De winstkansen van het regeerakkoord schuilen in integratie
Op basis van het regeerakkoord van het nieuwe, vandaag geïnstalleerde kabinet Rutte IV is het voor de verduurzaming van de bouw van belang hoever de samenhang reikt tussen klimaat, energie, natuur, stikstof, ruimte, bouwen en wonen. In onderstaand artikel legt Jan Willem van de Groep uit hoe er door integratie nog Megatonnen CO2-emissiereductie bij geplust kunnen worden.
Het nieuwe regeerakkoord staat boordevol hoopvolle ambities. Of deze ambities ook gerealiseerd gaan worden, zal afhangen van de plannen die ervoor gemaakt gaan worden. Want wat er nu echt gedaan gaat worden, is nog vaag. Daarnaast is het akkoord opgebouwd langs de klassieke departementale lijnen en mist het zicht op de samenhang tussen verschillende opgaven. Daar zitten echter wel de kansen om de haalbaarheid te vergroten.
De ambities mogen er zijn
De belangrijkste zin uit het regeerakkoord is wellicht deze: “Daarom ook streven we de klimaatdoelstelling van maximaal 1,5 graad van het Klimaatakkoord van Parijs na en willen we biodiversiteit versterken”. Het woordje streven is helaas nog wat dun, maar men beseft in ieder geval dat meer dan 1,5 graad opwarming niet acceptabel is en dat we daar nu nog wat aan kunnen doen. Aan de daaraan gekoppelde doelen mag nog wel wat gesleuteld en gerekend worden. Een emissiereductie van 60% per 2030 klinkt als veel, maar is niet Paris Proof. Als we niet heel snel grote stappen zetten, zijn we binnen nu en zeven jaar door het ‘budget’ voor die 1,5 graden heen.
De ‘VOOR’ ministers
Er komen twee belangrijke ministers met een flinke hoeveelheid middelen: de minister voor Klimaat en Energie Rob Jetten en de minister voor Natuur en Stikstof Christianne van der Wal. Zij vallen ieder onder een ander departement, respectievelijk het ministerie van Economische Zaken (EZ) en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Waarschijnlijk hebben de beide ministers nog niet echt door dat ze elkaar flink kunnen en moeten versterken. In onderstaand plaatje is een poging gedaan om alle elementen uit het regeerakkoord in beeld te brengen, inclusief de overlappen. Daarin zijn belangrijke elementen uit de CO2-begroting, die is gekoppeld aan bepaalde maatregelen, als commentaar toegevoegd.
Hoe het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) zich gaat verhouden tot de twee ‘VAN’ departementen, EZ en LNV, is nog niet helemaal duidelijk. Het zou niet verkeerd zijn om het team energie-transitie-gebouwde-omgeving (EGO) onder te brengen bij Klimaat en Energie, inclusief bouwregelgeving. Dat laatste vooral omdat de bediscussieerbare issues daarin allemaal draaien om de energie- en materialentransitie en dus om het beheersen van CO2-emissies.
Overlapgebied A
De koppeling tussen ‘Klimaat en Energie’ en ‘Natuur en Stikstof’ komt maar moeilijk tussen de oren van politici. Ja, men heeft 5 Megaton CO2-reductie gekoppeld aan de opgave om de stikstofemissies fors te verlagen. Die berekening is waarschijnlijk gekoppeld aan de reductie van de veestapel. Omgerekend tegen 22 ton emissie per hectare door de veeteelt kom je dan al snel op 227.000 hectare landbouwgrond die op zoek moet naar een nieuwe bestemming.
Dat die 5 Mton opgeplust kan worden met 5 Mton CO2-opname door gewassen (3,5 in materialen en 1,5 in de bodem), waarmee bouwmaterialen gemaakt kunnen worden, is niet meegerekend. Terwijl men (gelukkig) wel het besef heeft gehad om deze waardevolle zin op te nemen: “We stimuleren nieuwe verdienmodellen zoals ‘bio-based’ bouwmaterialen, ‘carbon credits’ en stikstofbinding.”
Die nieuwe verdienmodellen en de ontwikkeling en stimulering daarvan betekent een koppeling tussen het stikstoffonds en het klimaatfonds. Biogrondstoffen voor bouwen, waarbij koolstof voor altijd wordt opgeslagen in bouwmaterialen, én grondstoffen voor de toekomst doen immers exact hetzelfde als wat wordt nagestreefd met CCS (Carbon Capture and Storage). Vandaar ook dat de CCS-ambitie is opgenomen in overlapgebied D. Met dat verschil dat het beschikbare geld daarvoor gestoken wordt in betere en duurzamere gebouwen.
Aan die extra 5 Mton kunnen we ook nog 4 Mton toevoegen aan verdrongen CO2-emissie. Dat is de hoeveelheid emissie die niet wordt uitgestoten voor het maken van CO2-intensieve materialen door het gebruik van biogrondstoffen.
Het is een raadsel waarom er 500 miljoen euro uitgegeven moet gaan worden aan een emissiebesparing van 0,1 Mton bij de toeleverende bouwindustrie. Dat is te veel geld voor veel te weinig CO2-winst. Investeer dat geld liever in de transitie naar biobased materialen met een veel groter emissierendement per geïnvesteerde euro.
