Staan thermisch actieve gebouwen over 30 jaar leeg?

Naar aanleiding van een zeer interessante discussie tijdens de gelijknamige workshop op het Duurzaam Gebouwd-congres Thermisch Actieve Gebouwen buigt Kees Wisse van DWA zich over de vraag of Thermisch active gebouwen over dertig jaar leegstaan.

Staan thermisch actieve gebouwen over 30 jaar leeg? Deze vraag was de titel van een workshop op het laatstgehouden Duurzaam Gebouwd Congres over thermisch actieve gebouwen. Interessante vraag voor zo'n congres. Worden er twee publicaties geïntroduceerd over hoe je zo'n gebouw goed kan ontwerpen, komt er iemand vragen of deze gebouwen over dertig jaar leeg staan.

Geen leuke vraag misschien, maar wel uiterst relevant. Waarom eigenlijk? Van de actualiteit van de leegstandsproblematiek is natuurlijk iedereen overtuigd, maar wat heeft dat met thermisch actieve gebouwen te maken? Meer dan we denken.

Leegstand en flexibiliteit
Eén van de aspecten van leegstand is dat de bestaande kantoorpanden niet ingericht zijn voor 'het nieuwe werken'. Het nieuwe werken vraagt namelijk om flexibele gebouwen. Gebouwen die snel aanpasbaar zijn aan wensen van nieuwe huurders, van kantoortuinen naar kleinere ruimtes en andersom. 

Een ander aspect van leegstand wordt gevormd door de monofunctionaliteit van kantoorlocaties. Bieden thermisch actieve gebouwen perspectief voor een transformatie naar een totaal andere functie? Van kantoor naar woningbouw of naar een museum?

Weliswaar ga je bij een beetje transformatie vaak tot op het bot (alleen het skelet blijft staan). Maar juist daar zit de crux: bij thermisch actieve gebouwen gaat het skelet een functie vervullen als verwarmings/koelinstallatie. Je mixt twee functies met een totaal andere levenscyclus. Is dat nu wel zo slim?  

Thermisch actief en flexibel, het is zeker niet vanzelfsprekend. Eerst daarom een analyse van wat nu exact het verband is tussen die twee onderwerpen. In deze 'post' een tweetal hoofdaspecten: het gebruik van thermische massa en het ontbreken van het verlaagd plafond.

Thermische massa en regeling
De thermische massa is in principe traag en gaat z'n eigen gang. We zien dat bijvoorbeeld in kathedralen. Daarom hebben we iets slims bedacht: we activeren de massa met watergevoerde leidingen in het beton. Eigenlijk regelt dit systeem voor een deel zichzelf: een vloer van 22°C verwarmt een vertrek van 19°C en koelt een vertrek van 24°C. Maar het zelfregelende effect is onvoldoende.

Het kan namelijk zijn dat om genoeg 'power' voor koeling te leveren voor het genoemde vertrek van 24°C we een vloer van 19°C nodig hebben. Met andere woorden het is heel handig als we op diverse plaatsen in het gebouwen kunnen 'spelen' met de watertemperatuur. Daarmee raak je direct het thema flexibiliteit.

Een slimme indeling in zone's van het gebouw biedt hier in elk geval uitkomst. Per zone kun je dan 'spelen' met de watertemperatuur. Een interessant voorbeeld in dit verband is bijvoorbeeld de Haagse Hogeschool. Hierbij kan per 3,60m een betonplaat 'kiezen' of hij wel of niet mee doet met het gekoelde/verwarmde waternet.

Geen verlaagd plafond meer
Voor een beetje koelvermogen is het erg handig om plafondzijdig te verwarmen en te koelen. Er is dan echter geen verlaagd plafond meer. Dit betekent dat men ventilatiekanalen niet meer kan wegstoppen en ook de akoestische demping van verlaagde plafonds moet men missen. Verder kan men verlichtingsarmaturen niet meer integreren. Wat heeft dit voor gevolgen voor flexibliteit?

Voor de ventilatiekanalen zijn diverse oplossingen mogelijk. Gewoon in het zicht laten, onderbrengen in een verhoogde vloer, of integreren in de vloer zelf. Flexibel of niet? Dat is maar hoe je het bekijkt. Integreren in de vloer biedt een prachtige flexibele een bijna volledig vrij indeelbare ruimte.

Prachtig voor het nieuwe werken. Maar ingestorte ventilatiekanalen, daar kun je niet meer bij. Voor een transformatieopgave naar een nieuwe functie is dat heel vervelend.

Salomonsoordeel
Voor een eindoordeel over de flexibiliteit van betonkernactivering, is het belangrijk te realiseren dat andere klimatiseringsconcepten ook niet onbeperkt flexibel zijn. Het toppunt van flexibiliteit is natuurlijk een verrijdbare airco-unit op wieltjes met een stekker en een snoer. Systemen met watervoerende leidingen en/of  luchtkanalen leiden altijd tot een zekere beperking van de flexibiliteit.

De integratie van de waterleidingen in het skelet lijkt bij betonkernactivering de grootste beperking bij een ingrijpende transformatie. Verder is het al of niet instorten van ventilatiekanalen een strategisch keuzemoment in de uitwerking van het ontwerp.

De meest interessante vraag is echter misschien wel deze. Is de vraag om flexibiliteit niet gewoon een gebrek aan keuzes maken? De Amsterdamse grachtenpanden trekken zich immers ook niks aan van flexibele indeelbaarheid per stramien van 3,60m. Wie wil er niet aan de Keizersgracht wonen?

dr. ir. Kees Wisse, DWA installatie- en energieadvies

Verslag: Congres Thermisch Actieve Gebouwen
Interview: Kees Wisse

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door DWA