John Mak
Directeur W/E adviseurs, W/E adviseurs
Auteur: John Mak
Anno 2104 lijkt het vanzelfsprekend dat de aanbodzijde luistert naar de vraagzijde. Daar was een paar jaar geleden nog nauwelijks sprake van. Voor de huidige crisis kon de bouw- en vastgoedwereld zich een arrogante houding veroorloven. Luisteren naar de klant was nergens voor nodig. De klant mocht blij zijn dat hij een warm broodje kon kopen of huren. Nu lijkt de klant koning, en kan de bouw- en vastgoedwereld de onbewuste onbekwaamheid van die klant op het gebied van duurzaamheid gebruiken om weinig te doen.
In mei 2013 schreef ik op Duurzaam Gebouwd over de interesse van bewoners voor allerlei onderwerpen zoals comfort, daglicht en veiligheid. Uit onderzoek bleek namelijk dat, wanneer bewoners zich bewust waren van het onderwerp, ruim 90% het prettig tot essentieel vond om er meer van te weten bij het kiezen van een woning. Echter, tot op de dag van vandaag zijn de meeste bewoners ‘onbewust onbekwaam’. De voorlichting en informatie van professionals verandert daar weinig aan, want die is en blijft beperkt tot de bekende onderwerpen. Natuurlijk is er fors meer aandacht voor energie, en zoeken de professionals naar oplossingen om het financieel aantrekkelijk te maken om te investeren in energiebesparing. Het mag niets meer kosten, en gelukkig hoeft dat misschien ook niet.
De veronderstelling in de bouw- en vastgoedwereld is dat meer aandacht voor kwaliteit altijd leidt tot hogere kosten en dus belemmerend is voor afzet en omzet. Draait alles dan alleen om geld?
Op weg naar energieneutrale gebouwen wordt de milieu-impact van materiaalgebruik dominanter dan van het energiegebruik voor comfort. De grondstoffenvoorraden op aarde zijn eindig, en met de toenemende vraag in landen als China en Brazilië groeit het besef dat hier beleid en acties nodig zijn. Naast het opraken van voorraden veroorzaken de materiaalproductie, het transport en de afvalverwerking diverse schadelijke milieueffecten, zoals het broeikaseffect. In het regeerakkoord van 2012 staat daarom dat Nederland een transitie moet maken naar een zogeheten circulaire economie. Overigens de speelt de toegenomen aandacht niet alleen in Nederland, maar ook in Europa (o.a. EU-notitie juni 2014 ‘Mogelijkheden voor hulpbronnen-efficiëntie in de bouwsector) en zelfs mondiaal.
In Nederland staat dit onderwerp sinds het eerste Nationaal Milieubeleidsplan (1989) op de agenda, als 1 van de 3 speerpunten uit de bijlage Duurzaam Bouwen. Het werd toen ‘integraal ketenbeheer’ genoemd, een andere naam voor circulair bouwen. De afgelopen 25 jaar is de aandacht voor de milieuaspecten van het materiaalgebruik een op-en-neergaande lijn geweest. De voor de bouw- en vastgoedwereld beschikbare informatie is in de periode ontwikkeld van een pragmatische voorkeurslijst op productniveau naar een op wetenschappelijke inzichten gebaseerde levenscyclusanalyse op gebouwniveau. Dat is nog steeds niet perfect, maar wel het beste wat beschikbaar is.
Sinds anderhalf jaar is er de verplichting om een milieuprestatieberekening te maken bij een vergunningaanvraag voor een nieuwe woning of kantoor. Om te wennen nog zonder een prestatie-eis. In de praktijk blijkt dat zo’n verplichting zonder eis niet serieus wordt genomen.
De toeleverende bouw heeft grote inspanningen gedaan om de milieuimpact van hun producten te verminderen en inzicht te bieden aan afnemers. Anders dan bij comfort en energie zijn de (korte termijn) belangen van de koper of huurder niet of nauwelijks aanwezig. Die vraagt dus (nog) niet om een woning met minder milieubelasting door materialen. Oftewel, als we dansen naar de pijpen van de klant, dan gaan we niet minder milieubelastend bouwen en renoveren.
Ik ben er uiteraard voor om de klant serieus te nemen en te ondersteunen bij het bedenken van zijn woonwensen. Omdat het ook nodig is dat we serieus aandacht geven aan de milieueffecten van het materiaalgebruik pleit ik ervoor zo snel mogelijk een eis te stellen aan het resultaat van de milieuprestatieberekening van gebouwen. Voor woningen, kantoren en voor de eenduidigheid ook voor de andere gebruiksfuncties. De lat hoeft niet hoog gelegd te worden, om te voorkomen dat de bouwproductie als gevolg van zo’n eis daalt. Het is voor nu bovenal belangrijk dat organisaties die zich wel willen onderscheiden met een bereikte milieuprestatie dat ook kunnen. Soms zijn collectieve, langetermijnbelangen reden om als overheid te sturen met regelgeving. Volgens mij is dat nu het geval met de Milieuprestatie van Gebouwen in het Bouwbesluit, in het belang van toekomstige generaties.
Directeur W/E adviseurs, W/E adviseurs