De stad duurzaam?
Albert Hulshoff en Hans Korbee kijken naar het vraagstuk hoe steden duurzaam (her)ontwikkeld kunnen worden.
Verstedelijking en toename van de energieconsumptie gingen in de 20ste eeuw hand in hand. Hetzelfde geldt overigens voor de ontstedelijking die in de jaren 70 inzette. Nu de stad weer volop in de belangstelling staat luidt de vraag: kunnen we steden duurzaam (her)ontwikkelen of blijven stad en milieu elkaars natuurlijke vijanden?
Steenkool en stoommachine maakten in de tweede helft van de negentiende eeuw de industriële revolutie mogelijk. Verschillende steden, ook in Nederland, groeiden stormachtig. Het woonmilieu voor arbeiders was dermate slecht dat reacties als de ontwikkeling van de woningwet en implementatie van de tuinstadgedachte niet uit konden blijven.
‘Licht en lucht’ was de wens evenals een groene woonomgeving. Moderne architecten verenigd in de CIAM gingen een stapje verder met een pleidooi voor het scheiden van wonen, werken en recreëren. De resultaten zijn in alle Nederlandse steden terug te vinden. Bedrijventerreinen, groeikernen en VINEX-wijken, winkelboulevards, universiteitswijken en recreatiegebieden, alles keurig gescheiden van elkaar. De gekozen oplossing heeft ook een keerzijde: Nederland is niet zozeer vol met mensen maar vooral met autowegen en files. En we zijn verslaafd aan olie en gas.
De stad is terug
Nederlandse binnensteden waren tot voor kort symbool voor steen, lawaai en verstopping. Wie het zich kon permitteren vluchtte naar een boerderette of minimaal een nieuwe buitenwijk. Waar het leven vaak toch minder idyllisch bleek dan gedacht.
Twee auto’s voor de deur, enkel woningen en in de file naar school, kantoor en winkel. Sinds een aantal jaren ontwikkelen binnensteden zich in positieve zin met voetgangersgebieden, aandacht voor water en bomen, meer terrassen en wonen aan het water en in stationsgebieden. Wie het kan betalen, wil weer in de stad wonen.
Energietransitie
Groei van de welvaart zorgen al anderhalve eeuw voor een stijging van het energiegebruik. Iedereen centrale verwarming, een auto, liefst twee, pc en plasmascherm, airco in auto en huis, het is allemaal bereikbaar geworden. Vraag is of een trendbreuk mogelijk is: groei of in ieder geval handhaving van de welvaart én verlaging van de energieconsumptie.
Kunnen technische ontwikkelingen en de (her)ontwikkeling van steden hieraan bijdragen? Wat zijn de consequenties van een triple P benadering People, Planet en Profit voor de stedelijke ontwikkeling?
Functiemenging
Ooit zijn we functies gaan scheiden om te voorkomen dat ze teveel hinder van elkaar hebben. Met als hinderlijke neveneffecten een enorm ruimtebeslag en toename van de (auto)mobiliteit. Door technische voorzieningen kunnen we functies weer gaan mengen; wonen boven werken en recreëren op het parkeerdek.
Door functiemenging kunnen voorzieningen veel intensiever gebruikt worden waardoor ze eerder rendabel te exploiteren zijn. Parkeervoorzieningen voor wonen, werken én recreëren in plaats van drie afzonderlijke terreinen, openbaar vervoer dat de hele dag goed bezet is.
Minder pieken en minder dalen verhogen de efficiency en leveren een enorme winst in tijd en energie. Door minder automobiliteit en meer hoogwaardig openbaar vervoer kan de openbare ruimte winnen aan attractiviteit en daarmee beter geschikt zijn om te lopen en te fietsen. Meer groen in de stad draagt bij aan een aangenaam woonklimaat en levert daarnaast snoeiafval en daarmee brandstof voor een bio-wkk die warmte én elektriciteit voor de gebouwen levert.
Trias Energetica
Volgens de regels van de Trias Energetica; 1.vraagreductie, 2. gebruik van duurzame energie en 3. fossiel efficiënt inzetten kan de dominante invloed van de factor energie sterk worden gereduceerd. In de jaren zeventig was 3000 m3 aardgas nodig voor het verwarmen van een woning. Voor een nieuwbouwwoning volstaat momenteel 500 m3 en binnen afzienbare tijd slechts een derde daarvan. Met als positief neveneffect dat de energievoorziening niet per definitie gas hoeft te zijn. Ook elektriciteit, warmwater en geothermie komen nu als energiedrager in aanmerking.
Energie uitwisselen
Dankzij toepassing van stap 1 van de Trias Energetica is de warmtevraag in de winter sterk afgenomen. Tegelijk is o.a. door hogere comfortwensen de koelvraag toegenomen. Nederland heeft het geluk om over eenvoudig toegankelijke waterdragende bodemlagen te beschikken, die uitstekend geschikt zijn voor seizoenopslag van warmte en koude.
Dankzij de inzet van warmtepompen is dit relatief warme respectievelijk koude water met weinig energie op het gewenste temperatuurniveau te brengen. Bij voldoende bebouwingsdichtheid kan een warmte- en koudenet het traditionele aardgasnet opvolgen. Op deze netten kan iedereen in principe zowel afnemer als leverancier zijn. De verwarming van de één is de koeling van de ander.
Toekomstmuziek?
De efficiency van stap 2 van de Trias Energetica, lokaal opwekken van duurzame energie, neemt ook toe door functiemenging. PV- en windinstallaties kunnen meer continu leveren. ’s Avonds en in het weekend aan de huishoudens en in de overige tijden aan scholen, kantoren en bedrijven.
Al veel gestart
De meeste van de ideeën zijn niet nieuw. Wel bijzonder is dat er momenteel veel in praktijk wordt gebracht. SenterNovem, de gemeenten Apeldoorn, Tilburg, Heerhugowaard en Builddesk hebben voor gemeenten een Routekaart opgesteld voor het bereiken van de CO2-neutrale status.
De routekaart geeft inzicht in de beschikbare technische oplossingen en de financiële, juridische en organisatorische stappen die nodig zijn. Recent zijn ook lokale energiebedrijven gestart zoals DEVO in Veenendaal, Texel Energie en HVC in Alkmaar en omstreken. Wie meer inspirerende voorbeelden zoekt vindt in de brochure ‘klimaat op de kaart’ 30 voorbeelden van gemeentelijk klimaatbeleid die direct toepasbaar zijn. Duurzaamheid en vitaliteit blijken in steden uitstekend samen te kunnen gaan.
Meer informatie: Routekaart
Meer infromatie: Klimaat op de kaart
Albert Hulshoff en Hans Korbee zijn beide programma adviseur bij SenterNovem.