Gert-Joost Peek
Eigenaar SPOTON Consulting, Strategic Consulting on Urban Synergy Lector Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement, Hogeschool Rotterdam,
Auteur: Gert-Joost Peek
Onlangs woonde ik een lezing bij van de vermaarde Franse socioloog en filosoof Bruno Latour. Zijn recente project behelst het introduceren van een nieuw geologisch tijdperk: het Antropoceen. Volgens Latour leven we niet meer in het Holoceen, maar zijn we in een nieuw tijdperk beland.
Dat is omdat de relatie tussen de aarde en haar bewoners fundamenteel is veranderd. Hiervoor was deze relatie eenzijdig; de aarde beïnvloedde haar bewoners met bevingen, vulkaanuitbarstingen en dergelijke. Maar inmiddels is gebleken dat de menselijke activiteit ook de staat van de aarde beïnvloedt. De relatie is daarmee tweezijdig geworden.
In een recente editie van het tijdschrift Nature stellen wetenschappers voor om als startpunt van het Antropoceen het jaar 1610 te nemen. Arctische ijskernen laten een dip in het CO2-gehalte van de atmosfeer zien. Zij verklaren dit als een gevolg van de West-Europese kolonisatie van het Amerikaanse continent. De meegebrachte pokken leidden tot de dood van ongeveer 50 miljoen inheemse mensen. Het gevolg was dat nagenoeg alle landbouwgrond werd herbebost en de CO2-opname enorm toenam. In West-Europa was een korte koude periode het gevolg - de kleine ijstijd - die we kennen van de wintertaferelen, zoals vastgelegd door onze Hollandse meesters.
Nu we als mensheid de aarde kunnen beïnvloeden en daarmee ons eigen voortbestaan alhier, moeten we ons de vraag stellen wie er gaat over de activiteiten die zulke grootse gevolgen hebben. Wie bepaalt wat we met onze aarde mogen doen of mogen aandoen? Wie is de bronnenbaas? Deze vraag is uitermate relevant nu de gevolgen van ‘global warming’ een serieuze bedreiging voor ons voortbestaan zijn of in ieder geval van grote invloed op de wijze van ons voorbestaan zullen zijn. Het meest voor de hand liggende antwoord op deze vraag is de natiestaat. Naties en supranationale instituties bepalen wat we doen met onze grondstoffen en de inhoud van milieubeleid. Daarmee is onze relatie met de aarde een speelbal van geopolitieke ambities.
In zijn bestseller boek ‘If Mayors Ruled the World’ veegt Benjamin Barber de vloer aan met de effectiviteit van de natiestaat – die zijn start eveneens in de 17e eeuw beleefde - als het gaat om het tackelen van de actuele globale problemen, zoals klimaatverandering, armoede, drug- wapen- en mensenhandel, epidemieën en fraude. Barbers pleidooi is dat leiders van steden beter in staat zijn om deze problemen aan te pakken, omdat ze pragmatischer te werk gaan, het bestuur dichter op de burger zit en ze gewend zijn samen te werken met bedrijven en lokale gemeenschappen en daardoor meer creatief en innovatief zijn.
‘Governance for survival’ moet dus gezocht worden in het niveau van de stad. Logisch, want steden zijn het ecosysteem waarin de meeste mensen nu en in de nabije toekomst leven. Het is dit ecosysteem dat weer ‘in-tune’ met de aardse ecosystemen moet worden gebracht. Steden zijn waarschijnlijk het hoogste schaalniveau waarop een lokaal ecosysteem – ook wel urbaan metabolisme - en een lokale gemeenschap – ook wel ‘community’ – geografisch min of meer overeenkomen. Dat biedt kansen voor een lokaal gedragen specifiek uitgewerkte duurzame omgang met lokale bronnen.
Om deze kansen te benutten, moeten we opnieuw de vraag stellen: Wie is de bronnenbaas? Wie weet er genoeg van de lokale, natuurlijke en andere voorraden en de stromen van gebruik om de kansen voor een meer duurzame, meer cyclische omgang te zien, en een ander in staat stelt deze te ontdekken en te stimuleren? De traditionele afdeling voor Onderzoek en Statistiek is het in ieder geval niet. We kunnen niet wachten op een beperkt jaarverslag dat een half jaar na dato uitkomt. Het gaat er om ‘real time’, ‘open’ en intersectorale data te verzamelen, te analyseren en te publiceren, die transparant, vraag-gestuurd en oplossingsgericht inzicht geeft in het gebruik van lokale bronnen, zowel van die van de gemeente als van anderen tot en met de wind en de zon.
Ik stel voor dat iedere gemeente een ‘Chief Resources Officer’ aanstelt. Het is zijn of haar taak op elk moment, snel en accuraat inzicht te kunnen geven in de wijze waarop de stedelijke gemeenschap omgaat met haar lokale bronnen en kansen te signaleren om dat beter te doen, natuurlijk gebruikmakend van de laatste mogelijkheden van ICT. Zo worden steden ‘Smart cities’. Door goed te weten wat de ‘resources’ zijn die hen in staat stellen eigen specifieke slimmigheid te organiseren, samen met de lokale gemeenschap van burgers en bedrijven. Welke gemeente stelt de eerste bronnenbaas voor haar voorraadstad aan?
Eigenaar SPOTON Consulting, Strategic Consulting on Urban Synergy Lector Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement, Hogeschool Rotterdam,