Wij gaan Biophilic!

Ook bij de komende Building Holland weer een belangrijk thema: gezonde gebouwen. Of beter gezegd: een gezonde gebouwde omgeving voor de gebruikers (een gebouw is zelf immers niet gezond). Zo is de WELL Building Standard in opkomst en zoeken zowel BREEAM als LEED manieren om het te integreren en meetbaar te maken. Het lijkt parallel aan circulaire ontwikkelingen op te trekken. Dat is goed, te veel focus op circulariteit brengt het gevaar dat men vergeet waarvoor we het doen: de mens. Er zijn immers weinig gebouwen die we niet voor mensen maken. Het blijft ergens fascinerend: energiefocus bracht energie-neutrale en zelfs energieleverende gebouwen, waarbij de mens minder belangrijk leek. 

Circulariteit brengt een materialenfocus: materialen terug in de kringloop en minder uitputting van de aarde. Voor wie bouwen we, blijft de kernvraag? Circulaire ontwikkelingen maken dat giftige en foute stoffen steeds minder in de producten voor komen. Komt dat nu doordat het product terugkomt bij de producent, die die giftige rommel niet terug wil? Of doordat er een intrinsiek doel is gesteld dat we dat niet in onze directe omgeving willen…? Op zich maakt het niet uit, het resultaat is immers hetzelfde.

Terug naar die gezonde gebouwde omgeving. Het voorkomen van foute stoffen alleen lijkt mij niet voldoende. We zullen toch meer naar de natuur moeten kijken hoe we willen bouwen, wonen en werken. De BNA heeft een aardig manifest opgesteld: ‘Wij gaan circulair’, waarin ze 5 ontwerpprincipes beschrijven. Nummer 2 is het meest interessant: De natuur is inspiratiebron en schoolvoorbeeld van circulariteit: biologische systemen bieden ons oplossingen die intrinsiek circulair en holistisch zijn en we zien graag gebouwen die ook op klimatologisch gebied zo goed en slim in elkaar zitten, dat er nog maar weinig gecorrigeerd hoeft te worden met installaties.

Uiteraard is er ook geen algemeen door overheden geaccepteerde vastgestelde definitie van biophilic. We zullen moeten accepteren dat we het niet tot op de laatste komma kunnen plat rekenen en zullen voor een groot deel uit moeten gaan van evidence based uitganspunten.

Er zijn echter genoeg cijfers die bewijzen dat biophilic louter positieve effecten heeft: het vermindert meetbaar de stress, het verbetert de cognitieve (leer-)functie en creativiteit en versnelt de genezing. In zijn algemeenheid verbetert het welzijn en welbevinden van gebruiker en bewoner. Dat is fijn, want daarmee vergroot het de productiviteit van werknemers, levert het meer intercollegiaal contact en vermindert het zowel absentisme, als presentisme. En dat ziet de ondernemer/CFO op de balans.

Het lijkt me goed, om naast de BNA, ontwerpers en architecten, een richting te geven hoe zij voor hun opdrachtgevers een gezonde en stimulerende omgeving kunnen maken. Grofweg is biophilic onder te verdelen in drie aspecten: direct contact, indirect contact en natuurlijke/ruimtelijke condities. Laten we de eerste eens er uit lichten en zowel toepasbaar als meetbaar maken.

Direct contact met natuur of natuurlijke systemen

Deze is heel eenvoudig en zien we ook al heel veel toegepast. Dit aspect richt zich op directe, fysieke en kortstondige aanwezigheid van de natuur in een ruimte of plaats. Dat kan op diverse manieren:

-          Directe visuele verbinding: zicht op natuurlijke, levende ecosystemen en natuurlijke processen. Dat zijn dus groenwanden en -daken, dieren, insecten, bewegend water, enz.

