RYSE
Nieuw bouwen en tegelijkertijd nadenken over de sloop en het hergebruik van materiaal. Dat gaat veel bouwende partijen, opdrachtgevers en architecten nog een stap te ver. Architectenbureau RAU en BAM Utiliteitsbouw zetten met de verbouw en uitbreiding van het gemeentehuis in Brummen de eerste stap richting een nieuwe manier van denken: demontabel bouwen. Maar de complimenten moeten vooral naar de gemeente Brummen die de juiste vragen stelde, zo bleek tijdens het door Duurzaam Gebouwd georganiseerde rondetafelgesprek in de raadszaal van het nieuwe Brummense gemeentehuis.
vlr op groepsfoto: Flip Verwaaijen, Bert Melles, Jeroen Troost, Maartje van den Berg, Eef van Ooijen en Thomas Rau
Tekst: Gerrit Tenkink, Fotografie: Robert Tjalondo
Deelnemers die voor dit rondetafelgesprek aanschuiven zijn: Bert Melles, directeur van adviesbureau ABC Nova (initiatiefnemer van De Gouden Kikker Award, zie kadertekst), Maartje van den Berg, architect en adviseur bij bureau Blossom en adviseur voor de gemeente Brummen, architect Thomas Rau van RAU Architecten, Jeroen Troost, commercieel directeur bij BAM Utiliteitsbouw en Eef van Ooijen wethouder in de gemeente Brummen. Op het moment dat Flip Verwaaijen, gespreksleider en expert bij Duurzaam Gebouwd, de rondetafel opent met de vraag of de deelnemers zich een voorstelling hebben gemaakt over dit gesprek is het even stil. “Ik ga op iedere uitnodiging in die betrekking heeft op dit project”, zegt Jeroen Troost. “Hier is echt een standaard neergezet, een compleet nieuwe manier van denken. Dat verhaal kan niet vaak genoeg verteld worden.“
Een begeerlijk gebouw
Renovatie en nieuwbouw van overheidsgebouwen worden doorgaans onder een vergrootglas gelegd. Geen wonder, want al snel wordt gesproken over de verkwisting van belastinggeld en ‘die ambtenaren die het allemaal wel erg goed voor zichzelf hebben geregeld’. “Daar waren we hier in Brummen onszelf goed bewust van”, zegt wethouder Van Ooijen. “Investeren in eigen huisvesting is lastig. Maar de noodzaak was duidelijk. Het gebouw was toe aan vervanging. Dat was voor iedereen, ook voor de bevolking duidelijk. Om de maximale betrokkenheid te garanderen zijn wij in gesprek gegaan met onze inwoners, onder andere via een workshop duurzaamheid. Wat willen jullie? Wat verwachten jullie van een gebouw?
Uit die gesprekken kwam naar voren: ‘We willen een gemeentehuis waar we trots op kunnen zijn’”, aldus Van Ooijen. “Maar er waren meer aspecten”, vult Van den Berg aan. “Brummen is een krimpgemeente. En met alle fusies van gemeenten is het helemaal niet zeker dat Brummen over 20 jaar nog een zelfstandige gemeente is. Dat betekent dat je anders tegen zaken aan gaat kijken. De gemeente wilde een begeerlijk gebouw. Op het moment dat het gebouw geen functie meer heeft als gemeentehuis moet het aantrekkelijk zijn voor andere partijen.”
Eef van Ooijen, gemeente Brummen
De goede vraag
Uiteindelijk werd 6 miljoen euro vrijgemaakt voor de renovatie en uitbreiding van het gemeentehuis en omliggende tuin. En juist dat beperkte budget, gecombineerd met de specifieke vraag daagde BAM Utiliteitsbouw en RAU Architecten uit om op zoek te gaan naar de mogelijkheden. Jeroen Troost: “Meestal krijg je als aannemer een uitgewerkt verhaal op je bureau en mag je alleen nog een prijs laten zien. Door de vraag die Brummen stelde waren we compleet van slag. We kregen een prestatievraag op ons bord met een heel hoog abstractieniveau. Onze eerste reactie was dan ook dat hier sprake was van een onmogelijk budget. Maar juist omdat het zo onmogelijk was zijn we gaan puzzelen. Dat betekende een behoorlijke cultuuromslag. Bij BAM werken behoorlijk wat beton- en staalfetisjisten. Die denken in beton en staal en vooral niet over grondstoffen en horizon van het gebruik.”
