Samenwerking leidt tot betere scholen
De wereld van de scholen verandert sterk door decentralisatie. Het schoolbestuur is sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de binnenkant en buitenkant van de scholen. Dit onderwerp stond centraal tijdens de Round Table over Duurzame Scholen.
Er staan 7.750 scholen geregistreerd in Nederland met meerdere gebouwen en 1, 6 miljoen leerlingen. Met een daling van 7% van het leerlingenaantal ontstaat een leegstand van 10% tot 25%. Schoolgebouwen met een maatschappelijk doel kunnen de leegstand voorkomen door dit in te vullen met toepassingen zoals opvang en bibliotheek.
In de Living Space Experience in Nieuwegein spraken Peter Musters (VBI), Machiel Karels (DWA), Peter van Houwelingen (Kieback & Peter), Simone van den Brink (ABC Nova), Jérôme Eijsackers (Peutz), Bas Zonneveld (Interface), Freerk André de la Porte (Schuurman Solutions), Ben Pol en Paul Markesteijn (beiden ABB) hierover.
Stelling: Wat is de definitie van een duurzame school?
Vanuit de verschillende invalshoeken ontstaat een levendige discussie over de definitie van de duurzame school. Benader je het vanuit de techniek, de flexibiliteit van het gebouw of de gebruiker? Een duurzaam gebouw is geen doel op zich. Er is veel meer mogelijk door samen te werken op het gebied van duurzame scholen. “Veel projecten stranden”, zegt Karels. “Door ontwerp, realisatie en exploitatie bij elkaar te zetten, realiseer je pas iets.”
Volgens Van den Brink draait het om een minder technische benadering. “Een duurzaam gebouw is vooral een gebouw waarin gebruiker zich goed kunnen ontplooien, waarmee de eigenaar blij is en waarop de buurt trots is. Een school wordt gebouwd uit maatschappelijke middelen, die moet je goed inzetten.” Als voorbeeld noemt ze een duurzame school in het Noord-Hollandse dorp Duivendrecht. “Hierbij hebben de gemeente Ouder-Amstel en het schoolbestuur samengewerkt aan een duurzame school. De gemeente heeft extra geïnvesteerd, waardoor een ‘klasse B’-school is neergezet aan de A10.”
De vraag komt aan de orde of er wel voldoende monitoren plaatsvindt na oplevering. We bepalen vooraf welke klasse een school moet krijgen: wat gebeurt na de investering? Monitoren we ook de installatie en leggen we dit naast de beleving van de gebruiker? Er zijn gebouwen waarbij de resultaten gehaald worden, maar waarbij de gebruiker aangeeft dat het stinkt. “Een jaar na de oplevering van een school ben ik enorm geschrokken van het energieverbruik”, geeft De la Porte aan. “Alle systemen waren standaard ingeregeld en werkten tegen elkaar in. Het opnieuw inregelen van de technische installatie zorgde een verbetering op van 40%.”
Musters noemt een school in Eelde, die een jaar geleden opgeleverd is. “De installateur monitort nog een jaar lang het regulier onderhoud en de inregeling. Volgens de opdrachtgever heeft dit tot een zeer hoge mate van tevredenheid geleid.”
Stelling: Wat moet gebeuren om een versnelling in duurzame scholen te krijgen?
Volgen Van den Brink moeten de gemeente en schoolbesturen samenwerken vanuit dezelfde verwachtingsperspectieven. “Leg dit ook vast voordat het Programma van Eisen wordt geschreven.” Karels geeft aan dat we conclusies moeten trekken uit geleerde lessen: “Wat zijn goede voorbeelden geweest, wat werkt en wat werkt niet?”
“Vanuit de techniek zijn de problemen opgelost”, laat De la Porte weten. “Alleen iedereen wil zijn eigen systeem toepassen. Helaas komen elektrotechniek en werktuigbouwkunde komen niet tot een goed gezamenlijk systeem.” Daarom stelt Pol voor om concepten te ontwikkelen. “ Dat is ook gebeurd via Stroomversnelling, met een proof of concept.”
Musters vertelt dat de Onderwijsgroep Noord een nieuwe AOC Terra heeft neergezet voor 450 leerlingen. “Deze school staat in een krimpgebied, maar groeit nu door mond-tot-mondreclame naar meer dan 500 leerlingen. Er is meer toeloop en de keuze valt vaker op deze school: het heeft een positieve uitwerking op de leerlingaantallen.”
Eijsackers vult hem aan. “Als een school inzage geeft op andere zaken, dan maken ouders andere keuzes. De kwaliteit van de leerkracht heeft oneindig meer invloed dan de omgeving. We onthouden een goede leraar en de geur van het gebouw. Vergeet niet dat we een van de beste onderwijssystemen ter wereld hebben, dat maakt alles relatief.”
Stelling: Schoolbesturen zijn niet geïnteresseerd in de kwaliteit van schoolgebouwen (PO/VO) en zijn er over 10 jaar nog wel schoolgebouwen?
“Het gebouw wordt veel dynamischer en moet kunnen meegaan met de tijd, van school naar wijkgebouw”, vindt Van den Brink. “Dan behoud je waarde en is de investering te verantwoorden. Onderwijs is op een plek samenkomen, voor jongeren is dat van belang. Niet alleen kennis opdoen, maar ook sociale vaardigheden ontwikkelen. Het is een escape van je huis en je ouders. De plek waar dat gebeurt, is van belang.”: Ze noemt als voorbeeld een project van PO en VO bij elkaar in 1 gebouw voor langere tijd. “Er is rekening gehouden met krimp: er kan een vleugel afgesloten worden met de mogelijkheid voor een commerciële functie.”
Musters noemt een project in Amersfoort waar nagedacht is over de toekomst van het gebouw. “De gemeente heeft al voorzien dat de wijk de school over een aantal jaren niet meer nodig heeft en dan kan er een appartementencomplex van gemaakt worden.” Op de vraag of schoolbesturen geïnteresseerd zijn in de kwaliteit van schoolgebouwen, luidt het antwoord ja. “De architectonische kant is fysiek aanwezig, daar let men op”, legt Van Houwelingen uit. “Men kijkt meer naar de buitenkant dan naar de techniek. Het schoolbestuur is gedeeltelijk geïnteresseerd. Ze zijn wel energiebewuster geworden en dat voelen ze in de portemonnee. De vraag wordt gesteld of de technische installatie zo’n wezenlijk deel is.”