Paul de Ruiter
Directeur, Architectenbureau De Ruiter
Auteur: Paul de Ruiter
In de serie ‘De Eeuw van de Stad’ van de VPRO geven 7 duurzaam gebouwd-experts hun visie op de duurzame stad. Dit keer Paul de Ruiter en Jaap Wiedenhoff. Dit artikel is tevens te lezen op: http://weblogs.hollanddoc.nl/deeeuwvandestad/.
In de eeuw van de stad moet de zorg weer worden teruggebracht naar de stad, maar de stad moet ook weer terug naar de zorg...
De onthechting van de stad
In de laatste eeuw van de stad heeft het ruimtelijk beleid zijn sporen nagelaten. Door ruimtegebrek in de binnenstad, behoefte aan bereikbaarheid per auto en het streven naar (kosten)efficiëntie is schaalvergroting opgetreden. Daardoor zijn steeds meer functies buiten de stad terecht gekomen, zoals bedrijventerreinen, kantoorparken, (universitaire) ziekenhuizen en nieuwbouwwijken.
In de eeuw van de stad, waar functiemenging de basis was van het ontstaan van de stad, kenmerkt het ruimtelijke beeld zich nu door de onthechting van de stad, waarin monofunctionaliteit en de wegen daartussen de stedelijke structuur bepalen.
Absolute waarheid
De Nederlandse ruimtelijke ordening heeft de beheersbaarheid, planbaarheid en het vermijden van mogelijke gebruiksconflicten tot een absolute waarheid verheven, zonder zich hierbij af te vagen of dit ook leefbare, duurzame en levendige stedelijke ontwikkelingen geeft.
De ‘overlast’ van werken, winkelen en recreëren is zoveel mogelijk uit de woonomgeving verbannen, evenals het zorgen, genezen en studeren. Zorg- en ziekenhuiscomplexen zijn nu veelal perifeer en in een parkeervlakte gelegen monolieten.
De eerder genoemde efficiëntiedrang heeft dit alles ingegeven, maar door de toename van het aantal mensen en hun mobiliteit lijkt het hele systeem ineens in elkaar te gaan storten. De benodigde mobiliteitsbehoefte is door het scheiden van functies exponentieel gestegen. Kijk alleen al maar naar het absurde aantal parkeerplaatsen dat in Nederland beschikbaar is per auto en de slechte verdeling ervan. Doordat wijken grotendeels monofunctioneel zijn, zijn alle parkeerplaatsen bezet of ze zijn allemaal leeg. Misschien is dit een mooie ‘hamburger indicator’ voor de mate van integrale stedelijke ontwikkeling in een land?
Drastische ingrepen noodzakelijk
De negatieve gevolgen van de verplaatsing van de zorg- en ziekenhuiscomplexen naar de randen van de stad zijn één ding. Wat ook speelt, is dat veel van deze gebouwcomplexen inmiddels aan vervanging toe zijn. Dat zijn ingewikkelde en dure ingrepen, omdat de zaken moeten doorlopen tijdens de verbouwing.
Maar demografische ontwikkelingen vragen nu eenmaal om drastische uitbreidingen. Er moet immers in de toenemende vraag naar zorg worden voorzien. Momenteel wordt hier nog veel te weinig op ingespeeld. En dat, terwijl de cijfers er niet om liegen.
Enkele cijfers
Zo zal het bevolkingsaandeel van 65-jarigen en ouder van 2009 tot 2020 stijgen van 19% tot 25%. De zorgvraag neemt - mede daardoor, maar zeker ook door onze verslechterde eet- en bewegingsgewoonten – met 50% toe. Qua bouwopgave een organisatorisch vraagstuk op zich, maar niet minder belangrijk is de vraag hoe deze mensen moeten worden verzorgd.
De werkgelegenheid in de sociale dienstensector zal jaarlijks met zo’n 30.000 banen toenemen. Door het grote aantal 65-plussers neemt het werkende deel van de bevolking (van 20 tot 64 jaar) echter ook af van 61% tot 54%. Aan de vraag naar arbeidskrachten in de sociale dienstensector kan daardoor alleen worden voldaan als alle schoolverlaters in deze sector gaan werken. Dat is wenselijk noch haalbaar.
Prioriteiten in duurzaamheid
Het rare is dat er bijzonder traag wordt geanticipeerd op deze ontwikkelingen, waardoor we feitelijk al te laat zijn om de problemen op te lossen. Want stel dat we per direct beginnen met de bouw van de benodigde zorginstellingen om aan de zorgvraag te kunnen voldoen. Dan geven wederom de demografische cijfers aan dat die gebouwen na zoveel jaar weer leeg komen te staan. (Nog los gezien van de beleggingswaarde van de gebouwen, want zorginstellingen moeten steeds commerciëler worden). Niet bepaald duurzaam als je levensloopbestendigheid als een belangrijke prioriteit van duurzaamheid benoemt.
Daarnaast zijn de toekomstige zorgpatiënten steeds kritischer en mondiger. Ze laten zich niet wegstoppen in verzorgingstehuizen of langdurig behandelen in ziekenhuismolochen. Zij willen aandacht en zorg op maat. Het liefst vanuit hun eigen woning.
Ogenschijnlijk onoplosbare eisen. Maar is de probleemstelling misschien niet ook een enorme kans om de stad weer te helen, om de connectiviteit van de stad te verbeteren, om de functiemenging van de stad te herstellen en daarmee de verkeersbewegingen te minimaliseren?
Wat is de duurzame oplossing?
Wat is nu de duurzaamste oplossing van dit probleem? Moeten we de monofunctionele zorgcomplexen doorontwikkelen? Het afbreken van deze centra is in ieder geval een kapitaalvernietiging op zich. Laat staan dat het een duurzame oplossing is.
