Auteur: Lynsey Dubbeld
Bijna 60% van het energieverbruik van woningen is bestemd voor verwarming en warm tapwater. Daarvoor wordt tot nu toe vooral aardgas gebruikt. Maar dat gaat veranderen. Welke trends en ontwikkelingen in duurzame warmte staat de woningsector te wachten?
“Dit is een goed moment om de warmtevoorziening te moderniseren en te verduurzamen. In veel steden is het gasnet aan renovatie of vervanging toe. Ook bereiden we ons hiermee voor op een vermindering van de gaswinning en het in de toekomst anders inzetten van de Nederlandse gasvoorraden.”
Minder gas voor verwarming
Dat schreef minister Henk Kamp van Economische Zaken afgelopen april in de brief waarmee hij de Tweede Kamer informeerde over zijn Warmtevisie. De komende jaren stimuleert het kabinet dat huizen (en bedrijven) minder gebruik maken van gas voor verwarming en warm water. Daarbij wordt ingezet op besparing, het gebruik van restwarmte en de inzet van andere duurzame warmtebronnen, waaronder warmte- en koudeopslag en zonthermie.
1,9 miljoen woningen op stadswarmtenet
“Het grootschalige gebruik van gas voor de warmtevoorziening van onze gebouwde omgeving is goedkoop. Maar energetisch gezien is het een dom verhaal”, vindt Benno Schepers van CE Delft. Nederland staat voor de opgave om 7 miljoen woningen duurzaam en klimaatneutraal te maken. Stadsverwarming, dat de CO2-uitstoot tot 75% vermindert ten opzichte van gasgestookte cv-ketels, kan daarin een spilfunctie vervullen. In Nederland kunnen volgens schattingen van minister Kamp ruim 1,9 miljoen woningen worden aangesloten op het stadswarmtenet.
“Er worden nu gasleidingen vervangen in buurten, waarvan we weten dat die van het gas af kunnen én moeten”, zegt Schepers. Hij pleit voor pilots, waarin de volledige energie-infrastructuur – zowel het gas- als elektriciteitsnet – integraal wordt verduurzaamd. “Niemand weet nog hoe een integraal veranderproces eruit ziet en waar je dan tegenaan loopt. Met de klimaatdoelstellingen van Parijs is de noodzaak nog nooit zo sterk geweest om daarover na te denken.”
Steeds meer kleinschalige duurzame bronnen
“Vroeger was een stadswarmtenet aangesloten op 1 centrale bron, zoals een afvalverwerkingscentrale. Dat is aan het veranderen”, vult manager techniek & innovatie Casper Jansen bij Nuon aan. “Steeds meer kleinschalige, duurzame bronnen kunnen warmte aan het net leveren. Van biomassacentrales tot geothermieprojecten en zonnecollectorenvelden. De koppeling van verschillende bronnen van diverse aanbieders vergroot de flexibiliteit van het net én de duurzaamheid van de warmtelevering.”
Het Zoneiland in Almere (zie foto bovenaan) illustreert de kansen van deze benadering. Het grootste collectorenveld van Nederland voorziet de nieuwbouwwijk Noorderplassen-West van verwarming en warm tapwater. In totaal leveren de 520 zonnecollectoren op het eiland 10% van de jaarlijkse warmtebehoefte van de wijk. Het stadswarmtenet levert de overige 90%, zorgt voor het warmtetransport van Zoneiland naar de wijk en garandeert voldoende warmte, ook op bewolkte dagen. Deze huishoudens beschikken daarmee over een warmtevoorziening die circa 50% minder CO2 uitstoot dan gasgestookte cv-ketels.
Collectoren op daken plaatsen
Het concept van Zoneiland is ook toepasbaar in andere regio’s in het land, zegt Jansen. “We willen dit in de toekomst niet alleen op wijk-, maar ook op blokniveau mogelijk maken. Bijvoorbeeld door het plaatsen van collectoren op daken van parkeergarages of kantoorgebouwen. Zo kunnen vanuit allerlei wijken – ook in dichtbevolkte steden – duurzame bronnen worden toegevoegd aan het stadswarmtenet.”
