'Eén gezamenlijke taal spreken en aan de bak!’

In de Metaal Kathedraal uitten deelnemers van de Themabijeenkomst Circulariteit veel enthousiasme voor circulair bouwen. Dagvoorzitter Ysbrand Visser stelde aan de hand van verschillende presentaties en een rondetafelgesprek vast dat we ‘van praten naar doen’ gaan. Maar als je de mouwen opstroopt, hoe pak je dan circulariteit aan en zorg je dat zowel opdrachtnemers als -gevers hetzelfde bedoelen als ze een circulair gebouw willen maken? Eenduidig taalgebruik en een gemeenschappelijke standaard maken het gesprek makkelijker en brengen actie dichterbij.

Dat beaamde Rutger Büch van Cirkelstad, die deelnemers meenam naar nieuwe normeringen van Het Nieuwe Normaal (HNN) en hoe je hieraan als marktpartij kunt meedoen. Het opstellen van die normen komt voort uit Samen Versnellen, een programma waarin zes opdrachtgevers en zes opdrachtnemers samenwerken aan een gedeelde standaard met dezelfde taal voor circulair bouwen. Het resultaat tot dusver is een HNN-raamwerk en inmiddels 130 projectevaluaties. Maar dat mogen er nog veel meer worden, als het aan Büch ligt: “Een nieuwe gedragen norm werkt alleen als er informatie beschikbaar is en bewijslast wordt ingewonnen. Daarom kun je je project door ons laten evalueren, óók om te weten waar je zelf staat.”

Büch beschreef de leidraad HNN 0.5 in detail: hierin vinden we vier subthema’s met tien onderwerpen. De vier thema’s gaan in op Milieu-impact en Materiaalgebruik, Gebouwflexibiliteit, Omgang restmaterialen en Gezonde materialen. Binnen eerstgenoemde zijn onder andere de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) en de hoeveelheid embodied carbon (MPG 2) van belang. Het adaptief vermogen en de losmaakbaarheid bepalen vervolgens de flexibiliteit van een gebouw en bij de omgang met restmaterialen kan het gaan om grondstoffen uit sloop en bouw. De toxiciteit van materialen gaat ten slotte in op de gezondheid van materialen.

Convenant Toekomstbestendig Bouwen

Duurzaam Gebouwd-experts Monique Vos-Faay van Faay en Bauke Geuzebroek van Knauf reageerden vervolgens op de vraag of leveranciers al LCA’s maken en die opnemen in de Nationale Milieudatabase. Beiden gaven aan dat ze dit al doen: Faay voor onder andere voorzetwanden en scheidingswanden en Knauf behaalde een DUBOkeur voor onder andere het hybride circulaire wandsysteem. Het liefste passen zij deze oplossingen zo vaak mogelijk toe, maar is de vereiste opschaling er al en zijn uitvragen al voldoende circulair? Büch stelde daarop: “Het convenant Toekomstbestendig Bouwen, onder andere ondertekend door de Provincie Utrecht, is een van de tools die we ter beschikking hebben om op te schalen en te versnellen. Daarbij zijn data en inzicht het fundament voor meer snelheid.”

Gelukkig zijn er nog meer initiatieven die de vaart erin brengen, zoals de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen. Met de forse ambities rondom nieuwbouw (900.000 woningen) en renovatie (miljoenen woningen om te verduurzamen) zijn traditionele bouwmethoden wellicht ontoereikend. Gertjan de Werk (Cirkelstad en projectleider van de City Deal) denkt dat deze City Deal de katalysator kan zijn voor het biobased bouwen met industriële processen en vertelde over het bestaansrecht: “De urgentie van circulair bouwen begint door te dringen en het belang ervan is overduidelijk. Op Europees vlak komen er steeds belangrijkere regels en normeringen en minister De Jonge stuurde zelfs een brief naar de Tweede Kamer om biobased bouwen meer te belonen.”