Landschapsgronden
De samenhang tussen bouwen, ruimtebeslag en natuurinclusiviteit is lange tijd zoek geweest. Daar komt in toenemende mate meer belangstelling voor. In het regeerakkoord is er ook een zinnetje aan gewijd. De introductie van de term ‘landschapsgrond’ heb ik genoemd in overlapgebied D. Deze landschapsgronden zijn nog niet goed gedefinieerd, maar markeren waarschijnlijk de transitiegebieden, waarbinnen nieuwe verhoudingen worden gezocht tussen natuur, landbouw en wonen. Juist gewassen voor biogrondstoffen met een zeer lage bodembelasting (weinig behoefte aan nutriënten en bodemherstellend) kunnen in die gebieden voor een bepaalde periode een belangrijke rol spelen.
Overlapgebied C
In het overlapgebied C zitten vooral de energiemaatregelen voor de gebouwde omgeving. Bij de verdeling van portefeuilles tussen Economische Zaken en Binnenlandse Zaken in 2013 is EGO geheel naar BZK gegaan. Misschien logisch in verband met de overlap met bouwregelgeving, maar onlogisch voor wat betreft alle transitieactiviteiten die georganiseerd moe(s)ten worden. Het zou voor de transitie goed zijn als het hele pakketje bij de minister voor Klimaat en Energie beland, met een stevige coördinerende DG (Directeur Generaal) onder de SG (Secretaris Generaal).
Hetzelfde geldt voor de materialentransitie. Nu ligt het omlaag brengen van de ongeveer 20 Mton CO2-emissie door de bouwgerelateerde industrie voor een deel bij de opgave van de industrietafel (van het Klimaatakkoord). De transitie naar meer hergebruik van bestaande (sloop)materialen en het sturen op de toepassing van biobased bouwmaterialen wordt daar echter niet gedaan. Dat gebeurt ook niet bij LNV, en bij VRO (nu nog BZK) zitten echt ambtenaren die roepen dat ieder materiaal ze even lief is (“Wij creëren een gelijk speelveld voor alle bouwmaterialen”).
Grasisolatiepanelen
Er moet toch iemand zijn die nadenkt over de materialen, waarmee de enorme isolatieslag gemaakt moet gaan worden? Gaan we dat doen met CO2-intensieve materialen (met dus meer emissies aan de industriekant) of gaan we dat doen met biobased materialen waarbij koolstof wordt opgeslagen en gelijktijdig de boeren worden geholpen met nieuwe verdienmodellen? Dan hoeft er ook veel minder geld uit het klimaatfonds getrokken te worden. En wat te denken van het materiaalgebruik om maatschappelijk vastgoed te renoveren? Voor degenen met slimme plannen ligt een pot van 2,75 miljard te wachten. Doe dat met de goede materialen en de winst is niet 1 Mton CO2 maar het dubbele.
Overlapgebied D
Dit gebied is al een paar keer aan de orde geweest in de voorgaande tekst. Het regeerakkoord wil een betere aansluiting tussen klimaatbeleid en circulariteit. Dat is erg goed, want bij veel partijen die bezig zijn met de circulaire economie speelt het verlagen van de CO2-emissie nauwelijks een rol. Zeker niet binnen de bouwsector.
Het meest nijpende probleem binnen de bouwsector is op dit moment misschien wel dat er geen instrument is waarmee gestuurd kan worden op de beheersing van CO2-emissies. Een instrument om echt handen en voeten te geven aan het regeerakkoord ontbreekt. Men moet bijvoorbeeld afspraken gaan maken over de aantallen woningen na afschaffing van de verhuurdersheffing, maar ook de mate waarin die woningen duurzaam gebouwd gaan worden. De MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) is daarvoor op dit moment volkomen ongeschikt. Welke van de drie ministers slaat met de vuist op tafel? Natuur en Stikstof heeft een belang bij biobased bouwen, Klimaat en Energie bij CO2-emissiereductie en circulariteit en VRO wil alleen maar meer huizen en wel zo snel mogelijk, met zo min mogelijk gedoe.
Met betrekking tot de pot van 22 miljard voor innovatie en hulp bij vroege opschaling ligt de nadruk hopelijk vooral op dat laatste. Binnen acht jaar naar 60% reductie betekent vooral het ondersteunen van ondernemers met TRL’s van 7 tot 9 (Technology Readiness Level: de fase van ontwikkeling tot marktrijpheid waarin een product zich bevindt; 1 is fundamenteel onderzoek en 10 is uitrol) en het daarvoor creëren van de juiste opschalingscondities.
Zeker voor de bouw geldt dat we de technieken wel hebben, maar dat de instapdrempels die door de gevestigde industrieën zijn bedacht erg hoog zijn. Ook de juiste condities en de optimale ketens ontbreken nog. Groene industriepolitiek betekent niet alleen het vergroenen van de bestaande industrie, maar vooral het opschalen van een low-carbon en biobased economie.
Conclusie: het koppelen en integreren van de opgaven kan zomaar 15 Mton extra CO2-emissie reductie per 2030 opleveren. Daarmee creëren we nog meer perspectief om binnen het beschikbare '1,5 graad-CO2-budget' te blijven.
Tekst: Jan Willem van de Groep
Foto boven: ‘Landschapsgrond’ in Overijssel op zoek naar een nieuwe bestemming (foto Shutterstock)?
Foto onder: grasisolatiepanelen (BZW Holland).