Rentmeester 2050 brengt bergen circulariteit
Aan de rand van Borne bulkt een kantoorgebouw van de circulaire oplossingen. Je hoeft geen geoefend oog te bezitten om te zien dat hier iets speciaals is gerealiseerd. Het is Maurice Beijk die dit bijzondere project op zijn geweten heeft. De ‘Rentmeester2050’ van ReintenInfra loopt al meer dan twintig jaar op de troepen vooruit.
Maurice Beijk is een spraakwaterval die met zijn missie en passie meedraait in de absolute voorhoede van de circulariteit. Meer dan twintig jaar geleden kreeg zijn eigen nieuwbouwhuis al te maken met zijn dadendrang en inmiddels heeft hij een uiterst groene fabriek (Unipro), garage (Volvo Harrie Arendsen) en kantoorgebouw (de Boerderij) gerealiseerd. ‘Groen=doen’ is een van zijn lijfspreuken.
De circulariteit openbaart zich volop tijdens een rondleiding van Beijk (foto rechts) in de Boerderij (Borne). Hier vonden de ReintenInfra-dochters TWW, Negam en Dusseldorp een onderkomen. Beijk attendeert bezoekers op een tweedehands betonnen trap die iets beschadigd is, wat de primaire functie in het geheel niet in de weg staat. Handgrepen op de deuren in de directiekamer verschillen van elkaar, maar doen evengoed niet voor elkaar onder. En de deuren van toiletgroepen kennen een nogal uit de kluiten gewassen hoogte, terwijl de toiletdeuren erachter normaal ogen. Wie maalt daarom? Buiten zijn het karaktervolle muren die opvallen – waarover straks meer - evenals de hoeveelheid zoemende bijen in het vele groen.
‘Ineens kreeg ik allemaal nieuwe vrienden in de betonwereld’
Toeval
Beijk maakte in 2018 de overstap van Unipro naar ReintenInfra, met dit pand als een van de lokkertjes. “Als ik maar niet word gebruikt voor greenwashing en window dressing”, vertelde hij zijn nieuwe baas Herman Reinten. “Ik wilde zeker weten dat zijn intrinsieke motivatie paste bij de mijne”, aldus Beijk. En zo geschiedde. Het hele ontwerp van de Boerderij lag er al, inclusief vergunningen, data in BIM en met stuklijsten van virgin materialen. Toch wist Beijk samen met architect Martin Kleine Schaars (I’M Architecten) de hoeveelheid nieuw staal en beton tot het uiterste te beperken en het gebouw energiepositief te maken.
Het proces om het oorspronkelijk ontwerp te vergroenen noemt Beijk design bij coincidence. Zo was daar toevallig al snel een geschikt donorgebouw, het Erasmus MC in Rotterdam, dat een grote hoeveelheid gebruikt materiaal opleverde: 330 kanaalplaatvloeren, de staalconstructie, trappen, deuren en kozijnen. De immense hoeveelheid beton leverde een logistieke uitdaging van jewelste op. De platen werden in setjes van vijf op een vrachtwagen aangevoerd en wachtten nog twee jaar geduldig in een naastgelegen weiland op de bouw.
Die langdurige opslag leverde Beijk aanvankelijk hoongelach op, want het project scheen mislukt. “We werden publiekelijk te kakken gezet”, vertelt Beijk. Toen de bouw echter toch aanving, was de LinkedIn-post over dat beton goed voor gauw 80.000 views. “Ineens kreeg ik allemaal nieuwe vrienden in de betonwereld”, smaalt Beijk over deze milde vorm van eerherstel. “Inmiddels blijken ze ineens wel losmaakbare kanaalplaatvloeren te kunnen maken.”
Vergunning
De maatvoering van het donorgebouw zorgde wel voor een aanpassing van het ontwerp. Op diverse plekken werden de maten iets breder en hoger dan in de vergunning stond. Beijk: “Als je het donorgebouw verzaagt, werkt dat prijsverhogend. Doordat we nu één op één zoveel mogelijk gebruikten, is het gebouw 80 centimeter dieper geworden.” Daar begon de strijd met het gemeentelijk apparaat, een gruwel die niet alleen Beijk ervaart. Aan de ene kant is de overheid als grootopdrachtgever richtinggevend voor de circulaire transitie, aan de andere kant is de overheid nog lang niet zover dat circulaire principes eenvoudig kunnen worden toegepast.
