We hebben in Nederland te maken met een heel wisselend klimaat, met steeds hetere zomers en ook nog koude winters. We moeten dus beide kanten bedienen en dat betekent dat we anders moeten gaan bouwen.
Foto Andy van den Dobbelsteen door: Cok Francken
De hele gebouwde omgeving kan wel volgens plan energieneutraal worden. Bij het neerzetten van nieuwe gebouwen moeten we dan iets strengere eisen hanteren dan alleen maar BENG. Daarnaast is de renovatie van alle bestaande gebouwen in steden een lastige opgave, maar dat hoeft ook niet te gebeuren omdat we steeds slimmere energiesystemen krijgen. Dan gaat het wel over meer dan een gebouw alleen. We moeten dit als onderdeel van de stad oplossen. Want voor individuele huizen is de oplossing niet zomaar goedkoop of effectief.
Steden gaan in de toekomst functioneren als slimme organismen. Daarin kun je overschotten en tekorten met elkaar uitwisselen en maak je alle grondstofstromen volledig circulair. Het wordt een systeem waarin nagenoeg alles wordt hergebruikt en verwerkt. Dat gaat dus niet alleen over materialen, water of voedselstromen, maar ook over energie. Nu gebeurt dat deels al, maar warmte wordt daarbij vaak vergeten.
Voor elektriciteit hebben we al een gebalanceerd systeem. Dat netwerk staat los van de leverancier van de kilowatturen. Het is een netwerk van iedereen en je betaalt alleen voor de aansluiting. Bij warmte moet dat nog echt veranderen. Ook daar kan het best een scheiding komen tussen enerzijds de netwerken en hun beheerders en anderzijds de leveranciers van die warmte. We krijgen dan een soort internet voor energie. Daarbij wordt er vanaf verschillende punten warmte geüpload en ook op meerdere punten gedownload. Zo kunnen veel bronnen met een lage of middentemperatuur hun warmte kwijt aan dat net. De netbeheerder zorgt daarbij alleen voor het goede beheer en een vrij constante temperatuur, bij een lagetemperatuurnet van 25 tot 40 graden.
Wat betreft bronnen van lagetemperatuurwarmte moet je denken aan datacenters, supermarkten en vertical farms. Die bedrijven nemen enorm veel stroom af, maar vergeten wordt dat hun restwarmte heel nuttig kan zijn voor een stad. Bedenk ook dat die warmte nu wordt weggeblazen en zo ’s zomers ook weer bijdraagt aan opwarming van de stad. Zo ontstaat het slim uitwisselen en terugwinnen van warmte, met dag- en seizoensopslag. Het is een speelveld dat nog weinig wordt gebruikt en juist in een stad een heel grote factor is.
Een lagetemperatuurnet is voor bijvoorbeeld de Amsterdamse binnenstad de beste oplossing. Je denkt misschien dat historische panden een hoge temperatuur nodig hebben, maar er staan ook gebouwen van een vrij recente datum die behoorlijk zuinig zijn. Dat gaat dus niet lukken met één oplossing. Je kunt dan beter een lagetemperatuurnet aanleggen, met eventueel naverwarming via groengas, warmtepompen of elektriciteit. Dat maakt je systeem flexibel en bespaart al bij aanvang enorm veel gas. Steden met veel oppervlaktewater, zoals Amsterdam, Utrecht of Leiden, zijn uitermate geschikt voor aquathermie (met warmtepompen). Daar kunnen we jaarrond warmte aan onttrekken, die je ’s zomers opslaat en in de winter gebruikt voor verwarming.
We moeten ook actief gaan koelen in de steden, want we krijgen echt hete tot extreem hete zomers. Dat klinkt alsof het energie kost, maar het betekent vooral dat je warmte opvangt en opslaat. Met grote zonnecollectoren in het oppervlak van straten en pleinen, die de warmte opslaan voor de winter. Want dan hebben we in Nederland nog steeds warmte nodig. Je kunt ook kanalen gebruiken om te koelen, maar dan warm je het water op, krijg je meer algenvorming en wordt de waterkwaliteit slechter. Niet doen dus.
Meerwaarde voor mensen
Uiteindelijk zal in de gebouwde omgeving de warmtevraag dominant blijven ten opzichte van de vraag naar koeling. Koeling wordt wel steeds bepalender bij industriële en kantoorcomplexen. Ons Bouwbesluit is wel heel lang gericht geweest op koude winters. Je moest zoveel mogelijk zon opvangen en de warmte in het huis vasthouden. Nooit was er aandacht voor een goede zonwering en oplossingen die kou binnen houden en warmte buiten. Nu is er de TOjuli en ik hoop dat er meer slimme oplossingen komen voor zonwering, die dan ook meteen zonnepanelen kunnen zijn.
We moeten ons ten slotte meer gaan richten op de sociale en maatschappelijke voordelen van duurzame oplossingen. Die worden nu te weinig belicht. Duurzaamheid was altijd een heel technisch verhaal, maar we moeten vooral laten zien dat de oplossingen meerwaarde voor de mensen hebben. Met meer groen en natuur in de gebouwde omgeving worden mensen gelukkiger. Of neem de warmtepomp. Als wij allemaal zo’n systeem in de gracht leggen, wordt de kans groot dat er elke winter weer wordt geschaatst.”