Slimmer omgaan met transformaties
- Renovatie & Transformatie
- Artikel
“Duurzaamheid wordt vaak met de mond beleden, maar niet met de portemonnee” vindt Hans ter Horst, Sales Director van Carlisle Construction Materials uit Kampen. Deelnemers aan de Round Table Renovatie en Transformatie bediscussiëren of conventionele bouwmethoden belemmerend zijn voor duurzaam bouwen.
“Duurzaamheid is een containerbegrip geworden. Thomas Rau wist het tijdens het Congres in Maastricht nog mooi aan te stippen dat duurzaamheid geen verandering betekent. “We moeten geen gebouwen bouwen voor de eeuwigheid, maar deze juist tijdelijkheid faciliteren”, zei Rau destijds.
“Duurzaamheid wordt het beste besproken als je er tegenaan schopt, dan komt het in de kern naar boven”, meent Ter Horst. Zijn wij als bouwend Nederland hier wel op ingericht? Kunnen wij dit faciliteren of stappen wij in onze conventionele valkuil: goede duurzame ideeën aan de voorkant en de traditionele kaasschaaf aan de achterzijde?
De eerste stelling luidde ‘Duurzame dakbedekking en overige bouwproducten zijn een sluitpost op de begroting van veel opdrachtgevers’. Rayon manager Gerry Elfrink van Faay ziet het als een verworven gewoonte om juist op duurzame producten te bezuinigen of die uit het bestek te halen. ”Vergeet niet dat met de toepassing van duurzame producten over het algemeen ook ‘gezonde producten’ worden ingezet. Alleen daarom is het al een gemis om juist op deze producten te bezuinigen.”
Frisse Scholen voor beter binnenmilieu
Anne Wagenmakers van Van der Heijden Bouw en Ontwikkeling sluit zich bij deze mening aan. Zij refereert naar het Frisse Scholen-project van RVO.nl. Dit stimuleert scholen om onder meer het binnenmilieu te verbeteren, door beter te isoleren en te ventileren. “Maar het is ook de vraag of de opdrachtgever vindt dat deze rol bij haar of juist de uitvoerende partij moet liggen”, gaat Anne verder.
Ter Horst meent dat bij de opdrachtgever nogal eens de gedachte leeft dat duurzaamheid duur is. Sales manager duurzame daken van Soprema Arno van den Bosch meent dat juist het dak niet als sluitpost gezien moet worden aangezien het vastgoed hieronder lijdt. “Binnen een circulaire economie moeten wij de bouwproducten als grondstof en niet als afvalstof gaan zien. Deze moeten dus recyclebaar zijn en dan niet “downsizen’, maar hoger in de bouwkolom terug te laten komen.”
Ook marketing manager Benno Nijenhuis van Carlisle deelt die mening. “In de toekomst moeten we bijvoorbeeld gaan denken in leasecontracten met de producent, zodat deze de materialen bij een vervangingsvraag weer kan inzetten als grondstof voor de productie van nieuwe bouwproducten.”
Michiel Blans van Veris Bouwmaterialen vult aan door te stellen dat “Duurzame producten vaak als sluitpost gelden omdat ze uit zicht zijn. Vaak hebben bedrijven niet eens door hoe duurzaam bepaalde producten zijn, totdat ze de LCA-score zien. Dus maak die duurzaamheid zichtbaar.”
Nijenhuis: “Onze bouwproducten moeten wij gaan kwantificeren om ze vergelijkbaar te maken. Dit gebeurt op dit ogenblik veelvuldig met duurzame certificeringen, dan vooral met de optimalisering van de LCA in de vorm van een Environmental Product Declaration. Producenten als Carlisle stellen zich open door deze gevalideerde milieu informatie beschikbaar te stellen aan ontwerpers en opdrachtgevers.”
Bekijk de volledige samenvatting en de deelnemerslijst
Slimmer omgaan met transformaties
De tweede stelling was: ‘De weinige gebouwtransformaties die we uitvoeren, voeren we niet altijd goed uit’. Ter Horst: “Als bestaande kantoorgebouwen worden getransformeerd, gebeurt dit vrij basaal, vaak als onderkomen voor bijvoorbeeld studenten. Kan dat nu niet beter, kunnen we niet wat slimmer omgaan met dat soort transformaties?”
Wagenmakers meent dat het vaak een combinatie is met het type opdrachtgever. “Als deze meer duurzaam geëngageerd is, zal dit traject anders verlopen. Wellicht moet je in een opdracht een duidelijke ROI benoemen, zodat je de transformatie ook commercieel kunt vermarkten.”
Ter Horst daarentegen verdenkt vooral de architect weleens van luiheid. “Velen hebben geen bouwkundige achtergrond en zijn primair esthetisch ingesteld.” Blans vult aan dat we misschien meer moeten gaan denken uit het principe van Total Cost of Ownership, of initiatieven vanuit de gebruiker, bijvoorbeeld Crowdfunding.
Vastgoed is bepalend
Van den Bosch meent dat opdrachtgevers te weinig kennis hebben. “Het is ook maar de vraag of een gebouw bij de transformatie een woonfunctie moet hebben.” Wagenmakers meent dat de transitie wel moet aansluiten bij de doelgroep en visie van de opdrachtgever. “Er wordt absoluut gedacht aan kwaliteit en ook de kennis is er. Steeds meer transformaties worden als turn key opgeleverd.“
Het vastgoed is uiteindelijk wel bepalend voor de transformatie en hoe deze wordt uitgevoerd, gaat Ter Horst verder. Vaak wordt er te lang gewacht voor een definitieve verkoop en dan moet er opeens snel geld worden opgehaald. Daar ligt natuurlijk wel een bedreiging in de markt.
De derde en laatste stelling is prikkelend bedoeld richting de bouwsector. ‘EPDM is de enige dakbedekking voor het platte dak met een bewezen levensduur van 50 jaar, niemand anders kan dit beweren’.
Te lange horizon voor opdrachtgever
“Een dak staat onder de invloed van zeer veel factoren, veel meer dan bij andere bouwproducten. Toch hebben veel opdrachtgevers meer geld over voor een m² goede vloerbedekking dan voor een duurzaam dak. Dat is toch vreemd?”, vraagt Ter Horst.
Elfrink: “Is het niet zo dat hier die horizon voor de opdrachtgever te lang is en dat deze niet verder wil kijken dan maximaal 25 jaar.” Ter Horst: “Dat klopt wel, maar als we kijken naar een traditioneel bitumineus dak dan moeten we daar wel naar 15-17 jaar onderhoud plegen. Minder levensduur betekent niet een besparing, maar juist een opstapeling van extra kosten.”
Van den Bosch deelt ook die mening en vult aan dat in de toekomst het opraken van de grondstoffen een bepalende rol gaan spelen. “Je zult wel moeten kiezen voor materialen met een langere levensduur. Die keuze moeten wij nu al maken.”