De bouw- en vastgoedsector wil op korte en lange termijn de CO2-uitstoot fors verminderen. Door hier budgetten aan te koppelen, verdwijnt de vrijblijvendheid. Alle ogen zijn gericht op de energie- en materialentransities, om duurzamer te bouwen. Maar als bouwmethodieken veranderen, geven we dan wel voldoende aandacht aan brandveiligheid?
Foto boven: RAU en SeARCH, fotograaf: Stijn Poelstra
Juf Nienke is een voorbeeld van een volledig geprefabriceerd houten woongebouw met veel hergebruikte en hernieuwbare materialen. DGMR besteedde veel aandacht aan brandvoortplanting.
Over dit prangende onderwerp spreekt Duurzaam Gebouwd met Johan Koudijs, decennialang expert en directeur in het brandveiligheidsdomein en tot 1 juli 2023 kennis- en innovatiemanager bij DGMR. We krijgen de kans om met hem bij te praten, na een succesvol Fire Safety Congres op 21 maart 2024 [zie kader, red.]. Tevreden blikt hij terug op het congres, dat kennis samenbracht voor de transitie van bouwmaterialen en bouwmethodieken. “Binnen het onderwerp brandveiligheid is er veel aandacht voor energie- en materialentransities. Er is een grote vraag naar kennis. Bijvoorbeeld over het brandgevaar van energie-opslag, pv-panelen, maar ook van hout en andere biobased materialen als vlas en hennep. We gaan anders bouwen, maar zijn we daar wel voldoende op voorbereid?”
Alles dat uit de natuur komt en biologisch is, is brandbaar. Maar vooroordelen schetsen nog wel dat biobased materialen meer brandbaar zijn dan traditionele. “Kijk je bijvoorbeeld naar het toepassen van materialen bij isolatie, dan maakt het niet veel uit of je nu op olie gebaseerde of biobased materialen toepast. Je ziet ook in het werkveld dat we meer en meer met brandbare materialen construeren. Dat betekent dat we op fundamenteel andere bouwmethodes uitkomen die op het vlak van brandveiligheid verschillen van traditionele vormen. Bouwpartijen waren het gewend om gebouwen in elkaar te stapelen met steenachtige wanden en vloeren. Die realiteit verandert met de opkomst van duurzame bouwmaterialen en de daarbij horende bouwmethodes.”
Johan Koudijs: "Ik pleit ervoor om als een speer serieus geld voor onderzoek vrij te maken, waarin we ons richten op het wegwerken van kennisachterstand.”
Goed voorbereid
Dan komt de vraag bovendrijven of de bouw- en vastgoedsector wel goed voorbereid is op die kanteling. Het antwoord volgens Johan: “Optimisten zeggen dat we veel weten van een materiaal als hout. Natuurlijk is er kennis over hoe het materiaal inbrandt. Ook is welbekend dat brandwerendheid wordt ontleend aan overdimensionering. Maar er wordt ook nieuwe informatie aangeboord. Zo zijn er met Cross Laminted Timber (CLT) op grote schaal brandproeven uitgevoerd. Dat waren interessante processen. Na afloop dachten alle onderzoekers dat het vuur uit was. Ze kwamen de volgende morgen terug en de constructie lag uit elkaar.” Daarom moeten we volgens Johan beseffen dat de sector vooral te maken heeft gehad met ‘eendimensionale problemen’: “Denk aan gelijmde houten spanten voor relatief simpele constructies. Maar we bewegen nu naar gestapelde woningbouw met hout en demontabele gebouwen. Die complexere constructies en projecten vragen om meer en bredere kennis.”
