Ooit gehoord van EROI?

Welnu, EROI staat voor 'Energy Return On Investment', in het Nederlands betekent dat 'de hoeveelheid energie die je krijgt tegenover de geïnvesteerde hoeveelheid energie'.

Deze EROI kun je in één getal (ratio) uitdrukken en die geeft feitelijk aan hoeveel energie je moet investeren om een bepaalde hoeveelheid energie op te wekken. Het is eigenlijk het rendement op je investering, maar nu niet in geld uitgedrukt maar in energie.

Voordeel van deze ratio op energie in tegenstelling tot het rendement op investering, is dat dit niet wordt verstoord door subsidies en andere verborgen kosten.

Oliewinning kost steeds meer energie
Ondanks vele voorspellingen dat de olievoorraden zullen opraken, blijven de winbare hoeveelheden olie min of meer gelijk. De geschatte reserves aan fossiele brandstoffen liggen dan ook al decennia lang min of meer op hetzelfde niveau, of stegen zelfs: bij het huidige consumptie niveau is er nog voor ongeveer veertig jaar aardolie, zestig jaar aardgas en honderdenvijftig jaar steenkool.

Maar we weten dat de voorraden fossiele brandstoffen, die in miljoenen jaren gevormd zijn, eindig zijn. Enerzijds door de stijgende olieprijs worden moeilijk winbare velden ook aantrekkelijk, anderzijds door dat onze technieken zich steeds verder verbeteren, is er nog geen gebrek aan fossiele brandstoffen.

Door enorme subsidies die aan de olie industrie wereldwijd verstrekt worden, deels uit strategische overwegingen, worden olie winningen mogelijk gemaakt die voordien ondenkbaar waren. Kijk naar de ontginning van olie uit teerzanden (tar sands) en leisteen (oil shales) of het produceren van gas uit steenkoollagen (coal bed methane) of uit rotsformaties (tight gas).

Door het subsidiëren van deze nieuwe technieken, kan het heel goed zijn dat de productiekosten van een vat olie $ 110/vat zijn, terwijl de verkoop plaats vindt voor $ 90/vat. Door de verstorende marktwerking van subsidies, krijgen we geen goed beeld meer of oliewinning wel of niet rendabel is.

Want duidelijk is: het kost steeds meer energie om de fossiele brandstoffen te winnen. Het wordt dus tijd naar het energetisch rendement te kijken van de oliewinning.

Wat betekent dit voor de duurzame energie?
Het is daarom noodzakelijk over te gaan op een methode die duidelijker aangeeft of er netto energie gewonnen wordt, zoals de EROI-ratio.

In de begindagen van de oliewinning spoot de olie op slechts enkele meters onder het oppervlak al naar buiten. De EROI-ratio was toen omstreeks 100:1, 100 vaten olie opbrengst kostte 1 vat energie. Die ratio was omstreeks 1930 gewoon.

In 1970 was het energierendement gedaald tot 30:1 en in 2005 bedroeg het nog slechts tussen de 11:1 en 18:1. Naar verwachting zal in 20 tot 30 jaar de ratio 1:1 zijn geworden. Dan is oliewinning niet meer interessant, ondanks dat er nog genoeg voorraden zijn. Dat geldt overigens ook voor steenkool, wereldwijd de belangrijkste brandstof voor het opwekken van elektriciteit: de EROI van steenkool daalde van 80:1 in 1930 tot 30:1 in 1970 en tot ongeveer 10:1 vandaag de dag.

Voor alternatieve energiebronnen ligt de EROI erg laag in verhouding met die van fossiele brandstoffen. Uit voorlopige resultaten blijkt dat waterkracht het best scoort met een mogelijke EROI van meer dan 100:1. Windenergie volgt met een EROI van ongeveer 18:1 op de beste locaties - daarmee scoren grote windturbines dus ongeveer even goed als hedendaagse olie.

Nucleaire energie strandt op 5:1 tot 15:1, photovoltaïsche zonnepanelen op 6:1 tot 8:1 en biobrandstoffen (ethanol, biodiesel) komen dicht bij de grens van 1:1 (hun EROI varieert van 0,8:1 tot 1,7:1). Ook de onconventionele oliebronnen (teerzanden en leisteen) scoren erg laag met waarden van 2:1 tot 5:1. Voor geothermische energie, golfenergie en zonnewarmte zijn er onvoldoende cijfers beschikbaar. 

Het is duidelijk, het EROI instrument is een mogelijk interessante graadmeter voor de netto energie opbrengst van verschillende bronnen. Het levert belangrijke inzichten op die de louter financieel-economische benadering niet kan bieden. Maar het is een instrument dat nog verder ontwikkeld moet worden.

Michiel Haas
- Directeur van het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE)
- (Deeltijd) professor bij de faculteit Civiele Techniek, sectie Materials and Environment, chair Materials & Sustainability van de TU Delft.

Bronnen
Kris de Decker (2010) - Lowtech Magazine
Charles Hall (2008) - Why EROI matters
Charles Hall (2009) - What is the minimum EROI that a sustainable society must have

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Michiel Haas