Hans Korbee
Expert circulaire bouweconomie,
Auteur: Hans Korbee
Iedereen die een tijdje in de bouw rondloopt weet: de minimumeisen in het Bouwbesluit zijn in meer dan 80% van de gevallen tevens de streefwaarde bij nieuwbouw. De laagste prijs in het ontwikkel- en bouwproces is steeds doorslaggevend. Maar die Bouwbesluit-eisen zijn helemaal niet toegerust om de overeengekomen klimaatdoelen te halen en het BZK is niet bij machte daar verandering in te brengen. Zie mijn vorige expertpost ‘Na twaalf jaar winterslaap nog steeds niet wakker’. Daardoor is er maar één conclusie mogelijk: haal de MPG en BENG 123 snel mogelijk door de shredder en maak van de restanten iets dat misschien niet perfect is, maar wel sturing geeft richting overeengekomen doelen. Nood breekt wetten nietwaar?
Het Bouwbesluit stelt milieu- en energie-eisen waar nieuw te bouwen gebouwen minimaal aan moeten voldoen. Voor milieu is dit de MPG, voluit de Milieuprestatie van Gebouwen. Voor energie is dit de voormalige Energieprestatie gebouwen, EPG, nu opgevolgd voor de drie eisen BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) 1, 2 en 3. Beide zijn niet alleen zeer complex maar ook, daar gaan we weer, papieren tijgers. Want echt aanzetten tot de noodzakelijke reductie van de CO2- uitstoot doen ze niet. Daarbij is BENG 1, 2, 3 verouderd en de MPG nog verre van volwassen. Ik zal dit toelichten en komen met een alternatief.
Volgens de DGBC Dutch Green Building Council 11% in de bouwfase en 29% in de gebruiksfase, samen 40% van de totale landelijke uitstoot van CO2. Als we zo doorbouwen is ons CO2-budget om binnen 1,5 graad opwarming te blijven, al voor 2030 op.
De MPG beoogt de milieuprestatie van nieuwbouw in één getal uit te drukken. De minimumeis hiervoor is opgenomen in het Bouwbesluit. In principe berekent de MPG de hoeveelheid milieubelastend materiaal per vierkante meter gebouw. Wie denkt de milieubelasting van een gebouw hiermee te kunnen bepalen komt bedrogen uit. Naarmate je beter isoleert verslechtert de berekende milieuprestatie. Toevoegen van zonnepanelen: ook een slechtere milieuprestatie. Betere installatie voor verwarmen en ventileren: idem dito. Ook wie kleiner gaat bouwen zoals Ronald Rovers al zo lang betoogt, wordt gestraft met een verslechtering van de milieuprestatie. Deskundigen schijnen dit allemaal te kunnen uitleggen, maar logisch is het niet.
De bepalingsmethode is niet alleen onlogisch, maar ook oneerlijk. Doordat deze gebaseerd is op de EN 15804 wordt naar de totale levenscyclus van een materiaal gekeken, inclusief een eventueel tweede leven. Om vat te krijgen op een bouweconomie die steeds circulairder moet worden, is dit een prettig uitgangspunt. Losmaakbaar bouwen en adaptief bouwen kunnen zo een plaats krijgen in de berekening.
Maar deze berekening gaat fout als bij biobased materialen ervan wordt uitgegaan dat deze bij einde levensduur worden verbrand, zodat de opgeslagen CO2 weer vrijkomt. Deze zogeheten -1 +1 = 0 benadering is extra onjuist omdat de milieuschade anno nu niet hetzelfde gewicht zal hebben als de milieuschade over 50 jaar.
Naast onlogisch en oneerlijk is de methode ook onvolledig. Voor de hele utiliteitsbouw met uitzondering van kantoren, geldt geen eis. Dit terwijl bijvoorbeeld de milieukosten door bouw en gebruik van bedrijfshallen alleen al hoger zijn dan de milieukosten van de totale GWW met alle wegen, bruggen en viaducten. Een verkenning door de DGBC toont aan dat de methode zich helemaal niet leent voor bedrijfshallen en ook voor de kantoren roept deze, 12 jaar na de verplichtstelling van de berekening, nog allerlei fundamentele vragen op, die een eenduidige berekening en controle in de weg blijven staan.
