De Nationale Aanpak Biobased Bouwen (NABB) leidt tot een nieuwe nationale markt voor grootschalige teelt, verwerking én toepassing van biobased bouwmaterialen. Met wel 45 interventies en meer dan 100 gekoppelde doelstellingen wordt de aanpak concreet. Programmaregisseur Jan Willem van de Groep van Building Balance ziet de versnelling voor zich, laat zien wanneer er sprake is van resultaat en plaatst de kritische noten die we van hem verwachten. "Bedrijven weten verrekte goed welke impact ze maken!"
De NABB kwam eerder op Duurzaam Gebouwd aan bod in een artikel, waarin minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vertelde over het belang: “Een markt komt niet vanzelf tot stand. Het aandeel biobased is nu nog erg klein en het is voor marktpartijen niet gemakkelijk om dit aandeel zelfstandig te vergroten. We willen de markt een zetje geven om uit te groeien naar een volwaardige markt, van de boer die een gewas produceert tot de verwerker en bouwer die het product gebruikt.”
Interventies en doelen
Jan Willem denkt dat de NABB voor de beweging zorgt die de sector nodig heeft, door de juiste marktcondities voor biobased bouwen te scheppen. Die komen eraan, dankzij een plan: “Daar werken we nu aan en dat gaat over de waarom en de hoe. In de aanpak vind je 45 interventies, op gevarieerde onderwerpen. Van het agrarische domein tot industrie en bouw. Iedere interventie heeft diverse doelen die we in verband brengen met de doelstellingen voor 2030. We onderbouwen welke middelen vrij moeten komen.”
Concreet onderweg
Tussen neus en lippen door refereert Jan Willem daarmee aan de doelstellingen die over minder dan 7 jaar ingevuld zijn: 30/30/30, oftewel 30 procent van nieuwbouwwoningen met minimaal 30 procent biobased materialen, in 2030. Hetzelfde percentage als doelstelling voor de isolatiemaatregelen voor verduurzaming én voor de gebruikte materialen voor utiliteitsbouw. “In 2030 vinden we het eerste ijkpunt, maar we zijn nu al onderweg om de interventies en de doelen die we daaraan koppelen in te vullen.” Zoals interventie 1 ‘Opzetten en opschalen van ketens van boeren, verwerkers en bouwers’: “Doelen voor deze pijler zijn minimaal 22 actieve ketens in 2025. In datzelfde jaar hebben we minstens 5 van die ketens in de opschalingsfase en zijn er 7 gewasproductcombinaties beschikbaar. Ook willen we op dat moment 7.000 hectare vezelareaal. We zijn dus al heel concreet onderweg.”
200 miljoen euro: een forse stimulans in financiën. 45 interventies, meer dan 100 doelstellingen. Op de foto (o.a.): ministers Hugo de Jonge en Piet Adema met Jan Willem van de Groep.
Emissies per bouwfase
Naast een stimulans in financiën (200 miljoen euro) wordt op andere manieren versnelling aangezwengeld. Zoals met de aanscherping van de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) en zwaardere sturing op CO2. Volgens Jan Willem is er behoefte aan een flinke optimalisatie van de bepalingsmethodiek: “We besloten ooit om de winst van het voorkomen van schadelijke broeikasemissies in de verre toekomst, door hergebruik, aftrekbaar te maken op de uitstoot van nu. Pak dat aan.” Hoe? Hij heeft het antwoord al klaar: “Maak de uitkomsten in de verschillende levensduurfases inzichtelijk, kijk naar emissies opgeknipt in momenten: maken, gebruiken, afdanken en hergebruik en stel een norm per fase. Zo ontdek je ook patronen bij verschillende vastgoedtypologieën. Deze verandering is niet ingewikkeld, want alle data en rekenmethodes zijn beschikbaar. Het is slechts een kwestie van willen.”
