Roundtable: 'Kernwaarden uitgangspunt bij prestatiecontract'
Aandachtspunten bij prestatiecontracten zijn de juist data verzamelen en kernwaarden meetbaar maken. Daarnaast valt grote winst te behalen, door meer integraal samen te werken en niet standaard te kiezen voor de laagste aanschafprijs bij aanbestedingen.
Dit waren de voornaamste conclusies uit de Round Table over Prestatiecontracten, dat bij Hercuton in het Brabantse Nieuwkuijk plaatsvond. Namens de gastheer opende Ivo van der Mark deze bijeenkomst om de relatie tussen de theorie en de praktijk te vinden.
De eerste stelling nodigde direct uit tot discussie: ‘Prestatiecontracten met gezondheid en arbeidsproductiviteit als kernwaarden veroveren binnen 5 jaar de markt’.
Volgens Patrick Koch van Heijmans dienen de kernwaarden altijd een uitgangspunt te zijn, voordat je gaat nadenken over prestatiecontracten. “Het is belangrijker om integraal te kijken naar een gebouw.” Daarna vroeg Rene Simons van Honeywell Building Solutions wat de aanwezigen verstaan onder een prestatiecontract. “In een prestatiecontract geef je meetbaar aan wat wel en niet haalbaar is. En hoe beter meetbaar, hoe groter het risico”, liet hij weten.
Gaby Abdalla van DWA haakte hierop in door voorbeelden aan te dragen over contracten met boetes waaraan bedrijven uiteindelijk ten onder gaan. “Ik zie in de stelling de termen ‘gezondheid’ en ‘arbeidsproductiviteit’ liever los van elkaar. Gezondheid is steeds beter te definiëren en te meten, terwijl bij arbeidsproductiviteit veel omgevingsfactoren van invloed zijn die niet bouwkundig of architectonisch zijn.”
Data verzamelen
Alle deelnemers zijn ermee eens dat het meetbaar maken het belangrijkste is. Volgens Ronald Koedam van Mitsubishi Elevator Europe verzamelt in deze fase iedereen data. “Gelet op de hoeveelheid data is het lastig om hieruit de juiste informatie te halen. Ik ben ervan overtuigd dat we steeds meer naar slimme gebouwen gaan.”
Abdalla beaamde dit, maar plaatste wel een kanttekening: “Vooraf wordt onvoldoende vastgesteld wat men wil meten, hoe dit gedaan wordt en hoe dit omgezet wordt naar KPI’s en projectdoelen. Iedereen werkt apart van elkaar en daar gaat het mis. Na verloop van tijd kom je erachter dat net die ene sensor ontbrak in het metingsproces, waardoor je de gezochte informatie nog niet hebt.” Ook Maurits Vos van Honeywell Building Solutions vond de stelling een hot item. “Het is een kwestie van tijd voordat iemand hieraan een prestatiecontract koppelt.”
Traditionele processen
Op de tweede stelling ‘Een prestatiecontract garandeert altijd een duurzamere prestatie ten opzichte van de traditionele samenwerking’ reageerde Van der Mark: “In een traditionele samenwerking wordt uitgegaan van een bestek. Betrokkenen verzorgen uitsluitend dat onderdeel, waarvoor ze verantwoordelijk zijn. Er is dus weinig sprake van integratie.” Nick Liebrand van Grünbeck Waterbehandeling beaamde dat in bestekken weinig wordt vernieuwd. “Enige vorm van innovatie zou niet verkeerd zijn.”
Rob Verbrugge van Inventum gaf aan dat de bouwkolom nog traditioneel werkt. “Er wordt geïnnoveerd met nieuwe producten, maar tegelijkertijd gebruikgemaakt van oude processen met een traditionele aanpak.” Liebrand en Koedam vonden dat de keten verandert. “Er wordt steeds vaker kennis bij de bron gehaald. Een leverancier of fabrikant wordt vroegtijdig bij het project betrokken. Hierdoor ontstaan partnerships en verandert de vertrouwensband.” Ook de rol van de installateur verandert. “Er wordt veel duurzamer gewerkt dan 10 jaar geleden.”
Koch voegde hieraan toe dat modulariteit een belangrijke rol speelt in de installatiesector. “In tegenstelling tot vroeger hoeven apparaten niet meer volledig vervangen te worden als een onderdeel kapot is. Er wordt steeds meer gewerkt met losse modules.” Van der Mark oppert om in de stelling ‘garandeert’ te vervangen door ‘bevordert’. “Deze garantie is niet altijd haalbaar.”
Betalen voor garantie?
De laatste stelling luidt: De belangrijkste reden waardoor opdrachtgevers geen prestatiecontract uitvragen, is kennisgebrek over de mogelijke opbrengst van een dergelijke contractvorm.’ Volgens Abdalla spelen hierbij 2 zaken een belangrijke rol. “Een opdrachtgever gaat ervanuit dat hij een aannemer betaalt voor een gebouw, dat voldoet aan zijn wensen. Waarom moet hij dan een prestatiecontract afsluiten? Hij moet dus betalen voor een garantie dat de afgesproken kwaliteit geleverd wordt.”
Simons was van mening dat je dit ook anders kunt benaderen. “Neem nu een smartphone: het kan kapot gaan, maar je kunt wel garantie geven op het bereik. Ook aanbestedingen vormen een belemmering voor prestatiecontracten. De keten gaat voor de goedkoopste prijs. Opdrachtgevers moeten doorkrijgen dat het goedkoopst niet altijd het beste is.”
Abdalla vond dat er ook rekening gehouden moet worden met het verdienmodel. “Dit is tussen een onderaannemer en leverancier anders dan bij een partij, die een gebouw 25 jaar beheert op basis van een prestatiecontract.”