Het in kaart brengen van energiepotenties
Klimaatverandering, maar nog meer de sluimerende energiecrisis, vraagt om een kordate aanpak
van onze gebouwde omgeving.
De aandacht voor 'groene' gebouwen is bekend, en langzaam wordt het schaalniveau waarop duurzaamheid wordt aangepakt groter (denk aan de duurzaamste gemeente Tilburg en het Rotterdam Climate Initiative). Daarbij is de aandacht vaak gericht op de techniek. Waar we nog niet zo goed in zijn, is het identificeren van onze eigen energiepotenties.
Toch wordt dit van levensbelang als we voor onze energievoorziening niet volledig afhankelijk willen worden van regio's die politiek gezien niet altijd even stabiel zijn. Het interessante is dat onze ruimtelijke ordening helemaal op de schop moet als we die beter gaan baseren op een duurzame energievoorziening.
Een kort overzicht van recente studies op dit vlak.
Grounds for Change
Met het in kaart brengen van energiepotenties tracht de TU Delft een solide basis te bieden voor de locatie en aard van energieaanbod en -vraag. De methodiek is ontstaan toen voor Noord-Nederland (Friesland, Groningen en Drenthe) een regionaal plan moest worden gemaakt, gebaseerd op een duurzame energievoorziening.
De energieleverancier van Nederland (turf, olie, gas) dreigt met het uitputten van de gasreserves een belangrijk stuk van zijn huidige economische fundament te verliezen. Toen is in het onderzoeksproject Grounds for Change [Noorman at al., 2006; Roggema et al., 2006] een eerste inventarisatie van lokale energiepotenties (zon, wind, water, biomassa en ondergrond) gedaan.
Interessante conclusie daaruit was dat het minst populaire woongebied van Nederland (Delfzijl en omgeving) de meeste energie ter beschikking had.
POP Groningen
De methodiek van energiepotenties kon volwassen worden dankzij een onderzoek in het kader van het provinciaal omgevingsplan (POP) voor Groningen [Dobbelsteen et al., 2007]. Daarvoor waren ook energie en klimaatverandering richtinggevend voor de toekomstige inrichting van de provincie, een primeur.
Op systematische wijze werden de potenties voor opwekking van elektriciteit (uit zon, wind, water, biomassa, afval), warmte en koude (uit zon, bodem, ondergrond, restwarmte) en afvang van CO2 (gebruik, compensatie, opslag) in kaart gebracht. De energiepotentiekaarten vormden de basis voor voorgestelde ruimtelijke ingrepen, zoals de plek van nieuwe woongebieden, kassen en industrie gebaseerd op biomassa.
De Almeerse Schaalsprong en Rotterdam
Nog in afronding zijn energiepotentiestudies voor Almere [Dobbelsteen et al., 2008]. De ambitieuze gemeente wil zoals bekend een verdubbeling in aantal inwoners (Schaalsprong) maken en wel met duurzame, op Cradle to Cradle gebaseerde uitbreidingsplannen.
Almere vroeg de TU Delft om voor de stad en de verschillende nieuwe wijken de energiepotenties in kaart te brengen. De methodiek van het Groningse onderzoek kon worden doorgetrokken op dit kleinere schaalniveau en leidde tot aanbevelingen voor ingrepen in de huidige plannen, waarmee de energievoorziening duurzamer zou worden.
Ook bij de CO2-projecten van Rotterdam (Stadshavens, Hart van Zuid en andere) spelen de lokale energiepotenties een grote rol.
SREX
SREX staat voor Synergy of Regional Planning and Exergy en betreft een project (dat loopt tot 2010) van de universiteiten van Groningen, Wageningen en Delft met TNO Bouw & Ondergrond [Roo et al., 2005].
In het onderzoek wordt gezocht naar een nieuwe ruimtelijke inrichting die gebaseerd is op low-exergyprincipes, waarbij hoogwaardige energie alleen wordt ingezet voor hoogwaardige (industriële) processen en waarbij reststromen via 'cascadering' laagwaardiger functies (bijv. de huisverwarming) voorzien van energie. Ruimtelijke planning wordt gekoppeld aan landschapsontwerp, stedelijke planning en techniek. Ook hier spelen energiepotenties een belangrijke rol.
Universele aanpak
Ook het slimme ontwerp van een gebouw begint bij het analyseren van alle omgevingsaspecten die het energiegebruik beïnvloeden (temperatuur en klimaat, ondergrond, begroeiing, omringende bebouwing, etc.). Dat noemen we dan alleen 'bioklimatisch ontwerpen'.
Als we in Nederland een robuustere energievoorziening willen hebben, zou het in kaart brengen van energiepotenties een eerste stap moeten zijn bij elk plan, of het nu een regionaal, provinciaal, gemeentelijk of gebouwniveau betreft.
De website van SREX
Afbeelding 1
Almere aan het IJmeer.
Afbeelding 2
De energiepotentiekaart van Groningen, met daarin aangegeven de potenties voor opwekking van elektriciteit en benutting van warmte en koude uit verschillende bronnen.
[Kaart door Bram van der Grinten, op basis van onderzoek van Dobbelsteen et al., 2007]
Afbeelding 3 en 4
Twee alternatieven voor gebiedsinrichtingen voor Almere-Oost, voorgesteld op basis van een energiepotentiestudie van dit gebied [Dobbelsteen et al., 2008].
Literatuur
Dobbelsteen A. van den, Timmeren A. van, Grinten A. van der & Veldhuisen S.; Energiepotenties Almere - Energiepotentiestudie Almere-Oost; TU Delft, 2008.
Dobbelsteen, A. van den, Jansen, S. & Timmeren, A. van; Energiegestuurd Omgevingsplan Groningen; TU Delft, 2007.
Noorman et al.; €nergie(k) Noord-Nederland; KNN Milieu, 2006
Roggema R., Dobbelsteen A. van den & Stegenga K. (eds.); Pallet of Possibilities; Provincie Groningen, 2006.
Roo, G. de, Jong, M. de, Roggema, R., Dobbelsteen, A. van den, Linden, K. van der, Rovers, R., Timmermans, W., Koh, J., Simmelink, E. 2005, SREX - Synergy of Regional Planning and Exergy, Groningen: University of Groningen.