April begon goed. Een week op pad in Amerika met 16 techies. Allen directieleden van koplopers uit de Nederlandse bouw-, installatie- en vastgoedwereld.
Punt 1: Holland is great
We kunnen onszelf een dikke vette pluim geven. Wat meer trots is op zijn plek. Op veel vlakken lopen we – ondanks de betrekkelijk kleine afzetmarkt – in veel zaken voor. Dat duurzaamheid in Amerika een lachertje is verbaast wellicht niet iedereen. Het meest duurzame pand van heel Boston (qua omvang is greater Boston dubbel zo groot als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht bij elkaar) produceert 50.000 kwH per jaar. Op bijna 40.000 m2 aan winkels en kantoren een schijntje. Ter vergelijk: ik produceer op het dak van mijn schuur voor mijn eigen woning al 7.000 kwH per jaar. Hetgeen waar ze nog het meest trots op zijn, zijn hun klimaatplafonds. Een techniek die in Nederland al lang niet meer revolutionair is. Ik begrijp wel dat die Amerikanen “America great again” willen maken. Er is nog werk aan de winkel. Joost den Otter (Lomans): “Qua installatietechniek en duurzaamheid lopen ze verbazingwekkend ver achter. Ze kijken vooral naar Europa. In het bijzonder ook naar Nederland. Ik ben trots op waar wij vandaan komen.”
In tegenstelling tot duurzaamheid zou je op het gebied van high tech wel verwachten dat Amerika flink op ons voorloopt. Maar ook daar waren we eigenlijk wat teleurgesteld. Er worden bijvoorbeeld nog nauwelijks sensoren toegepast in gebouwen. En de vele high tech startups zijn – op een paar uitzonderingen na – niet zo speciaal en in veel gevallen hebben we ze in Nederland ook. Overigens zijn we wel benieuwd hoe een volgend bezoekje aan Azië wat dat aangaat wordt. Overigens ook een pluim voor ons overheidsbeleid. Amerika is qua innovatie afhankelijk van de private sector. Weinig regelgeving en financiering vanuit de overheid. In Nederland ligt dat wel even anders. We kunnen wel kritisch zijn dat de overheid ons zoveel oplegt, maar we zijn door die regelgeving en die financiële prikkels (belasting en subsidie) wel een stuk verder.
Punt 2: The proof of the pudding is in the eating
Het meest inspirerende onderdeel van de trip was – redelijk unaniem – het bezoek bij Autodesk. In de Build Space werken tig start ups met elkaar. De meest high tech machines - waaronder de nodige (3D-print) robots – worden door Autodesk beschikbaar gesteld aan bedrijven en studenten om mee te experimenteren. En dat wordt volop gedaan. Denk bijvoorbeeld aan zeer verfijnde constructies gemaakt van appelglucose met garnalenschillen die uit de 3D-printrobot komen. Van alles is er te zien en dat maakt het gelijk ook heel tastbaar. En daar houden wij van – tastbaar. Dat betekent ook dat – in tegenstelling tot wat de meeste van ons verwachtte – de autodesk Build Space niet zwart staat van de computerprogrammeurs, maar daar een grote variëteit aan mensen rondlopen, zoals in dit geval scheikundigen die werken aan biobased materials.
Huib Boissevain (Annexum) prijst hun voortschrijdend inzicht om zo de koppeling met leveranciers te maken. “Hierbij overstijgen ze de platte rol van 2D en 3D tekeningen en integreren ze alles. Straks biedt Autodesk een platform met een interface naar de complete industrie. Enorm slim. Net als Facebook. Het gaat straks niet alleen meer om het platform, maar juist om die koppeling naar de buitenwereld.”
Hoewel in theorie niet nieuw voor de meeste mensen is het gaaf om op een inspirerende plek zo alles live bij elkaar te zien. Persoonlijk was ik onder de indruk van hoe verfijnd de grotere 3D-printwerken waren. Een flinke stap voorwaarts ten opzicht van de grove structuren van een paar jaar geleden. Voor Sander Lijbers (Autodesk) was het niet de eerste keer dat hij in Build Space kwam. Maar ik denk dat ons enthousiasme aanstekelijk werkte. Zijn take-away aan het einde van de trip: “Ik ga bekijken of we een Build Space in Nederland kunnen bouwen.”