Met woningen is de meeste ervaring opgedaan. Berekeningen tonen aan dat de eis voor de milieuprestatie bij de meest gebouwde woningtypes ook na de aangekondigde aanscherping in 2030 een eitje zullen zijn. Anders dan minister De Jonge in januari 2022 de Tweede Kamer voorhield, is de bouwregelgeving de afgelopen jaren absoluut niet efficiënt en doelmatig geweest, verre van dat. In hun uitstekende verkenning ‘Effectiever sturen op milieu-impact in de bouw’ belichten de hoofdauteurs Sybren Bosch (Copper8), Mantijn van Leeuwen (NIBE) en David Anink (W/E-adviseurs) een waslijst aan aanbevelingen. De deskundigen en vergadertijgers kunnen hiermee nog een tijdje vooruit. Tijd die we niet hebben.
De opvolgers van de energieprestatieberekening voor gebouwen EPG heten BENG 1, 2 en 3. Het tweede voorbeeld van recente wet- en regelgeving die efficiënt noch doelmatig is. BENG 1 voegt hoegenaamd niets toe aan de reeds bestaande minimumeisen in het Bouwbesluit, het is een tweede vangnet onder een vangnet dat al lang bestaat. BENG 3 is achterhaald door de ontwikkeling van zonnepanelen en door de eis van gasloos bouwen.
Dat BENG 123 een onjuiste, contraproductieve interpretatie van de Trias Energetica is, is een strijd die ik zes jaar geleden heb opgegeven. Veel ernstiger is dat BENG volstrekt niet toekomstgericht is. BENG staat voor bijna energieneutraal. Maar dat elke bewoner een wasmachine, koelkast en computer heeft, is even vergeten. Binnen afzienbare tijd staat bij elke nieuwbouwwoning een elektrische auto voor de deur en in elke parkeerkelder onder een woongebouw een elektrische deelauto. Moet de energie daarvoor van zonneakkers komen of moet bij de bouw meteen het dak van de woningen worden benut?
Het Bouwbesluit kent sinds jaar en dag 5 pijlers; gezondheid, veiligheid, bruikbaarheid, energie en milieu. Door energie en milieu te benoemen als afzonderlijke pijlers creëert de overheid een split incentive die leidt tot hogere kosten en afremmen van innovaties. Beter is om deze onder één noemer te brengen.
Op dit moment wordt hard gewerkt aan de uitwerking van de Transitie Agenda voor de circulaire bouweconomie. Het einddoel 2050 is daarbij helder omschreven: de milieukosten MKI moeten naar Nul en de biodiversiteit hersteld. In de
Agenda is ook vastgelegd dat we in 2030 al halverwege moeten zijn: ofwel een halvering van de huidige jaarlijkse milieukosten in de bouweconomie. Let wel, de Agenda voor de Bouweconomie wijkt bewust af van de generieke transitieagenda voor de circulaire economie die een halvering van het grondstoffengebruik voorstaat. Een doelstelling die voor de bouw zowel onzinnig als onhaalbaar is.
In het recente onderzoek ‘Materiaalstromen in de bouw en infra’ geven het EIB en Metabolic aan dat klei, grind en zand de grootste materiaalstromen zijn. En als je deze weglaat, beton. Maar je moet voor de circulaire economie niet meten in kilo’s materiaal, maar als de milieuschades die het gebruik van materialen met zich meebrengt. Dan ziet de opgave er opeens heel anders uit. En je moet niet de enormiteit begaan om de grootste materialenstroom, kolen, gas en olie, over het hoofd te zien. Als je wel goed kijkt, en rekent volgens EN 15804, dan is de overeengekomen halvering alleen mogelijk door een zeer sterke reductie van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen, zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase. Gelukkig en niet toevallig komt dit overeen met de Europese intenties.