Ook Rau werd gepakt door de ongebruikelijke vraag. “Brummen stelde de goede vraag. Een gebouw voor twintig jaar met de mogelijkheid tot hergebruik en dan ook nog eens met een beperkt budget. Wij zagen het als een soort pilot. Als je innovatief bent heb je duizend vragen en veel minder antwoorden, maar dat maakt het juist spannend.”
Nieuwe fouten
Een belangrijk aspect voor zowel Troost als Rau was dat er niet werd gevraagd om een duurzaamheidscertificaat, zoals bijvoorbeeld BREEAM. Van den Berg: “We hebben de vraag heel prestatiegericht gesteld en dus ook bewust niet gekeken naar certificering. We wilden liever geld steken in daadwerkelijk toegepaste duurzaamheid in plaats van het proces daar naar toe. Tevens wilden we de markt de kans geven innovatieve ideeën toe te passen. Wij hebben de verantwoording bij de markt neergelegd. Als je een certificaat uitvraagt krijg je alleen de bestaande systemen.”
Flip Verwaaijen, gespreksleider en expert Duurzaam Gebouwd
Rau was blij met deze stellingname van de gemeente. “Ik durf te stellen dat een certificaat de dood is voor de creativiteit. Je denkt uitsluitend na over de techniek en niet over de oplossing. Als de gemeente bijvoorbeeld voor BREEAM-certificering was gegaan dan had dit gebouw hier nooit gestaan. Bij certificering kun je je verschuilen achter de regeltjes. Certificatie dwingt partijen om oude fouten te maken. Wij willen graag nieuwe fouten maken.” Net als Rau heeft ook Melles zijn ideeën over een certificaat. “Een certificaat is in eerste instantie vernieuwend en kan leiden tot extra inspanningen. Daarvan zijn genoeg goede voorbeelden te noemen, maar het certificeren moet geen standaardkunstje worden. Duurzaamheid moet meer zijn dan een trucje. Het gevaar bestaat dat je dan niet nadenkt over oplossingen. Er wordt dan niet meer nagedacht over de beste oplossing, maar meer of de oplossing wel in het certificeringsplaatje past.”
Onderhoud
Build & Design komen samen bij het gemeentehuis in Brummen, maar hoe zit het met onderhoud? BAM en het architectenbureau wilden graag de verantwoordelijkheid nemen voor het onderhoud van het gebouw, maar in Brummen was dat geen optie, zo verduidelijkte de wethouder. “De reden daarvoor is simpel. We hebben onze eigen onderhoudsdienst, die verantwoordelijk is voor het gebouw. Het was ondenkbaar om deze mensen op straat te zetten en het onderhoud over te dragen aan BAM.”
Begrijpelijk in het geval van Brummen, maar Melles, Troost en Rau benadrukken dat de factor ‘onderhoud’ een belangrijk element is, dat het totale businessmodel van de gebouwde omgeving in de toekomst op zijn kop zet. Dat begint volgens Troost al bij de aanbesteding. “Hoe meer verantwoording je voor een gebouw durft te nemen, hoe groter de kans dat jij het mag bouwen. Het is alleen een redenatie die door veel bouwers nog niet wordt begrepen. Het past gewoon simpelweg niet in de businessmodellen. “Sterker nog”, vult Rau aan. “Vaak is het gebouw zelf het businessmodel, terwijl het faciliteren van de behoefte in en over de tijd het businessmodel zou moeten zijn.”
Patatbakkantoren
Ook Melles benadrukt dat de oude structuren hun langste tijd hebben gehad. “Ik noem het altijd patatbakkantoren. De bouwer bouwt voor een tien jaar. Verder vooruitkijken is er niet bij, maar wat erger is: na de oplevering is hij vrij van iedere verantwoordelijkheid. De ontwikkelaar zoekt een huurder voor tien jaar en een belegger die in tien jaar zijn geld terugverdient. En na tien jaar is de huurder verdwenen en verwordt het kantoorpand tot een leegstaande aftrekpost voor de eigenaar. Zo gaat het al heel lang maar het systeem is achterhaald. We kunnen kantoren niet als lege patatbakken blijven weggooien.”
Hierop door discussiërend brengt Verwaaijen het gesprek op de rol van de traditionele ontwikkelaar. Thomas Rau is van mening dat het beroep ‘ontwikkelaar’ zijn langste tijd heeft gehad. “De ontwikkelaar bouwt, geeft de sleutel af en denkt: Zoek het maar uit. En de gebruiker is vervolgens het slachtoffer. De ontwikkelaar die een kortlopende relatie heeft met een gebouw heeft zijn langste tijd gehad. Het is bespottelijk dat de ontwikkelaar altijd wegkomt zonder ook maar enige verantwoording te nemen. In mijn ogen is een ontwikkelaar een uitstervend beroep.”