Autodesk is met enorm veel ontwikkelingen bezig, zo bleek wel tijdens de presentatie met de toekomstvisie van deze organisatie. En er kan ook veel meer met het programma dan menigeen weet. Het is dan ook niet gek dat Autodesk ook mensen detacheert bij key-accounts. Zij helpen bedrijven er het maximale uit te halen, maar zijn ook de stem van de klant binnen Autodesk. Zo hebben zij natuurlijk fantastische input voor productontwikkeling. Slim!
Punt 3: Artificial intelligence rukt verder op
Een ander hoogtepunt voor velen uit de reis was het bezoek aan Leverton. Deze scale up opgericht in 2012 (overigens afkomstig uit Duitsland) houdt zich bezig met Artificial Intelligence en in het bijzonder deep learning. De ontwikkeling was voor ons techies niet nieuw, maar Leverton wist heel concreet met een paar klikken aan te geven waar we anno 2017 staan. En dat is niet mis.
Na het uploaden van een ingescand huurcontract haalde het systeem de relevante data uit de pdf en plaatst dit binnen een databasestructuur. De software is zelflerend en wordt dus steeds beter naarmate hij meer gebruikt wordt. Doordat ook alles in een database staat heb je direct een analyse en managementtool. Welke huurcontracten lopen het komende half jaar af en zijn ze al verlengd? Vragen die je eenvoudig aan het systeem kan stellen.
Voor de bouw zien we enorme kansen. Om maar eens te beginnen met alle uitvragen. Sander te Hoonte (Lokhorst) zag het wel zitten. “Het zou enorm veel werk schelen als we bestekken zo kunnen analyseren dat de computer aangeeft wat er in dit project anders is dan bij voorgaande projecten waar we aan gerekend hebben.” Leverton geeft aan dat zij ongeveer 1.000 documenten nodig hebben om de computer ‘op te leiden’. Ik ben benieuwd wie daarvoor het initiatief gaat nemen. Het zou toch mooi zijn als we bij een uitvraag met 1 druk op de knop alle feiten gestructureerd op een rij hebben zodat het maken van een aanbieding een fluitje van een cent wordt. Iets verder realiseren we dan de offerte geautomatiseerd en baseren deze op werkelijke ervaringen in plaats van theoretische aannames. Het systeem kan dan ook geautomatiseerd adviezen en alternatieven geven.
Steeds die valse bescheidenheid. We doen het niet ‘best’ goed. We doen het ‘extreem’ goed.'
Marjet Rutten
Punt 4: De bouwkolom gaat flink veranderen
De presentatie bij Autodesk en Leverton alsmede ook de gesprekken met elkaar deden de partijen uit de bouwkolom wel inzien: functies in de sector gaan flink veranderen. Sander de Waard (Lokhorst): “De trip geeft inzicht in welke schakels in het primair proces worden uitgeschakeld. De architect die hele andere rol krijgt bijvoorbeeld.”
Joost den Otter (Lomans) “Wij gaan straks niet meer tekenen en engineren. We hebben dan alleen nog modelleurs die vanuit beleving en comfort zaken aanpassen. Met een virtuele bril kijk je wat je anders wil. Systemen rekenen alles uit. Gelukkig hebben wij daar als organisatie al stappen genomen. Zo hebben we een team van data-analysten zitten en werken nauw samen met de start up Octo.”
Ook Sander te Hoonte (Lokhorst) geeft aan: “De platte aannemer is passé. Deze trip is een bevestiging dat we aan de slag moeten. In het bijzonder met ICT. We moeten continu om ons heen kijken.”
