Van meer- naar minderkosten
Voor een duurzame ontwikkeling moet ons financiële systeem om. En dat hoeft niet eens op een ingewikkelde manier.
Hoe we het ook wenden of keren, echte duurzaamheid kost meer. We kunnen de meerinvesteringen vergoelijken door te praten over de effecten op langere termijn – het is een contradictio in terminis om duurzaamheid te beschouwen op korte termijn – maar voor meer kwaliteit is in ons huidige bestel een grotere voorinvestering nodig.
Dat ligt natuurlijk aan ons financiële systeem, waarin arbeid duur en materialen en energie goedkoop zijn, en waarin maatschappelijke kosten voor onder andere herstel van natuur na schade door vervuiling en aantasting niet worden verrekend in de prijs van producten. Dat is niets nieuws en wordt al decennia geroepen door bevlogenen uit de milieuhoek. Aangezien zowel belastingomschakeling als verrekening van verborgen milieukosten niet zomaar gaat, hoeven we voorlopig niet te wachten op een automatische marktwerking.
Ik heb hier lang mee geworsteld, want ik weet wat technisch en ruimtelijk mogelijk is, maar moet net als u met lede ogen aanzien dat goede plannen stranden in financiële of juridische onwil.
Minimumeis
Van de woningbouw kennen we al een tijdje de Wet van de Minimumeis: sinds de Woningwet uit 1903, die ontworpen was om misstanden bij de bouw van arbeiderswoningen te voorkomen door normen te formuleren voor bijvoorbeeld verdiepingshoogten, weten we dat wettelijke minimumeisen de referentie worden.
Zo is de 2,4 m verdiepingshoogte uit 1903 als referentie gehandhaafd tot 2002 (toen die werd verhoogd naar 2,6 m), terwijl de gemiddelde Nederlander ondertussen meer dan 10 cm groter geworden was. Zoals mijn leermeester Jón Kristinsson altijd zei: "de mensen lopen met hun aura in het wapeningsstaal". Buiten de Woningwet weten we dat het principe ook werkt bij de Energieprestatienorm.
Kwaliteit als meerkosten
Als het wettelijke minimum de referentie wordt, is het logisch dat alle extra kwaliteit wordt gezien als meerkosten. Zo gaat het ook in de bouwpraktijk. Investeerders en ontwikkelaars zijn ambitieus maar willen voordat de knoop wordt doorgehakt altijd weten wat de meerkosten zijn. Meer ten opzichte van wat? Ten opzichte van een marktconforme oplossing, en die voldoet net aan de wettelijke eis – het Bouwbesluit – ergo, het minimum.
Dit kunnen we grafisch verbeelden zoals in afbeelding 2. Als marktconform bouwen niet duurzaam is, is wat we duurzaam bouwen noemen duurder. Erg duurzaam bouwen is nog duurder. Energie- en klimaatneutraal, Cradle to Cradle bouwen – wat we als heilige doel zouden kunnen beschouwen – is onbetaalbaar.
Pilotprojecten in deze hoek kunnen alleen gerealiseerd worden onder idealistische vlag en met veel extra financiering uit subsidies of filantropische bron. Daarmee gaan we onze bestaande en nog te bouwen voorraad niet 'verduurzamen'. Het moet dus anders, maar dat kan gelukkig ook.
Geldbelust
De grafiek hierboven geeft een oplossing, die landelijk, provinciaal of gemeentelijk kan worden ingevoerd. Elke gemeente bijvoorbeeld heeft een aantal financieel-juridische instrumenten om ontwikkelingen radicaal om te gooien. We hebben gemeentelijke belastingen en heffingen (vooral de OZB) en grondprijzen.
Veel ontwikkelaars zullen met mij verzuchten dat de meest duurzame projecten moeten worden gerealiseerd boven op torenhoog geprijsde grond. De gemeente als geldbeluste marktkoopman.
Vervuilend bouwen mag
Elke gemeente die zijn duurzaamheidsambities serieus neemt moet deze praktijk onmiddellijk beëindigen en zijn grond als middel inzetten voor de duurzame omslag. Hoe?
Allereerst moeten we als referentie de meest duurzame prestatieniveau nemen. Dit hoge niveau (in termen van bijvoorbeeld energieneutraliteit, waterbalans en C2C materialen) komt overeen met € 0/m2 aan grondprijs of € 0 aan OZB. Hoe verder een project van deze doelen af zit, des te hoger de grondprijs en/of belasting is.