Anders doen
Alle partijen aan tafel zijn het er over eens dat de structuur, zoals in Brummen neergezet, toekomst heeft. Toch blijven er verbeterpunten. Naast een nieuwe organisatie zoekt Troost innovatie in het technische aspect. “We moeten leren om nieuwe technologie in de gebouwen te verwerken. Kijk naar dit mobieltje. Dat heeft de afgelopen tien jaar een geweldige ontwikkeling doorgemaakt, terwijl de vernieuwing van de bouw nagenoeg stil heeft gestaan. Ik zou een gebouw beter willen maken met technologie. Installeer bijvoorbeeld een sensor die het daglicht meet en laat de verlichting hierop reageren. Het is allemaal mogelijk maar innovaties in de bouw gaan te langzaam”, zegt Troost, die de versnippering van de bouw als belangrijke oorzaak noemt. “Iedere partij in de bouw, de bouwer, de adviseur, de toeleverancier, ze hebben allemaal hun eigen contractrelatie met de klant. En een tweede belemmerende factor: we denken van gebouw naar gebouw. We beginnen dus iedere keer weer opnieuw.”
Gemiste kans
Een gebouw bouwen met de gedachte dat het over 20 jaar weer gedemonteerd kan worden en de materialen hergebruikt. Dat biedt volgens alle aanwezigen kansen voor de opdrachtgever mits hij het goed aanpakt. Troost legt uit wat de mogelijkheden zijn: “Stel je bouwt een pand dat 100 euro waard is. Aan het eind van de rit bedraagt de restwaarde 20 euro. Die 20 euro krijgt jij als bouwende partij weer terug. Dan laat je de klant gedurende de gebruiksperiode tien keer 8 euro betalen. Dat betekent dat hij in totaal 20 euro minder betaalt. Met zo’n verhaal kun je volgens mij heel goed aankomen bij de opdrachtgever. Ik durf het zelfs nog wel scherper te stellen. Als opdrachtgever moet je zelf het initiatief nemen. Daag de bouwende partijen uit door een lager budget beschikbaar te stellen, omdat zij eigenaar blijven van de grondstoffen.”
Rau knikt. Volgens hem is het verhaal ook goed uit te leggen naar de leverancier van de grondstoffen. “Ik werd op een gegeven moment zelfs opgebeld door de houtleverancier met de vraag of hij alle dragende delen mocht overdimensioneren. Alles drie centimeter dikker betekende dat hij na het afbreken van het gebouw de materialen weer beter kon hergebruiken. Ik vind dat een mooi voorbeeld van meedenken”, zegt Rau, die het jammer vindt dat de gemeente het verhaal van het grondstoffendepot niet optimaal heeft benut. “In mijn ogen is dat een gemiste kans. Wat mij betreft hadden we uitsluitend in de voorwaartse richting moeten werken met een grondstoffenpaspoort om ontwerpkeuzes nog beter aan te sturen. Ervan uitgaande dat in een gebouw nooit een grondstof verloren gaat en alles hergebruikt kan worden. We moeten uiteindelijk naar een situatie toe dat we gebouwen nooit meer afschrijven naar nul.”
Van Ooijen is zich bewust van deze gemiste kans, maar wijst er op dat sommige verhalen nu eenmaal moeilijk zijn uit te leggen, zeker als het om publiek geld gaat. “Het verhaal van het grondstoffendepot klopt, maar dat was nog een stap te ver. De raad wilde daarover het risico niet aangaan.” Uiteindelijk, daar zijn alle partijen het wel over eens, draait het om de gebruiker. Logisch dan ook dat wethouder Van Ooijen reageert. “Brummen is trots op dit gebouw. Niet alleen de mensen in het gemeentehuis, maar ook de bevolking. Ik durf te stellen dat er in het nieuwe gemeentehuis met meer plezier wordt gewerkt en dat de dienstverlening erop vooruit is gegaan. Uiteindelijk draait het daar natuurlijk om.” Alles overziend komt gespreksleider Verwaaijen met een afsluitende eindconclusie: “Ik denk dat er nog een forse uitdaging ligt voor veel opdrachtgevers, maar ook voor de partijen die het moeten gaan maken. Daarbij draait alles om een gezamenlijke visie, lef en doorzettingsvermogen: wie pakt de handschoen op en durft de juiste professionele vragen te stellen en de prestatiecontracten te ondertekenen? De partijen hier aan tafel hebben op dat gebied mooie eerste stappen gezet.”