Kijkend naar het huidige sociaaleconomische landschap ziet Hans Hidden geen duurzame samenleving waarin voor bepaalde groepen wonen en werken samengaan. Vandaar zijn zevendelige serie van artikelen met een pleidooi voor WoonWerkGebouwen. Lees nu deel 7 (slot): huisnummerregistratie.
Door de BAG wordt aan ieder adresseerbaar object, zoals een verblijfsobject, slechts één hoofdadres toegekend. Wel is er de mogelijkheid van een nevenadres. Een nevenadres is echter een eigenschap van het geheel van hetzelfde verblijfsobject als hoofdadres en niet van slechts een gedeelte ervan.
Een nevenadres kan een adres zijn waar goederen worden afgeleverd en/of worden opgehaald. Een werkunit, als deel van een verblijfsobject, zou een onzelfstandig nevenadres kunnen zijn behorende bij een zelfstandig (woon)hoofdadres. Het is nu vrijwel niet mogelijk om de woonunit en de werkunit ieder, zonder al te veel moeite, een eigen hoofdadres te laten zijn. Daarbij komt dat de BAG en het bouwbesluit nu nog niet goed op elkaar aansluiten. De BAG spreekt over verblijfsobjecten en het bouwbesluit spreekt over verblijfsruimten met bepaalde gebruiksfuncties.
Resumerend zijn dit de twaalf adviezen uit de reeks ‘Het kan Anders’:
12. De BAG zou beter kunnen aansluiten op het Bouwbesluit en de woon- en de werkunit zouden ieder, zonder al te veel moeite, een eigen hoofdadres moeten kunnen zijn.
11. De kostendelersnorm is een reden te meer om iedere unit eigen voorzieningen en een eigen voordeur met huisnummer te geven.
10. Het lijkt mij niet onredelijk om bij het hanteren van de kostendelersnorm een ondergrens te hanteren van circa 30 vierkante meter netto vloeroppervlak per volwassen bewoner.
9. Opstallen en/of grond kunnen worden ingekocht met objectsubsidie, hetgeen uiteindelijk resulteert in minder subjectsubsidies, waardoor het gedoe met voor- en nacalculatie achterwege kan blijven.
8. Toegelaten instellingen zouden meer kunnen samenwerken met niet-toegelaten instellingen, zodat die laatsten kunnen meeliften op allerlei bestemmingsplan-vrijstellingen.
7. De levensduur van een WoonWerkGebouw is beter gegarandeerd door de bestemming ‘FLEX-wonen en/of werken’.
6. Laat meerdere bestemmingen in de tijd of gelijktijdig toe op één kavel of één perceel, liefst zonder al te veel randvoorwaarden en procedures.
5. Parkeernormen dienen het liefst te worden bepaald door de werkelijke behoefte aan parkeerduur.
4. Minder parkeren op privaat domein en meer parkeren op publiek domein verlaagt de financieringsbehoefte van een WoonWerkGebouw.
3. Het percentage van de totale stichtingskosten toegerekend aan de grond, de grondquote, dient het liefst zo laag mogelijk te zijn. Dit kan door de omliggende grond een (semi)publieke functie te geven, gefinancierd door de gemeente die ook het (betaald) parkeren faciliteert.
2. Om de directe kosten te drukken kan gekozen worden voor prefab en modulair.
1. Opstallen, inclusief de footprint, kunnen gefinancierd worden door een vereniging van eigenaren waar twee financiers in deelnemen: een toegelaten instelling (voor de woonunits) en een private marktpartij (voor de werkunits).
Lees meer over de voorstellen van Hans Hidden in deze artikelen:
deel 1 - Het kan anders
deel 2 - Het kan anders: financiering
deel 3 - Het kan anders: parkeernormen
deel 4 - Het kan anders: verkavelen
deel 5 - Het kan anders: bestemmingsplannen
deel 6 - Het kan anders: kostendelersnorm
Tekst: Hans Hidden
Foto boven: Shutterstock