Een dag na de presentatie van de NABB (Nationale Aanpak Biobased Bouwen) zit de congreszaal van het Biosintrum, op een paar plekken na, afgeladen vol. Vezelboeren en bouwers, opdrachtgevers en de industrie willen wel. Maar hoe krijg je vraag en aanbod op elkaar afgestemd nu de pioniersfase voorbij is? Opschaling houdt meer in dan alleen normeren en beschikbaarheid van biobased materialen.
Gespreksleider Mark Hendriks, journalist en landschapsarchitect, trapt de middag af met de voordelen die biobased biedt, van CO2-opslag in bomen en huizen tot minder stikstof en een betere leefomgeving. Stelt scherpe vragen. “Hoe krijgen we de keten georganiseerd, van teelt en verwerking tot toepassingen? Maar ook: hoe kunnen we de keten korter maken? Dat wordt best wel spannend.”
Op het podium staan Petra Boorsma, directeur van het biosintrum, en Jan van Weperen, VVD-wethouder van Ooststellingwerf. “Dit is een gezonde plek”, zegt Petra. “Tachtig procent van het gebouw bestaat uit biobased materialen als miscanthus, hennep en vlas. Na vijf jaar zijn we daarin nog steeds uniek. Laten we hopen dat het normaal wordt.”
“Biobased opschalen kan een enorme bijdrage aan duurzaamheid en de klimaatopgave leveren”, geeft Jan aan. “De pioniersfase zijn we wel voorbij. Wat zou het toch mooi zijn als we regionale producten telen die de waterkwaliteit, natuur en biodiversiteit bevorderen. Bijvoorbeeld door onze veenweidegebieden geschikt te maken voor vezelgewassen die met andere gewassen concurreren. Vooral in de bouw kan veel meer.”
Uitvoering
Uitvoering is volgens Hendriks de achilleshiel. Waarop hij het woord geeft aan Jan Willem van de Groep, als altijd strak in het zwart gekleed. Van de Groep is aanjager en programmamanager Building Balance. “Met het NABB zijn we negen maanden bezig geweest. Het was een zware bevalling. Vier ministeries hebben zich over de ingewikkelde materie gebogen. Dat gaat verder dan strengere normen en regelgeving. De keten moet zich inspannen. Overstappen op biobased leidt tot een CO2-reductie van 1,6 Mton, circa tien procent van de bouw. Teelt van vezelgewassen groeit van 2000 hectare naar 50.000 hectare in 2030, de circulariteit neemt naar 30% toe. Zonder biobased blijft dat op 10% steken.”
Inmiddels heeft Building Balance twintig ketens in het hele land opgezet. Bij de actielijnen van het NABB zijn 35 mensen betrokken, in 2024 staat een verdubbeling op de rol. Voor het proefjaar heeft NABB 25 miljoen budget, de rest wordt in 2030 tot 200 miljoen aangevuld. Jan Willem: “We moeten scherpe keuzes maken en de juiste marktcondities scheppen. Dat geeft zekerheid aan ondernemers. Zo krijgt de industrie tevens de kans om CO2-reductie met andere materialen in te vullen.’
Keuzes & certificaten
Van de oorspronkelijke tweehonderd interventies zijn er slechts 45 overgebleven. “We hebben die in samenhang met alle facetten bekeken”, licht Jan Willem toe. “Dat was een puzzel maar geen ‘cherry picking’. Gedeeltelijke omschakeling van de intensieve veehouderij is onderdeel van de oplossing. Voor de GWW-sector biedt dat kansen in samenwerking met opdrachtgevers: gemeentes, provincies en waterschappen. De TRL voor biocomposieten brengen we versneld van zeven naar minstens acht. Dat is dus net voor commercialisering.”
Scherpe keuzes zijn volgens Jan Willem noodzakelijk. Voor biobased opschaling heeft het NABB een beperkt aantal gewassen geselecteerd. “Rustgewassen moeten tweeduizend euro per hectare opleveren, meerjarige gewassen drieduizend euro”, vervolgt hij. “De opgave is nu om bodem en water in de veenweidegebieden met vezelgewassen aan elkaar te verbinden. Voor de onrendabele top moeten we er maatschappelijke middelen in stoppen. Tegelijkertijd zijn we met het Ministerie van LNV bezig om een generieke methode voor ‘carbon credits’ te ontwikkelen.”
