Onderwijsgebouw met voorbeeldfunctie

De ‘Energy Academy Europe’ belooft het meest duurzame onderwijsgebouw van Nederland te worden. Onder die noemer is het logisch dat het projectteam grote ambities heeft: BREEAM-NL Outstanding, zeroemission en duurzaam (her)gebruik van materialen. Opdrachtgever Rijksuniversiteit Groningen vroeg om een duurzaam en flexibel pand, met ruimten die gemakkelijk opnieuw zijn in te delen.

Deze zero-emission academy, die ongeveer 10.000 vierkante meter beslaat, komt op initiatief van de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool op de Zernike- Campus te staan. Beoogd wordt een driedimensionaal energieplein te creëren, met onderzoeksruimtes, laboratoria en kantoren aan de noordzijde en een ruimtelijk opengebroke zuidkant. Het nieuwe onderwijsgebouw moet ondernemers, studenten en onderzoekers laten samenwerken, met als doel de internationale energievoorziening te verduurzamen.

Het ontwerp voor het pand komt van de hand van Broekbakema en pvanb architecten, met medewerking van ARUP en DGMR. Bert Vrijhof, adviseur Duurzame Leefomgeving bij DGMR, vertelt over de rol die voor zijn organisatie is weggelegd: “Wij zijn betrokken als bouwfysisch en akoestisch adviseur. Ook vervullen wij de functie van BREEAM Expert.” Volgens Vrijhof zijn de wensen van de opdrachtgever aan de start van het project helder in kaart gebracht. Door middel van enkele workshops werden de duurzaamheidsambities vastgesteld.

Combinatie

Uit de workshops bleek dat de opdrachtgever en de gebruiker hoge ambities hebben voor dit gebouw. Naast een BREEAM-NL certificering op Outstanding-niveau moet het gebouw zero-emission worden en energieneutraal zijn. Volgens Vrijhof is het realiseren van deze combinatie een uitdaging voor alle betrokken partijen: “Dit zijn natuurlijk strenge eisen, en het is een ware uitdaging om daaraan te voldoen. Het begint bij een beperkte energievraag; daarom is de doelstelling om 51 kWh per vierkante meter bruto vloeroppervlak als maximum te gebruiken.”

De maatregelen om tot dit lage energiegebruik te komen zijn divers. Zo dient de aarde als warmte- en koudeopslag, voor koeling of opwarming van lucht en water, en wordt regenwater opgevangen en hergebruikt. Verantwoordelijk voor de opvang van zonne-energie zijn de zonnepanelen op het schuin oplopende dak, die in een driedimensionaal raster worden geplaatst.

Op deze manier kan maximaal daglicht toetreden, een belangrijke factor volgens Vrijhof: “Verreweg de meeste energie zijn we kwijt aan verlichting, dus is het zaak om zoveel mogelijk daglicht binnen te laten en de energievraag voor verlichting te verlagen.” Ten slotte wordt ingezet op luchtventilatie, met een ondergronds labyrint dat de noordgevel ventileert.

Vrijhof: “We gebruiken een hybride ventilatiesysteem, waarmee de temperatuur en het CO2-gehalte wordt geregeld. In de ruimten van de noordgevel kan men kiezen voor mechanische luchtaanvoer of de aanvoer van natuurlijke buitenlucht. Normaliter gebeurt dat door een rooster in de gevel of door het openen van een raam, waarbij de toevoer niet is gegarandeerd. Daarom wordt hierbij lucht via glazen schachten in de gevel aangevoerd naar ‘ramen’ in de ruimten, zodat deze toevoer onafhankelijk van de windrichting en de windsnelheden gegarandeerd is. Als je een raam voldoende openzet, dan gaat de mechanische ventilatie automatisch uit.”

De aangevoerde lucht wordt eerst door het labyrint gehaald, waardoor de buitenlucht wordt gekoeld of verwarmd door uitwisseling met de grondtemperatuur. Het voordeel van deze methode is dat het gebruiksgebied van de lucht wordt verbreed ten opzichte van lucht direct van buiten. Andere voordelen zijn de natuurlijke ventilatielucht en de vaste druk in het kanaal.

Veranderende functies

Flexibiliteit wordt steeds belangrijker, weet Vrijhof: “Dit wordt een steeds belangrijker onderwerp. Opdrachtgevers weten dat hun gebouw snel aangepast moet kunnen worden als daar behoefte aan is. Ook voor onze opdrachtgever is dit een vereiste.” Met deze gewenste aanpasbaarheid in het achterhoofd koos men voor een losstaande installatie met betonkernactivering.

Doordat het casco en de inhoud gescheiden zijn, kan het gebouw beter aangepast worden. Vrijhof vervolgt: “Vanzelfsprekend zijn er functies die min of meer vaststaan, daar kun je niet omheen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan laboratoriumfuncties en specifieke voorzieningen die lastiger te verplaatsen zijn. Je merkt in de markt dat het onderwerp flexibiliteit erg leeft. Sommige opdrachtgevers zeggen wel eens gekscherend: ‘Mijn gebouw staat er nog niet en ik ben al aan het verbouwen’.”

De keuze voor BREEAM werd vroeg in het traject gemaakt na de workshops waarin de opties besproken werden. De partijen kozen voor deze certificering, omdat de behoefte bestond om verder te kijken dan alleen de energievraag. Naast de bouw nemen we ook de toekomstige sloop van het gebouw mee in het duurzaamheidsvraagstuk; er wordt goed naar herbruikbaarheid van materialen gekeken.”

Het doel van deze focus op duurzaamheid en bouwfysica is het realiseren van een gebouw dat zich met recht het meest duurzame onderwijsgebouw van Nederland mag noemen. Wellicht het belangrijkste is dat de eindgebruikers zich goed voelen in het gebouw en er prettig in kunnen werken. Vrijhof: “Met dit in het achterhoofd ben ik ervan overtuigd dat het onderwijsgebouw deel gaat uitmaken van een duurzame leefomgeving.”

Beeldmateriaal: Broekbakema in samenwerking met pvanb architecten

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door DGMR

Meer nieuws uit Groningen, Groningen