Punt 5: Het gaat niet om de techniek en gebouwen
Als we alles automatiseren en industrialiseren betekent het natuurlijk niet dat er geen aandacht voor beleving is. Sterker nog, die moet er zijn. Uiteraard roepen we altijd dat het om de gebruiker gaat, maar in de praktijk doen we dat nog maar bar weinig. Vaak ontwikkelen we eerst het pand (ter eer en glorie van de architect) en bekijken dan – als de gebruiker geluk heeft – hoe we dat voor de gebruiker een beetje leuk kunnen maken. Tijdens de reis wordt er gediscussieerd dat het tijd wordt dat we dat omdraaien. Boston Properties heeft wat dat aangaat wel een aardig kwadrant dat zij gebruiken bij hun ontwikkelingen. Het prudential building dat wij bezoeken, is gebouwd vanuit de binnenkant en de gebruiker. Voor hem zijn 4 punten belangrijk:
- Talent (hoe draagt het gebouw maximaal bij aan het benutten van al het talent in de organisatie)
- Grote vloeren zonder palen (flexibiliteit en gericht op samenwerking)
- Culture & brand (wat straalt het pand uit en wie wil waarbij horen)
- Wellness/sustainability (hoe voelt men zich in het pand en wat is de footprint)
Alles wat niet ten dienste van die 4 punten staat, moest zo min mogelijk kosten. Zo ook de schil van het gebouw die wij juist zo vaak als uitgangspunt nemen.
Punt 6: Omgeving bepalend voor succes
Dat die gebruiker centraal stellen zo belangrijk is werd ook des te duidelijker bij een inkijk in de kantoren. Het waren de momenten in de reis dat we collectief depressief werden. Het maakt niet uit hoe sexy de locatie in hartje Boston of New York, hoe sexy de bedrijfsactiviteiten van start ups en grote investeerders, voor geen goud zouden wij Nederlanders in de vreselijke kleine cubicles willen werken die ze overal hebben. Kantoren met nauwelijks daglicht en nauwelijks sfeer. Kleine werkplekken (echt klein!) met enorme schotten.
Renate Kemna (SKEPP): “Vanaf het moment dat je hier een gebouw binnen loopt, voelt het koud en kil aan. Vaak weet je niet eens wie er in het pand zitten. Er is geen warm welkom in een gezellige receptie met zitjes. Je zoekt het maar uit. En dan het binnenklimaat op de kantoren. Weinig daglicht, weinig frisse lucht, veel te warm.“ Ik vraag me ernstig af hoe je met zo’n werkomgeving creativiteit en talent stimuleert. Maar ja, het is natuurlijk ook wat je bent gewend.
Punt 7: Qua commercie kunnen we wel wat leren.
Niet alles is natuurlijk bij ons beter. Doordat veel start-ups dingen lijken te doen die al lang op andere plekken gedaan worden, is misschien je eerste neiging te zeggen – doe je marktonderzoek beter, maar tja. Als jij het beter weet te commercialiseren dan een ander, wat maakt jou het dan uit dat een ander eerder was. Dan kun je nog beter tegen die ander zeggen: Doe je marketing beter.
Natuurlijk hebben Amerikanen het voordeel dat ze snel kunnen opschalen, omdat de markt zo enorm groot is. Dat blijft lastig in een klein land als Nederland. De investeringsbedragen die bedrijven dan ook binnenhalen liegen er niet om. 20 miljoen voor de start-up reonomy bijvoorbeeld. Een zoekmachine om te zoeken naar vastgoed door het verzamelen van heel veel data over vastgoed en haar omgeving. Niet heel bijzonder vonden enkele van ons. In Nederland hebben we vergelijkbare initiatieven (denk aan Geophy) die zo op het eerste gezicht meer inzicht geven.
Maar laten we wel zijn, er zijn in Nederland maar weinig start-ups die dergelijke fundings weten binnen te halen. Een paar miljoen voor een matig idee bleek uit de verhalen hier gewoon. De soms dunne verhalen worden ook met zo’n overtuiging gebracht dat je (met niet te veel marktkennis) zo gelooft dat dit het Ei van Columbus is.
En dan komen daar de Hollanders. Nuchter tot op het bod. Erg kritisch over alles en iedereen en – misschien wel daardoor – erg bescheiden. Dat commerciële daar kunnen we een les leren. Menno de Jonge (BAM): “De start-ups zijn veel commerciëler dan ik in mijn hoofd had. Het is niet flierefluiten, ongestructureerd dingen doen. Het is commercieel en een redelijk volwassen manier van zaken doen.” Wat dat aan gaat, zijn we dus in Nederland aan zet.
Punt 8: Lessen voor start-ups en vernieuwingen
Hoe pakken we dat professionaliseren en commercialiseren dan aan? Tijdens de trip waren we ook te gast bij Metaprop. Dit is een acceleratorprogramma. Zij investeren (big time!) in 31 start-ups en scale-ups. Minimuminvestering $ 50.000 per start-up. Initiatieven toetsen zij aan drie zaken. Die 3 zaken zijn voor iedereen die met vernieuwing aan de slag gaat belangrijk.
