Buitenland kijkt jaloers naar Nederlandse bouwteams
Witteveen+Bos is sinds kort partner van Duurzaam Gebouwd en dat niet in de laatste plaats vanwege het bouwteam. Een denktank van Duurzaam Gebouwd, het Bouwgenootschap, schreef afgelopen jaar aan de vernieuwde versie van het DG Model Bouwteamovereenkomsten dat zeer binnenkort wordt gepubliceerd. Jaap de Koning heeft daarvoor de nodige input geleverd. “Dat waren continu intensieve sessies, waarin we bijvoorbeeld de taken van de opdrachtgever en opdrachtnemer heel expliciet hebben gemaakt. Het is een stuk helderder geworden en dat is echt een verbetering.”
Het is aan de markt om te beslissen hoe met het nieuwe model wordt omgegaan en of er zaken worden aangepast, maar volgens De Koning levert het DG Model Bouwteamovereenkomsten een gezonde balans, waardoor het bouwteam goed gaat werken. Zo is de risicoverdeling goed uitgediscussieerd en dat in beide, mogelijke toepassingen van het nieuwe model (UAV en UAVgc).
“We hebben ook gezegd”, vervolgt De Koning, “dat de DNR [algemene branchevoorwaarden, red.] in principe de basis moet zijn waarop de aannemer, die in het bouwteam nu eerder aan tafel zit, zijn werk verricht. Dat vinden we niet meer dan logisch en past bij de rol die hij heeft. De opdrachtnemer is niet de baas of leidend in het bouwteam, maar brengt wel uitvoeringsdeskundigheid en ervaring in.Dat vergroot de bouwbaarheid en beperkt de kosten.”
“Daarmee zit de aannemer eigenlijk op dezelfde stoel als de andere adviseurs. Iedereen die in de bouwteamfase heeft gewerkt, kan straks terugvallen op die DNR en dus ook de aannemer aanspreken op het werk dat hij in het bouwteam heeft verricht. De aannemer is dan ook niet de partij die het ontwerp maakt. Als je dat wilt, moet je er een geïntegreerd contract van maken.”
“We hebben er verder ook goed in gezet dat in de bouwteamfase het ontwerpproces op een goede manier gedocumenteerd moet worden. Dat is tot nu toe altijd lastig. Wie heeft nu wat ingebracht? Wie heeft ergens ja tegen gezegd? En hoe is het in het ontwerp gekomen?” Expliciete bepaling over samenwerken In het nieuwe model staat ook een expliciete bepaling over samenwerken die in het oude model ontbrak. Verder wordt de prijsvorming iets anders geregeld. Wat betreft de constructieve veiligheid worden partijen verplicht een hoofdconstructeur aan te wijzen.
Het bouwteam groeit momenteel in populariteit, terwijl geïntegreerde contracten het lastig hebben. De Koning: “Ik zie dat de klepel weer terugslaat. We hebben in de jaren negentig gezien dat de markt het moest oplossen. Het was ‘de markt tenzij’ bij Rijkswaterstaat. Jarenlang was dat ook vanuit de aannemerij gezegd: ‘Laat ons mee ontwerpen, want wij kunnen veel meer toevoegen’. Aannemers liepen zo echter door de jaren heen wel steeds meer risico’s en hebben daar veel leergeld voor betaald. Geld dat ze niet meer bij de opdrachtgevers konden claimen.”
“Voor aannemers is het risicoprofiel van het bouwteam veel vriendelijker. Het is veel meer in overeenstemming met wat we met z’n allen doen. Bovendien zit de opdrachtgever bij een geïntegreerd contract niet meer aan tafel, en die wil daar juist wel bij zijn en weten wat er gebeurt. Daar beantwoordt een bouwteam wel aan. Dus dat levert meer betrokkenheid en sturing van de opdrachtgever op, die ook meer kan gebruikmaken van de kennis van de aannemer.”
Oeverbeschermingsproject van Witteveen+Bos op Java.
Poldermodel belangrijke factor
Als groepshoofd binnen Witteveen+Bos is ‘samenwerken en contracteren’ een belangrijk aspect waarmee De Koning zich bezighoudt. En dat doet hij ook als lid van de European Federation of Engineering Consultancy Associations. Daar ziet hij telkens weer dat we het op het gebied van aanbesteden en contracteren in Nederland nog niet zo slecht doen.