B.J. Fogg leert ons dat gedragsverandering kansrijk is wanneer momentum, motivatie en ‘easy to do’ samenkomen. Organisaties als Apple, Tesla, IKEA en Booking.com hebben dat uitstekend begrepen. Zij hebben dit ‘easy to do’ tot ware kunst verheven. Dus is het advies: maak het gemotiveerde mensen in de bouw, en daar zijn er steeds meer van, op cruciale momenten eenvoudig om een duurzame keuze te maken. In Nederland doen we precies het omgekeerde. Om iedereen tevreden te stellen maken we alles zo ingewikkeld dat het doel geheel uit het zicht verdwijnt. En er vrijwel niets verandert. Breek met de verlammende gewoonte, haal BENG en MPG zo snel mogelijk door de shredder en hergebruik de delen die bruikbaar zijn: BENG 2 en het rekenen in milieukosten.
Natuurlijk kunnen de MPG en BENG worden verbeterd. Daar wordt zelfs hard aan gewerkt. Maar de basis is zo slecht en complex dat dit zoveel tijd vraagt, dat het nooit zal lukken om in 2023 hiermee klaar te zijn. En in 2023, zo is de belofte uit de Transitieagenda voor de Circulaire Bouw Economie, moet het basiskamp volledig ingericht zijn voor de take-off naar een bouweconomie die in 2050 volledig circulair moet zijn. Onderdeel van dat basiskamp is ‘een regelgeving die niet knelt maar stimuleert’ zo is in 2018 aan de Tweede Kamer beloofd.
De eerste horde die vanuit het basiskamp moet worden genomen is de reductie van de CO2 -uitstoot. Als dat al niet lukt, hoeft de rest ook niet meer. Dus moet er uit de shredderresten van de MPG en BENG binnen een jaar tijd een rekenmethode worden gefabriceerd die weliswaar niet perfect zal zijn, maar wel werkbaar is en helpt bij waar de bouw zo goed in is: het oplossen van problemen.
Natuurlijk is milieu meer dan CO2. Ik pleit daarom voor een tweesporenbeleid: een korte termijnbeleid voor het terugdringen van CO2 en andere broeikasgassen en een lange termijnbeleid waarin integraal met alle milieueffecten wordt gerekend. Met aandacht voor biodiversiteit, gezondheid en adaptiviteit. Voor de korte termijn kan worden aangehaakt bij de Whole life carbon-aanpak waar de DGBC samen met negen andere Green Building Councils in het samenwerkingsverband # Buildinglife aan werkt. Voor de lange termijn biedt de NMD, de Nationale Milieu Data in combinatie met de EN 15804 een basis, waaraan zoals Bosch, Van Leeuwen en Anink memoreren, nog veel zal moeten worden gesleuteld.
Om niet oude fouten te herhalen kunnen we leren van koplopers die hun nek durfden uit te steken. Allokeer voldoende geld voor monitoring en evaluaties om te kunnen leren van succes en falen in koplopende projecten. En ondersteun partijen die durven pionieren en ontwikkelen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft voldoende financiële regelingen die hiervoor per direct kunnen worden ingericht. Eerst leren en evalueren, dan opschalen. Leer van briljante mislukkingen als Blok voor blok, Nul op de meter, Renovatieversneller en voorkom dat je deze fase steeds weer tracht over te slaan zoals gebeurt bij Aardgasvrije wijken, Warmtenetten en Hybride warmtepompen. De pioniers op deze terreinen verdienen beter.
De bouw is verantwoordelijk voor 40% van de nationale CO2-uistoot én wordt gedomineerd door de energie- en milieueisen uit het Bouwbesluit, de MPG en BENG 123. Deze eisen blijken echter complexe papieren tijgers te zijn, die elkaar ook nog eens tegenspreken. Fundamentele verbeteringen kosten in Nederland vreselijke veel tijd, en die tijd hebben we niet meer. Daarom kunnen de MPG en BENG beter door de shredder worden gehaald om van de restanten een effectieve broeikasgasberekening voor nieuwbouw te maken. Koppel hieraan een eis die langs een afgesproken pad periodiek wordt aangescherpt. De integrale bepaling van de milieueffecten is dermate complex dat beter kan worden aangehaakt bij Europese initiatieven.
Expert circulaire bouweconomie,