Misschien moeten we meer denken in de levensfasen die een mens doorloopt. Dan zou je kunnen zeggen dat de stad in de laatste eeuw het puberale stadium is ontgroeit en nu door moet ontwikkelen tot een volwassen mens.
Daarvoor moeten de monofunctionele gebouwen zich doorontwikkelen tot een intelligenter en complexer weefsel, een volwaardige stad, de metropool. In die doorontwikkeling wordt het monotone weefsel van de stad een divers en multifunctioneel weefsel.
Een integratie van kleinschalige functies waarin wonen, werken, zorgen, ontspannen, het verbouwen van voedsel en studeren naast elkaar bestaan. Waarbij de menselijke maat, levendigheid en het terugdringen van de verkeersbewegingen centraal staan en daarmee ook het energieverbruik en de CO2-uitstoot kunnen worden beperkt. Een gezonde stad die multifunctioneel is en compact en die zich flexibel kan aanpassen aan de demografische ontwikkelingen.
Verbindingen maken
Enerzijds moet de zorg dus terug naar de stad en anderzijds moet de stad naar de zorg. Want een gebouw is meer dan alleen een object dat afbreekbaar en recyclebaar is. Architectuur moet verbindingen maken met de plek, de stedelijke en landschappelijke structuur.
Gebouwen en steden moeten mensen verbinden. Daarom is connectie het kernbegrip bij duurzaamheid. Duurzaam betekent geen schade toebrengen aan de omgeving, de natuur en de mensen om je heen. Schade wordt toegebracht wanneer een gebouw de connectie met de omgeving ontkent.
De Zuid(k)as, ministad
In een opgave voor de Rijksbouwmeester (met als opdracht een advies uit te brengen aan de Rijksgebouwendienst over hoe om te gaan met duurzaamheid door een ontwerp te maken van een z’n duurzaam mogelijk gebouw voor 1.000 rijksambtenaren op de Zuidas), heeft Architectenbureau Paul de Ruiter in samenwerking met Arup de vraagstelling geherformuleerd.
In plaats van een monofunctioneel kantoorgebouw ontwierp het bureau een gebouw met een unieke functiemenging. In één gebouw zijn kantoren, woningen, een school, restaurant, parkeren, retail en urban argiculture (in de vorm van kassen op het dak) samengevoegd.
Uitbalancering energievraag
Door functies met een laagbouwtypologie, zoals winkels, in het model op te nemen wordt optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare grond. En door de concentratie van activiteiten vindt er minder verkeer plaats dan bij een scheiding van functies. Belangrijk voordeel van het compacte model is ook de mogelijkheid van een betere uitbalancering van de energievraag in de tijd.
Bij woningen liggen de pieken in de energievraag in de ochtend en avond. Bij kantoren piekt de energievraag juist op het midden van de dag. De energievoorziening van een gebouw werkt vaak inefficiënt omdat de capaciteit ook tijdens daluren is afgestemd op de energievraag tijdens piekuren. Bij een dergelijk multifunctioneel gebouw kan dat worden ondervangen.
Door middel van onderliggende berekeningen is voor het ontwerp van de Zuidkas aangetoond dat deze uiterst compacte ministad volledig in zijn eigen energiebehoefte voorziet. Dat er een intelligent autarkisch model ontstaat. De Zuidkas laat zien hoe een stad zich duurzaam kan doorontwikkelen en in de toekomst kan blijven functioneren.
Conclusie
Gebouwen en steden moeten mensen verbinden. Daarom moet de zorg weer worden teruggebracht naar de stad, maar de stad moet ook weer terug naar de zorg. Door de zorg en de stad weer bij elkaar te brengen ontstaat fysieke en ruimtelijke connectie en daarmee kan ook de sociale connectie weer worden hersteld.
In de eeuw van de stad keren als eerste de voorlopers van de monofunctionaliteit, de zorg en de (universitaire) ziekenhuizen, weer terug naar het centrum van de stad. Gevolgd door de terugkeer van de bedrijvigheid, winkels en kantoren. Met uiteindelijk ook de introductie van voedselproductie in de stad. Voor de Westerse wereld is dat laatste misschien nieuw, maar in de snelst groeiende stad van de wereld Sjanghai is inmiddels 630.000 ha gereserveerd voor urban agriculture.
Het oude stedelijke weefsel wordt dus weer hersteld. Tegelijkertijd moeten de monofunctionele gebieden aan de randen van de stad worden geïntensiveerd met nieuwe functies, om die gebieden qua functiemenging te laten lijken op het oude stedelijke weefsel. Dat biedt ook een oplossing voor de permanente leegstand in mislukte gebieden zoals bijvoorbeeld het kantorengebied van Amsterdam Zuidoost. Of het terrein van de Vrije Universiteit, door een deel weer terug te brengen naar de stad en een deel van de stad weer te injecteren in het monofunctionalistische VU gebied.
Het terugbrengen van de functiemenging in de oude stad en de intensivering van de functiemening in de periferie maken het mogelijk de demografische ontwikkelingen flexibel op te vangen, energie te besparen, de verkeersbewegingen te reduceren, maar bovenal om de leefkwaliteit te verbeteren. In de eeuw van de Stad moeten daarom niet eerst de gebouwen zelf, maar moet vooral het stedelijk weefsel verduurzamen. De stad moet een leidende rol krijgen in de ecological age – een tijdperk waarin natuurlijke ontwikkelingen ondersteund en gevoed worden door high-tech kennis en technologie. Geen geiten- wollen-sokken duurzaamheid, maar beheerste chaos als model voor de meest robuuste en daardoor levendige stad. Misschien wel de ultieme definitie van de duurzame stad.
Door Paul de Ruiter en Jaap Wiedenhoff
Directeur, Architectenbureau De Ruiter