Verzonnen duurzaamheid
Op weg naar de circulaire doelen van de toekomst stuit Beijk op nog meer drempels. Wie investeringen wil dempen met financiën uit overheidsregelingen (MIA, Vamil) moet een BREEAM-label verwerven. Een doorn in het oog van Beijk. “BREEAM heeft mij meer tegengehouden dan geholpen. Ik vind het soms een gedrocht. Het is technische duurzaamheid verzonnen door alfamannetjes.”
“Een simpel voorbeeld”, vervolgt Beijk. “Als ik bij wijze van spreken bij een bouwmarkt een insectenhotel van 50 bij 50 centimeter koop, heb ik al haast mijn BREEAM-vinkje binnen. Wat wij bedachten vanuit onze intrinsieke motivatie, samen met een eigen ecoloog, landschapsarchitect en in samenspraak met natuurorganisaties, telt echter niet.
Ik denk dat er aantoonbaar duizend insectensoorten zijn bijgekomen. Alleen al op het kleine pleintje voor de ingang zie je nu, binnen een half jaar, al tien verschillende soorten bijen. Ecologisch gaat het hier gigantisch goed, maar het verkrijgen van dat vinkje vergt extreem veel inspanning en bewijslast.”
Stempeltje van 20.000 euro
“Vervolgens is daar het reused isolatiemateriaal onder het dak. Met drie lagen kruislings op elkaar haal je een erg hoge isolatiewaarde. BREEAM schrijft echter voor dat het gebruikte materiaal in een cassette moet worden geplaatst en bij TNO Delft in een drukkamer met sensoren moet worden doorgemeten. Het monitoren duurt vervolgens drie maanden en dan komt er een stempeltje op dat die oplossing voldoet. Die test kost 20.000 euro exclusief transport, terwijl nieuwe isolatie in totaal 8.000 euro kost. Ik denk dat die wereld zichzelf beschermt. Zo gaan we de circulariteit niet over de bühne krijgen.”
“Dit was veruit mijn moeilijkste klus”, bekent Beijk. “Je loopt zo tegen regel- en wetgeving aan. En tegen de reguliere, lineaire bouwwereld die helemaal zit dichtgetimmerd met keurmerken. En dat in plaats van nuchter en ouderwets boerenverstand. Ik noem het systeemfalen.” De reguliere markt, sputtert vaker tegen, aldus Beijk, en met name de betonbranche. Zo gingen er betonnen funderingspalen de grond in, met daarin niet de voorgeschreven 30% granulaat, maar 50%. Dat is vloeken in de kerk, zodat zelfs een aannemer door al het gedoe – aldus Beijk – afhaakte en hij uiteindelijk een bedrijf uit Friesland inschakelde.
Stoeptegels
Wie denkt dat Beijk een klaagzang houdt, heeft het mis. Het is vooral een diepgevoelde passie voor volhoudbaarheid – ‘Ik houd niet van het woord duurzaamheid; daar zit ‘duur’ in’ - die door al zijn aderen stroomt. Waarbij de hoogste drempels die dienen te verdwijnen de revue passeren. Ondertussen vertelt hij in sneltreinvaart over de innovaties in het pand. Zo raakt Beijk niet uitgepraat over de stenen gevel, het pronkjuweel van het pand, die bestaat uit gehalveerde stoeptegels die ogen als uitheems natuursteen.
“Normaal gesproken eindigen gebruikte stoeptegels als granulaat, dus dat is downcyclen. Nu gaan ze naar de sociale werkvoorziening, waar ze met een hogedrukspuit schoon worden geblazen. Vervolgens halveert een pneumatische knipper ze en daarmee hebben we ze geüpcycled. En nu is het de buitenmuur van dit pand en echt niet goedkoper dan een nieuwe steen. Toch doen we het, omdat wij het vanuit een intrinsieke motivatie relevant vinden. Het zou dan vanuit de overheid aardig zijn, dat wij hiermee aan onze verplichting in lopende projecten hebben voldaan in het kader van de SROI [social return on investment; red.]. Niet omdat wij dat moeten, maar omdat wij dat zelf willen.”
Dit is een beknopte versie van het hele interview met Beijk; lees nu het complete artikel in het nieuwe digitale magazine Circulariteit, met o.a.:
- “Uiteindelijk is dit gebouw niet goedkoper dan normaal. Daar krijg ik standaard vragen over, dat is echt Hollands. Ik vind het haast een impertinente vraag.”
- “Vraag me niet wat het kost, maar wat het uiteindelijk oplevert.”
Maurice Beijk verzorgt één van de keynotes tijdens het congres Gamechangers in de bouw & infra (Duurzame innovators & innovaties 2023). Koop hier je ticket!
Tekst en beeld: Ysbrand Visser