Na enkele vragen uit de zaal, vooral van vezelproducent en -verwerker Albert Dun (Dun Agro Hemp), geeft Jan Willem aan dat de regelingen voor iedereen, van pioniers tot starters, beschikbaar zijn. Hoe kan je de waarde van CO2-certificaten berekenen? Hij antwoordt: “Een ton droge stof levert zo’n 1,7 ton CO2-vastlegging op. Een bepaald percentage gaat naar de boer, een ander percentage naar de bouw. De waarde zal de markt moeten bepalen en moeten valideren. NABB garandeert dat bedrag vervolgens, bijvoorbeeld met tachtig euro per ton. Op die manier kunnen we biobased op weg helpen.”
Het Biosintrum vormde de treffende locatie voor het event. Een aantal jaar geleden schreven we al over de biobased eigenschappen van het gebouw.
Locatie & mienskip
Niek Boersma, programmamanager Circulair Friesland, en Friso Douwstra, CDA-gedeputeerde voor Fryslân, betreden het podium. De provincie is koploper biobased bouwen en inspiratiebron voor de rest van het land. Douwstra, hikke en tein (Fr.: geboren en getogen) in Friesland, schetst de contouren. “Vergeleken met Brussel en Den Haag staan we dichter bij de natuur en koppelen dat aan het klimaat. We krijgen te maken met een andere waterhuishouding en zeespiegelstijging. Veel wordt anders. Hoe houden we onze huizen toekomstbestendig? Dat betekent dat we alles nodig hebben om biobased op te schalen, oars is it net to dwaan (Fr.: anders is het niet te doen)”, stelt de gedeputeerde.
Niek is een van de trekkers voor Circulair Friesland. “We hebben nu 150 leden, waaronder alle lokale overheden, de provincie en breiden uit naar Groningen. We zetten volop in op biobased bouwen door vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Bij Greeninclusive is dat twee jaar geleden goed gelukt. Met ketenpartners hebben ze 600 hectare hennep verwerkt en vermarkt. Nu is miscanthus aan de beurt.”
De vraag is: hoe bepaal je waar vezelgewassen uit te breiden? Vlas heeft een eeuwenlange geschiedenis in Zeeland en Vlaanderen, net als de teelt van vlas en hennep in Noord-Nederland. ‘Vlas en klei past goed’, zegt hij. “De uitdaging is nu waar je vraag en aanbod aan elkaar kunt koppelen. Vezelgewassen zijn natuurproducten. Waar en op welke capaciteit wil je die verbouwen? Vlasverwerking heeft een eigen fabriek nodig. Dat maakt het speelveld kleiner, en afnamegaranties voor miscanthus zijn misschien lastig. Het draait om de bodem, de juiste nutriënten.”
De gedeputeerde vult aan met “We moeten niet voorschrijven hoe, waar en wanneer. Veel beter is om dat de omgeving zelf te laten invullen. De mienskip (Fr: gemeenschap) is daarin leidend. Want Friezen, zo luidt het spreekwoord, ‘knibbelje alline foar God’ (knielen alleen voor God).”
Onderwijs
Nadat Niek en Friso het podium hebben verlaten, neemt een Jooske Haije, directeur van de academie Technology & Innovation aan NHL Stenden, het woord. “Het onderwijs heeft een deel van de sleutel in handen. Wij borgen kennis, doen aan praktijkonderzoek. Zoals met de biobased fietsbrug bij Ritsumasyl (over het Van Harinxmakanaal, circa vijf km. ten westen van Leeuwarden red.). Kan dat met vlasvezel honderd jaar staan?’
Studenten bouwen aan de wereld van morgen, met opdrachten waarop ondernemers volgens Haije zitten te wachten. “Vanaf het begin opereren ze interdisciplinair. De transitie verloopt sneller door minder mensen. Hoe kunnen we het ontwerp en bedrijfsproces slimmer inrichten? Architecten zoeken naar andere materialen. Het kan zomaar dat circulariteit en biobased zich verbinden aan regeneratieve landbouw, hier in het Noorden. Dat wordt dan de nieuwe normaal.”
Puzzelstukjes
Tussen de tafels met versnaperingen in de aula, na afloop van de diverse workshops, klinkt geroezemoes. De gespreksleider voegt de puzzelstukjes uit de workshops (landbouw, bouw, industrie en opdrachtgevers) op een groot bord bij elkaar. Uiteenlopende aanbevelingen. Van voorraad voor de industrie aanleggen tot een gezamenlijke taal spreken. Sommigen willen zelfs een vezelcoöperatie oprichten. Anderen pleiten voor een zintuigelijke ervaring, bijvoorbeeld biobased vakantieparken zodat het publiek met de voordelen van natuurlijke oplossingen in aanraking komt.
Tekst: Tseard Zoethout