Sinds een jaar of drie maakt de bouw- en vastgoedsector zich opeens bijzonder druk over de circulariteit van onze gebouwen. Het ene pronkstuk na de ander wordt gepubliceerd of opgeleverd. Ik zie dan ook projecten voorbijkomen waarvan beweerd wordt dat ze ontzettend circulair zijn, terwijl het gedachtegoed van circulariteit in de tijd van het ontwerp en bouw nog niet eens bestond. Dan ontwerp je dus met vooruitziende blik!
Funderingen worden verplaatsbaar gemaakt en constructies kunnen in de toekomst overal ter wereld hergebruikt worden. We leggen onze wijsheden vast in digitale loodsen en daarvan hopen we maar dat volgende generaties onze data nog kunnen lezen en interpreteren. Anders waren alle inspanningen voor niets. Maar wie kan nog de floppy discs van 15 jaar geleden lezen? Als je een interview leest van Nicolas Grimshaw, dan kom je erachter dat ‘The most destructive thing is to demolish a building’.Wat een verademing. Dat zet je toch aan het denken.
Vertrouwen in eigen professie verloren
Waarom zouden we opeens onze gebouwen door het hele land willen slepen? Waarom de CO2-uitstoot voor het transport van de zware constructie accepteren? Waarom worden gebouwen opeens als losgoed gezien in plaats van vastgoed? Blijkbaar hebben we als architecten en stedenbouwkundigen alle vertrouwen in onze eigen professie verloren. Zijn we niet meer in staat stedenbouw en architectuur te bedrijven op een manier dat mensen na 50 jaar deze nog steeds omarmen en koesteren?
We moeten aan de slag. Gisteren nog, om de doelen van Parijs te halen. Hiervoor moeten we onze kennis en kunde inzetten zodat onze steden en gebouwen weer dusdanig gewaardeerd worden dat deze behouden blijven. Leefbare steden met verblijfskwaliteit en goede gebouwen die uitnodigen tot gebruik. Lang gebruik. Daarna: hergebruik met een andere functie. Net als de oude pakhuizen waar zo veel architecten zo graag in willen wonen.
Steden voor mensen
Om dit te bereiken moeten we wel een paar heilige huisjes intrappen. En dat dan ook nog in het jaar dat het Bauhaus 100 jaar wordt. Geen monofunctionele steden meer. Steden die voor mensen in plaats van logistieke stromen gemaakt zijn. Ruimtes met een hoge verblijfskwaliteit, dus niet puur economisch gedreven ontwikkelingen. Geen alleen uit markttechnisch oogpunt geoptimaliseerde constructies, maar structuren die vele functies toestaan. Als we deze dan ook nog van het meest geschikte materiaal maken, hebben we al een enorme stap gezet. Waarom zouden we constructies op een plek opbouwen die we na twintig jaar weer weghalen zodat we op dezelfde plek weer een soortgelijke constructie neer zetten. Het lijkt me logischer om hier vanaf het startpunt een flexibele constructie op te bouwen die multifunctioneel is.
Dat betekent ook het hergebruik van bestaande gebouwen, ook als deze nooit een monumentale status krijgen. Dit bespaart veel – heel veel energie en materiaal en transport en daarmee milieubelasting.
Echte bijdrage leveren
En natuurlijk moeten we goed nadenken hoe we onze gebouwen beter onderhoudbaar kunnen maken. Hoe we de materialen wel terug kunnen winnen als er niets anders erop zit. Ja, dat is nodig. Maar dit is niet de voorname taak. Gooi niet het kind met het badwater weg zoals nu zo vaak gebeurt. Dit gaat ons anders in de toekomst gewoon weer in de weg staan, net zoals onze monofunctionele steden met gebouwen, die je alleen kunt gebruiken voor die ene functie waarvoor ze ontworpen zijn. Ik ben er dan ook van overtuigd dat wij als architect en stedenbouwer een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van de maatschappelijke vraagstukken die voor ons liggen. Hiervoor moeten we wel ons vak gedegen uitvoeren en met goed overwogen en onderbouwde oplossingen komen. In plaats van een plaatje maken moeten we een echte bijdrage leveren en niet simpelweg een trend na lopen.