennis, weinig inzicht in procedures en een te groot vertrouwen in het eigen vermogen om snel veel mensen te mobiliseren. “Daardoor kunnen ze gemakkelijk ontmoedigd raken en kan een zeker cynisme ontstaan. Het is erg moeilijk om binnen de niche die je hebt, succesvol te zijn. Gelukkig gaan gemeenten steeds meer meewerken.”
Rol van gemeenten
Hiermee komen we op een interessant punt: hoe reageren gemeenten op de initiatieven? Schuurs ziet gemeenten worstelen met de energieke samenleving: “Ze zien de potentie van lokale clubs, maar worstelen met vragen over hun eigen mandaat en verantwoordelijkheden. Gemeenten zouden de lokale initiatieven veel vaker moeten betrekken bij het realiseren van hun doelen.” Gemeenten moeten volgens hem uit de standaardorganisatie stappen en meer contact leggen met de samenleving: “Ambtenaren moeten eropuit, investeren in de relatie met de burgers, niet meer afwachten. Er is sprake van een radicale cultuurverandering. Het gaat daarbij om het identificeren van gemeenschappelijke doelen en het herverdelen van taken daarin.”
Van der Heijden merkt op dat de gemeenschappen integraal werken. “Als de overheid aansluiting wil houden bij de initiatieven, dan moet zij ook integraler gaan denken en handelen.” Elly Straatman bevestigt dit en voegt toe dat de gemeente moet stimuleren en faciliteren. “Van belang is verder of een gemeente al duurzame doelstellingen heeft. Dan passen die initiatieven daarin. Past het niet in het beleid, dan vinden de initiatiefnemers vaak geen of onvoldoende weerklank.”
Ten slotte: lokale energie-autonomie?
Al mijn gesprekpartners zijn sceptisch over het op korte termijn bereiken van lokale energie-autonomie. We zijn volgens hen op de goede weg, maar er is nog veel werk te verzetten. De groepen kunnen zich professioneler organiseren en de gemeenten moeten een flinke slag maken in het op de juiste wijze reageren op de initiatieven. Maar ook de stand van het land speelt mee. Van der Heijden drukte dit mijns inziens treffend uit: “We zitten nog teveel in onze comfort zone. Er is nog te weinig urgentie om daadwerkelijk een energieke samenleving te creëren.” Ik ben benieuwd wanneer het moment daar is dat de duurzame burgerinitiatieven een factor van serieus belang worden.
Auteur: Uko Post (1968) is planoloog, werkte tot voor kort bij Impect en begeleidt ruimtelijke projecten bij gemeenten. Hij interesseert zich steeds meer voor duurzame gebiedsontwikkelingen.