“In veel Europese landen wordt er toch met enige jaloezie naar Nederland gekeken”, aldus De Koning. “Ik denk dat het poldermodel daarin een heel belangrijke factor is. Wij zijn in staat om af en toe over onze eigen schaduw heen te stappen en gaan bij problemen aan tafel zitten om te kijken of we eruit kunnen komen. Wij bellen niet meteen onze advocaat.”
“Voor buitenlanders is het een mooi verhaal dat deze houding in de polder is ontstaan door de gemeenschappelijke dreiging van het water. Dat je de aannemer ook in de ontwerpfase betrekt, wordt in het buitenland echter niet meteen begrepen. De adviseurs in de ontwerpfase zijn van nature niet geneigd om de aannemer aan tafel uit te nodigen. Je moet dan uitleggen dat die aannemer niet zomaar de leiding overneemt en er alleen als toegevoegde adviseur zit.”
Alles slikken
“Het is waarschijnlijk ook een kwestie van taal en cultuur. In het buitenland kan men zich moeilijk voorstellen dat je kunt samenwerken met een aannemer om een beter ontwerp te krijgen. Er zit in veel Europese landen nog zo’n ingebakken wantrouwen in de markt. Een goed voorbeeld kreeg ik van een collega uit Polen. Hij was in een presentatie heel duidelijk over wat er op het gebied van contracten in Polen aan de hand is. Op zijn eerste slide stond gewoon: ‘Wij worden gecastreerd’.” “Hij gaf voorbeelden over hoe overheden daar contractvoorwaarden opstellen. Hoe ze daar de internationale standaard van FIDIC-contracten, die bijvoorbeeld ook door de Wereldbank worden gebruikt, helemaal herschrijven en alle risico’s naar de opdrachtnemer duwen. Die heeft vervolgens geen enkele mogelijkheid voor compensatie en kan geen protestaantekenen. Hij moet alles slikken.”
“Het is dus niet verwonderlijk dat bijna ieder project in Polen eindigt met juridische claims over en weer. Momenteel staat er ongeveer twee miljard aan wederzijdse claims uit. Er is maar één gerechtshof in Warschau, met twaalf rechters, dat alle zaken in Polen behandelt. Er is geen cent te verdienen en dus zitten er nu ook geen Nederlandse bedrijven. Die hebben daar geen zin in.” De Poolse collega had ook een verklaring voor het zakendoen in Polen. “Kijk naar de historie. Ze hebben jaren achter het IJzeren Gordijn gezeten en wie was daar niet te vertrouwen? De overheid. Dat heeft een kloof opgeleverd die nog steeds heel erg groot is. Het gaat dus vooral overde omgang met elkaar.”
Jaap de Koning, Witteveen+Bos
Populariteit bouwteams
“Een van de aanbevelingen van mijn Poolse collega was om in de overleggen normale taal te gaan spreken en te stoppen met het elkaar uitschelden tijdens vergaderingen. Op dat niveau zit Polen nog en ik denk dat het bouwteam daar ook niet gaat werken. En dat geldt wel voor meer voormalige Oost-Europese landen. Alle projecten worden nog gegund op de laagste prijs en niet op EMVI. Ook op dat punt kijken ze enigszins jaloers naar Nederland. Ze hebben echt nog jaren te gaan om die ontwikkeling door te maken. Wij hebben ook wel onze kwesties, zoals de sluis bij IJmuiden en het Zuidasdok waar de aannemer wegloopt, maar in het algemeen doen wij het helemaal niet zo slecht.”
Toch kan het contracteren nog veel beter verlopen en daarom juicht De Koning de populariteit van bouwteams toe. “We hebben nog te vaak gedoe in de uitvoering. Omdat we het bouwproces zo in stukjes hebben gehakt en de kennis van de aannemer niet goed benutten. Het bouwteam biedt de juiste setting om de kwaliteit en de samenwerking in het bouwproces te verbeteren. Het is zeker niet bedoeld voor ieder project en ook geen gegarandeerd succes, besluit De Koning, maar het nieuwe DG Model Bouwteamovereenkomsten dat dit voorjaar wordt gepubliceerd, verdient een serieuze kans.
Dit artikel is ook in de nieuwe uitgave van Duurzaam Gebouwd Magazine (nummer 46) verschenen.
Tekst: Ysbrand Visser
Foto bovenaan: Witteveen+Bos is betrokken bij het ontwerpen van een dijk rond Jakarta, Beeld: Witteveen+Bos