-          Niet-visuele verbinding met de natuur. Deze verbinding wordt met name gelegd door de andere zintuigen, zoals auditieve tastbare, geur of smaak stimulansen die verwijzen naar de natuur, levende systemen of natuurlijke processen. Bijvoorbeeld geurige kruiden en bloemen, natuurlijke ventilatie (bedienbare ramen), maar ook het mechanisch afgeven van natuurlijke plantaardige oliën. Of het horen van vogels, stromend water, weersomstandigheden (regen, wind, hagel), knetterend vuur, maar ook digitale simulaties van natuurgeluiden, of zelfs muziek met fractal-eigenschappen. Het voelen van materiaaltexturen (steen, hout, bont), het kunnen voelen van warm en/of koele natuurlijke oppervlakken en stoffen met een hoge structuur die natuurlijke materiaalstructuren nabootsen valt hier ook onder.

-          Niet-ritmische zintuiglijke prikkels. Denk hierbij aan de beweging van wolken, natuurlijke luchtstromen (zoals een ochtendbriesje), golvende stof of schermmaterialen die bewegen of glinsteren met licht of briesjes, het reflecteren van water op een oppervlak, het zien van schaduwen of gevlekt licht die veranderen met beweging of tijd.

-          Warmte en lucht variabiliteit: subtiele veranderingen in de lucht temperatuur, relatieve vochtigheid, luchtstroom over de huid dat natuurlijke omgevingen na bootst. Dan hebben we het over bijvoorbeeld zonnewarmte, schaduw/beschutting, stralende oppervlaktematerialen en kruisventilatie. Of de natuurlijke HVAC-strategie: Heating (verwarming), Ventilation (ventilatie) en AirConditioning (airconditioning of koeling).

-          Aanwezigheid van water: het zien, horen of aanraken van water. Ervaring van een rivier, beek, oceaan of vijver, visuele toegang tot regenval en stroming van water, seizoensgebonden waterstromingen, kunstmatige watermuur of waterval, een aquarium of fontein natuurlijk, reflecties van water (echt of gesimuleerd) op een ander oppervlak of afbeeldingen met water in de compositie verwerkt.

-          Dynamische en diffuus licht: wisselende intensiteit van licht en schaduw die de omstandigheden creëren die zich voordoen in de natuur. Natuurlijk daglicht vanuit meerdere hoeken, direct zonlicht, het ervaren van seizoenlicht, licht van vuur, maar ook de maan of sterren, verlichting op basis van bioluminescentie (daglichtspectrum), circadiaanse kleurreferentie (wit licht gedurende de dag en gebrek aan blauw licht 's nachts) met een daglicht simulerende verlichting, omringende diffuse verlichting op muren en plafond, persoonlijke werkplekverlichting en accentverlichting.

-          Natuurlijke systemen: bewustwording van natuurlijke processen, seizoensgebonden en tijdelijke veranderingen van een ecosysteem. Door het ervaren van klimaat- en weerpatronen (regen, hagel, sneeuw, wind, wolken, mist, donder, bliksem) en hydrologie (neerslag, oppervlaktewaterstromen en hulpbronnen, overstroming, droogte, seizoensgebonden waterstromingen). Het zien van geologie verschijningen (zichtbare breuklijnen en fossielen; erosie, veranderende duinen), maar ook diergedrag (predatie, voeding, foerageren, paring, bewoning) en bestuiving, groei, veroudering en afbraak (insecten, bloei, planten). Het ervaren van dagelijkse patronen (lichte kleur en intensiteit, schaduw werpen, plant ontvankelijkheid, gedrag van dieren, getijde veranderingen) en seizoenspatronen (bevriezen-ontdooien, lichtintensiteit en -kleur, plantcycli, migratie van dieren, omgevingsgeuren). Aanwezigheid van wildlife habitats (bijv. vogelhuisje, bijenstal, heggen, bloeiende vegetatie). Ervaren van nachtelijke hemel (sterren, sterrenbeelden, de Melkweg) en cycli (maanstanden, verduisteringen, astronomische gebeurtenissen) en tenslotte ook het voelen van natuurlijke patina van materialen (leer, steen, koper, brons, hout).

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Daan Bruggink