Wachten op norm
Ook reageert hij op de verwachte CO2-normering, waarvan minister De Jonge aankondigde dat hij er niet komt. “In plaats daarvan is het wachten op de Whole Life Carbon-benadering vanuit Europa. Jammer. Omdat het misschien geen slechte methodiek is, maar het duurt te lang voordat de effecten voelbaar zijn. Ook al staat de methodiek voor 2027 op de rol, gaat er dan nog geen norm in. Kijk maar naar de MPG. Bijna tien jaar geleden ingevoerd, nu pas is de relevantie te proeven.” Toch is het invoeren van een norm met voelbaar effect over een jaar of vijf volgens Jan Willem belangrijk, want ondernemers willen investeren. “Er staan tientallen miljoenen euro’s klaar. Echter moeten ondernemers en hun financiers en investeerders de zekerheid krijgen dat ze investeren in dé norm van 2028. In termijnen van vier of vijf jaar zijn grote investeringen in biobased oplossingen mogelijk, óók van ondernemers die zich nu nog richten op minerale oplossingen.”
Weten waar we staan
Wat is dan zijn boodschap aan de politiek? “Denk na over hoe je het perspectief voor een snel toe te passen norm neerzet, zonder schade te berokkenen aan de bestaande industrie, maar wel met een duidelijk pad om naartoe te werken. Maak duidelijk wat we op het vlak van milieu en klimaat binnen nu en zeven jaar willen presteren en hoeveel CO2 we reduceren en vanaf welk moment we dat doen. Vraag aan de bestaande industrie wat ze daaraan kunnen bijdragen en houd ze aan die afspraak. De doelen halen ze nooit op tijd en daarom zullen we stevig aan de bak moeten met biobased bouwmaterialen. Daar hebben leveranciers van minerale oplossingen ook erg veel baat bij. Sterker nog, ik denk dat hun bestaansrecht ervan afhangt.”
Bedrijven weten volgens hem "verrekte goed" welke impact ze maken. “Daarin lopen we ten opzichte van andere industrieën ver voor. Aan de hand van levenscyclusanalyses (LCA) hebben we data in de Nationale MilieuDatabase (NMD), steeds meer van het hoogte detailniveau, categorie 1. Uniek en supergoed, die kennis is er over vrijwel ieder product. Het moet ook, anders krijg je geen bouwvergunning. Dat is ook de reden dat we kennis daarover delen en middelen beschikbaar stellen vanuit de NABB om nog meer van die categorie 1-kaarten te krijgen van circulaire bouwmaterialen.”
Eerlijke vergelijkingen
In het rapport en de presentatie van de aanpak is zichtbaar dat ieder onderdeel van de keten mee kan en moet. Van installateur tot ontwikkelaar, van architect tot boer en verwerker van gewassen. We vragen Jan Willem specifiek over de rol van de architect. Een belangrijke, zo vernemen we: “Allereerst omdat zij in grote mate de keuze voor de materialen en de toepassing ervan in het ontwerp maken. Daarnaast vervullen ze een adviesrol richting opdrachtgevers en beïnvloeden ze op die manier het aandeel biobased materialen in projecten.” Interventies als ‘Training biobased bouwen’ en ‘Technische kennis over materialen bundelen en verspreiden in de markt’ zijn gericht op architecten en stellen als doel om kennis te vergroten.
“En we willen de kracht geven om met die kennis onder andere eerlijke vergelijkingen te doen. Nu worden kosten voor bouwmaterialen vaak vergeleken op basis van toepassing in vierkante meters. Dit terwijl je de kosten wilt vergelijken op gebouwniveau. Dat soort kennis zit in leerprocessen, die we stimuleren.” Hij besluit dat het een optelsom is: “Er zijn niet voor niets 45 interventies met een variatie aan doelstellingen. Het is aan ons allemaal om ze de komende jaren in te vullen en om zo snel mogelijk de uitstoot van schadelijke broeikasgassen te verlagen en de circulaire doelen te halen.”
Tekst: Marvin van Kempen