Slimmer gebruik van bestaande netten
“De ontwikkeling van een warmtenet vraagt om een bepaalde mate van grootschaligheid en collectiviteit. Dat is het eenvoudigst om te realiseren in nieuwbouw”, zegt Jansen over de actuele ontwikkelingen in stadsverwarming. “Daarom zijn we als Nuon bezig met uitbreidingen in de gebieden waar zich in de directe omgeving al warmtenetten bevinden, zoals in Amsterdam-Noord. Tegelijkertijd kunnen we nog slimmer gebruik maken van de netten die al operationeel zijn. Bijvoorbeeld door netverdichting, waarbij we bestaande woningen in de omgeving van nieuwbouwprojecten ook aansluiten op stadswarmte.”
Koppelleiding Arnhem-Nijmegen
Op korte termijn zijn er reële mogelijkheden om warmtenetten te koppelen. In de regio Arnhem-Nijmegen gebeurt dat al. Vorig jaar is een koppelleiding aangelegd om Arnhem aan te sluiten op het warmtenet, dat in Duiven en Westervoort sinds de jaren 80 in gebruik is.
de inzet van omvangrijke, efficiënte warmtebuffers ondersteunt de groei en koppeling van warmtenetten. De buffervaten, die warmte-overschotten opslaan voor later gebruik, zorgen ervoor dat het warmtenetwerk leveringszekerheid garandeert. En de opslagcapaciteit wordt gebruikt als alternatief voor warmtelevering vanuit gasgestookte centrales. “Bij de centrale in Diemen (waarover DuurzaamGebouwd.nl eerder gerichtte, red.) is daarvoor sinds 2015 een van de grootste drukhoudende warmtebuffers ter wereld in gebruik, met een opslagcapaciteit van 22.000m3”, vertelt Jansen. “Dankzij deze grootschalige vorm van thermische opslag draait de gasgestookte centrale vooral op piekmomenten.”
Het principe van warmtebuffering is ook op kleinschaliger niveau mogelijk, verwacht Jansen. “In de toekomst is een buffer bruikbaar voor energieopslag. Op het moment dat elektriciteitsoverschotten ontstaan uit bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen, slaat de buffer deze op als warmte.”
Uitdagingen bij de warmtetransitie
Wat staat de grootschalige uitbreiding van warmtenetten nog in de weg? In zijn brief noemt minister Kamp 2 knelpunten bij het realiseren van warmteprojecten.
- Leveringszekerheid: voor leveranciers van restwarmte zijn de koppeling van netten en distributie van verschillende warmtebronnen geen kernactiviteit. Daardoor ontstaat onzekerheid over de levering. Het creëren van warmtenetten met meerdere leveranciers kan dit probleem verkleinen, maar dit neemt de onzekerheid over de vraag niet weg. De warmtebehoefte van huishoudens kan namelijk de komende jaren fors afnemen door isolatie en andere vormen van besparing
- Relatief lage financiële rendement van restwarmteprojecten. Dat heeft onder andere te maken met de aanleg van de noodzakelijke infrastructuur kostbaar is, terwijl de inkomsten uit de warmtelevering wettelijk begrensd zijn. De terugverdientijd van warmtenetten is daardoor vaak wel 20 jaar
“We zijn geneigd om stadswarmte op prijs te vergelijken met fossiele energiedragers. Ook al is de CO2-uitstoot bij een warmtenetaansluiting 10-tallen procenten lager dan bij individuele cv-ketels”, vult Jansen aan. “Het is essentieel dat we een transparante en goede waardering krijgen voor CO2-vrije warmte.”
Verdere beprijzing
Het is volgens CE Delft niet alleen noodzakelijk om duurzame alternatieven financieel aantrekkelijker te maken, maar ook om fossiele energie minder voordelig te maken. Schepers: “De energiebelasting op aardgas is al verhoogd. Daarnaast is verdere beprijzing nodig, bijvoorbeeld door de infrastructuur van warmtenetten te socialiseren, zoals het geval is bij het gas- en elektriciteitsnet. Hogere kosten voor fossiele bronnen stimuleren afnemers om meer te doen aan energiebesparing én op zoek te gaan naar duurzame alternatieven.”
Foto: Jorrit Lousberg