Een project dat ouderwets marktconform is en het Bouwbesluit volgt, krijgt van de gemeente de 'hoofdprijs', zeg € 2.000/m2. Vervuilend bouwen mag dus best, zolang men er schandelijk veel voor betaalt. Deze hoge prijzen compenseren bij de gemeente de 'gederfde' inkomsten bij duurzame projecten. En de markt doet vanzelf het werk…
Op termijn ontvangt de gemeente helemaal niets meer voor haar grond maar hoeft dan ook niet meer te investeren in compenserende en herstellende maatregelen.
Deskundig weerwoord
Als techneut mag ik hierover eigenlijk niets zeggen, dus ik hoop op deskundig weerwoord vanuit juridische hoek. En liefst nog suggesties voor hoe het dan wel moet, want onze klimaat- en andere duurzaamheidsdoelstellingen gaan we in ons huidige bestel niet halen.
Afbeeldingen
Afbeelding 1: Bouwplaats
Afbeelding 2: De bouw anno 2010?
Afbeelding 3: De bouw anno 2009
Gerelateerde artikelen, events & downloads
Reacties
Andy, dank voor je heldere betoog over een onderwerp waar velen zich het hoofd over breken. Voor de gemeente Haarlemmermeer hebben we op onlangs soortgelijke ideeën de revue laten passeren. Eén daarvan is korting op de grondprijs bij gebleken duurzaamheid van het ontwerp. Belangrijkste punt van zorg is de meetmethode (reken maar dat bij dergelijke kortingen, de belangen hoog worden) en de daadwerkelijke uitvoering volgens ontwerp - maar ok, daar is vast wel uit te komen. Een lastiger kwestie is die van 'de goede buren': het uitwisselen van energie/stoffen/water-stromen tussen gebouwen, en kaveleigenaren. En daar vraag ik weer jou technische bijdrage. Hoe krijg je een goede uitwisseling van die stromen voor elkaar als je werkt met de vrijblijvendheid van een flexibele grondprijs? - Bovendien speelt op stedebouwkundig niveau daarboven nog iets cruciaals: Het uitwisselen van stromen betekent de aanleg van andere netwerken. Of het verdwijnen van netwerken (bijvoorbeeld een overbodig gasnet). Die minderkosten in de grondexploitatie kunnen alleen worden gehaald als iedereen meedoet. Daarmee verdwijnt dan toch weer de vrij keuze, die zo mooi lijkt in je verhaal. Ik ben er ook nog niet uit, maar zoek verder. Wie zoekt er mee? Michiel Brouwer - MBDSO Duurzame Stedelijke Ontwikkeling
Het idee de grond prijs een rol te laten spelen is niet nieuw. De gemeente Haarlemmermeer heeft dat principe inderdaad al in haar Grond Beleid vastgelegd. Maar ook met een maatlat en een flexibele grondprijs ben je er niet. Michiel gaf al aan dat samenwerking tussen goede buren niet gebaat is met al te veel vrijblijvendheid. Wat nog veelbelangrijker is, is dat als afspraken worden gemaakt ze ook werkelijk nagekomen worden. Zoals Andy in zijn verhaal al begon met de wet en het bouwbesluit en de daarin opgenomen minimum eisen zal je ook bij private afspraken niet om het publiekrecht heen kunnen. Zolang de wetgever het wettelijk minimum vastlegt in het bouwbesluit, kan een bouwer zich daar (ondanks private afspraken) altijd weer op beroepen. Dit was ook de uitkomst in de rechtzaak die de gemeente Breda aanspande tegen de bouwer die wel het geld incasseerde maar achteraf niet aan de gestelde duurzaamheidcriteria voldeed. O.l.v de VNG ambassadeur duurzaam bouwen, Jeroen Nobel (wethouder financiën Haarlemmermeer) worden nu pogingen ondernomen om die wettelijke minimum eis in vooraf afgesproken gebieden fors te verhogen. De door het rijk en bouwers in het Lente Akkoord aangekondigde regeling voor de Excellente Gebieden is hiertoe het vehikel. In deze gebieden moeten alle bouwers voldoen aan de eis dat zij een 25% lagere EPC hanteren dan wat in 2011, resp. 2015 wettelijk vereist wordt. Zo ontstaat er een Level Playing Field en daarmee minder vrijblijvendheid. Helaas staat de regeling nog steeds in VROM-garage en dreigt deze onnodig zwaar te worden opgetuigd. Er is nu een gezamenlijke brief opgesteld door VNG, NEPROM en IPO om uit deze impasse te komen. Als de regeling er komt, krijgen vrijwillige regelingen een stevige wettelijke basis. Hetgeen o.m. inhoudt dat op een bouwterrein met een groene uitstraling op echt groen gebouwd wordt door alle bouwers en free riders die alleen voor het imago meedoen buiten de deur worden gehouden.