Inhaalslag
Het belang daarvan blijkt wel als we terugblikken op drie branden, twee in Amsterdam en één in Arnhem. “In Amsterdam ging het respectievelijk om een unitgebouw voor studenten waar 75 wooneenheden verloren gingen en een optopping waarbij 95 appartementen bijna een jaar onbruikbaar werden. In Arnhem ging het om een rij huizen. Gemeenschappelijk element is dat dit geen traditionele gebouwen waren. Geen beton, geen bakstenen.” We moeten er dan ook volgens Johan voor zorgen dat de realiteit ons niet inhaalt: “Bouwregelgeving voor brandveiligheid is nog altijd incidentgedreven. En de testen die de sector doet zijn bijna allemaal standaard, ontwikkeld om brandwerendheid en brandgedrag onder de loep te nemen. Die testen hebben tot dusver, met traditionele bouwmethoden, voldoende brandveiligheid bereikt. Maar dat verandert met de transitie naar nieuwe bouwmethodieken en het toepassen van ecologische materialen.”
Om het hier en nu én de toekomst het hoofd te bieden, pleit Johan daarom voor een inhaalslag. Allereerst op het vlak van onderzoek. “Ik pleit ervoor om als een speer serieus geld voor onderzoek vrij te maken, waarin we ons richten op het wegwerken van kennisachterstand. Zo is de knowhow over brandveilig detailleren dun bezaaid en moet dat beter. Waarom niet een deel van de vrijgemaakte 200 miljoen euro voor biobased bouwen in brandveiligheidsonderzoek stoppen?”
Een tweede pijler is volgens Johan een vernieuwde focus op opleidingen rondom dit kennisgebied: “Er is veel gebeurd de afgelopen 25 jaar en de hoeveelheid beschikbare kennis is gegroeid. Maar die ontwikkelen wij zelf niet. We lenen op dit moment uit het buitenland. En zelfs daar zie je dat ze worstelen met brandveiligheid en nieuwe bouwmethodes, kijk maar eens naar houtbouwland Zweden. Daarom hebben we een inhaalrace te maken. Op papier weten hoe we gebouwen brandveilig maken, nu nog de vertaling naar de nieuwe praktijk op de bouwplaats. Als we tijd en energie besteden aan onderzoek en onderwijs en dit op de juiste manier invullen, maken we de komende jaren goed doordacht de energie- en materialentransities.”
Fire Safety Congres
Johan Koudijs en Rudolf van Mierlo brachten op 21 maart 2024 een schat aan (internationale) kennis bij elkaar tijdens het congres Fire Safety in a Sustainable Future. Bij hun afscheid wilden ze vooral laatste ontwikkelingen delen op het gebied van brandveiligheid en duurzaam bouwen. Johan: “Ik had een congres voor ogen dat ook op de transitie van de bouwmethode focust en niet alleen op de materiaal- of energietransitie. Wat mij betreft het begin van een nieuwe traditie.”
Wat waren de belangrijkste inzichten? “Het eerste is wel: het nut en belang van actuele kennis opdoen in bijeenkomsten als deze”, vindt Rudolf. Meer inhoudelijk gaat het over een actueel thema als geveltesten. Met de brand in een flatgebouw in Valencia nog vers in het geheugen benoemt Johan dat een gevel een systeem is. “Bij het beoordelen van het brandgedrag moet dus naar het gehele systeem gekeken worden. Het gedrag van afzonderlijke materialen zegt weinig over het gedrag van het gevelsysteem.”
Rudolf focuste in zijn presentatie tijdens het congres op de midscale geveltest in Nederland. Die moet er volgens hem ook voor Europa komen, “zodat we beter grip op de veiligheid van gevels hebben én we van die gevels proportionele prestaties vragen.” Beide brandveiligheidsexperts vinden het belangrijk om blijvend de verbinding te leggen met ontwikkeling naar een duurzamere samenleving. En hierop sluiten de afscheidswoorden van Rudolf tijdens het congres mooi aan. Hij deed de oproep: breng deze kennis naar de bouw! “We moeten alert zijn op kennisontwikkeling in Nederland. En die kennis heeft een vertaalslag nodig. Als het gaat over fire safety engineering, dan heeft die engineering veel meer aandacht nodig. En dat moeten de partners in het bouwproces met elkaar realiseren. Dit congres gaf de aanzet, en om de paar jaar vraagt dat een vervolg.”