- Met stip op één: wat voor mensen zitten er achter. Geloof je dat zij het voor elkaar krijgen? Is het echt een team met alleen maar toppers?
- Is het een idee dat een (potentieel) groot probleem oplost? Of natuurlijk invulling geeft aan een enorme kans die we nog links laten liggen?
- Wordt er gebruikt gemaakt van super goede techniek?
Bang voor concurrentie zijn ze niet. Hoewel de ideeën op zichzelf vaak niet moeilijk te kopiëren zijn, zijn mensen onmogelijk te kopiëren. Heel veel mensen hebben goede ideeën. Maar dat brengt nog geen succes. Gewoon uitventen dus. Sven Brookhuis (SKEPP) “We zijn in Nederland te bescheiden met de uitvoering. We moeten inspiratie omzetten in transpiratie. Als je echt iets wilt bereiken dan is alleen een goed idee niet goed genoeg. Je moet ook echt aan bak.” Met andere woorden gas er op.
Het lijstje stimuleerde ook ons. Voor start-ups maar ook voor gevestigde bedrijven interessant om ideeën aan te toetsen. Ook hun werkproces kunnen wij in de praktijk gebruiken. Als aan de drie eisen wordt voldaan geeft men het idee 22 weken de tijd om te groeien. Eén dag per 2 weken wordt er samen opgetrokken, de andere week is er telefonisch contact. Er worden 5 pilot projecten gedraaid; na 22 weken moet het schaalbaar zijn.
Om dat te bereiken, nog een belangrijk punt. Focus, focus, focus. Geen wilde uitbereidingsplannen en niet meerdere zaken tegelijk aanpakken. Pas na een jaar mogen ze aan uitbreiding denken.
Punt 9: We doen het met elkaar
Natuurlijk gaat zo’n reisje niet alleen om wat je ziet, maar ook wie je spreekt. Robert Lodder (CBRE) “Ik zie de reis vooral als matchmaking en ga de komende tijd uitgebreider kennismaken met een aantal van de bedrijven die we hebben gesproken.”
Ook binnen de groep zijn er veel contacten gelegd en tijdens de busreisjes werden de nodige afspraken ingepland. Het feit dat het zo’n leuke diverse groep was zorgde ook voor een hele goede sfeer.
Vernieuwing komt waar mensen en ideeën bij elkaar komen. Bij Build Space zitten vele partijen die allemaal binnen komen met hun eigen idee waar ze mee aan de slag willen. Stuk voor stuk zeggen ze bij binnenkomst dat ze samenwerken met andere partijen in het centrum niet belangrijk vinden en stuk voor stuk gaan ze gaandeweg met anderen in de ruimte samenwerken en doorontwikkelen. Het wordt dus niet gepland of gestuurd, maar ontstaat spontaan door de plek te faciliteren. Leerpunt is dus ook dat het belangrijk is om ruimte te bieden aan ontmoetingen.
Wat gaan we er nu morgen mee doen?
Wouter Truffino (Holland Contech) “Wij gaan regelen dat al die tig start-ups waarvan de namen in de presentaties voorbij kwamen worden bekeken en in een paar zinnen omschrijven wat ze doen. En we kijken of en hoe we een accelerator programma in Nederland op kunnen zetten. Bijvoorbeeld een 3-maands programma voor scale ups om ze te helpen meer business te creëren.” Collega Sabine Schoorl vult aan. “Het zou gaaf zijn een proptec World op te zetten. Om alle initiatieven wereldwijd in kaart te brengen, zodat iedereen kan zien wat waar gebeurt. Dan kunnen we de wereld ook gelijk laten zien dat wij het in Nederland best goed doen.” Weer die valse bescheidenheid. We doen het niet ‘best’ goed. We doen het ‘extreem’ goed. “We are the best, you are gonna love it.”
Voor de reünie zien we een rondje langs de TU’s in Nederland wel zitten. Technisch inhoudelijk halen we daar mogelijk minstens zo veel inspiratie uit. En uit Amerika nemen we mee: Meer trots, meer commerciële inslag en de drive van de Amerikanen. Groot denken en gaan.
Deze expertblog is eerder op LinkedIn verschenen.