Opschalen naar CO2- en materiaalneutraal

Volgens De Werk zijn er al 120 partijen in beweging voor de City Deal, die uit drie pijlers bestaat: biobased bouwen, industrieel bouwen en waarde en betaalbaarheid. “Opschalen is pas mogelijk als er goede contouren worden geschetst in wet- en regelgeving. Het hoogste doel van de City Deal is om in 2050 zowel CO2 als materiaalneutraal te zijn. We willen naar een realiteit toe waarin 50% van de materialen die je gebruikt voor je projecten biobased zijn. Van de andere helft moet je zorgen dat het geen afval wordt. Op dit moment is slechts 2 of 3% van de gebruikte materialen biobased, dus onderschat niet hoe lang de weg nog is die we moeten bewandelen.”

De Werk raadde vooral aan om zo snel mogelijk te beginnen. “Niet met pilots, maar verbind het aan je kernprocessen. Anders blijft het bij aannames en praten. Doe dit met elkaar en stel vragen, daag elkaar uit.” De Woondeals in bijna veertig regio’s van Nederland kunnen de aanjager zijn voor actie. “Hierin zit ook een verplicht hoofdstuk toekomstbestendig bouwen. We gaan ervoor om een MPG lager dan 0,5 te realiseren.”  
De Werk gaf daarnaast aan dat er nu wordt geïnvesteerd in proeftuinen om de productie van biobased materialen op te schalen: “De aantallen hiervan moeten hard omhoog. Daarin ligt op korte termijn misschien niet een uitdaging, maar op de lange termijn is deze er ontegenzeggelijk.”

Inkoopcombinaties met gedeelde ambitie

Hoewel iedereen ervan overtuigd is dat we duurzaam en circulair moeten bouwen, is er nog steeds sprake van een kloof tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Want krijgt de markt wel voldoende signalen dat er behoefte is aan circulair en biobaed bouwen? En als dit zo is, welke definitie houd je dan aan? Gerben Hofmeijer (Rebel, PIANOo) zag hiervoor een rol weggelegd voor de buyer groups: inkoopcombinaties met een gedeelde ambitie. “Hierin wisselen partijen kennis uit en brengen ze dit onderwerp verder in hun organisatie. Het zijn ambassadeurs, vanuit verschillende bloedgroepen, die van elkaar leren. Met de inzichten uit de buyer group kunnen marktpartijen investeringsbeslissingen onderbouwen. Want als opdrachtgevers afspreken om een bepaalde hoeveelheid oplossingen of producten af te nemen, is die zekerheid van belang bij investeringsgesprekken.”

De buyer groups werken onder meer met een Quick Fix, waarbij eisen en pakketten in aanbestedingen worden bekeken en de ambitie onder de loep wordt genomen. Hofmeijer: “Verhoog de ambities als het kan of verlaag ze misschien om realisme te behouden. Daarbij komt verder aan bod welke zaken opdrachtgevers morgen al anders moeten opschrijven om circulair bouwen makkelijker te maken.” Hier vind je een top 5 van tips voor de inkoop van circulaire en biobased materialen, zoals ‘Maak de ambitie concreet in uitgangspunten’ en ‘Beloon circulaire inschrijvingen met gunningsvoordeel’. Concluderend stelde Hofmeijer dat het met deze handreikingen niet meer fout kan gaan. Inkopers krijgen het zo makkelijk mogelijk om circulair in te kopen. Dat beaamde ook Irma Thijssen van RVO, die een korte film over houtbouw liet zien. De film werd gemaakt door New Energy TV in opdracht van het Transitieteam Circulaire Bouweconomie en in samenwerking met RVO.

Plug and play met houten modules

In de film zagen we hoe Woonwaard in Heerhugowaard overtuigd is van de kansen die hout met zich meebrengt: 59 appartementen worden opgebouwd met houten modules, die in de fabriek zijn geprefabriceerd. Zo kan het op de bouwplaats plug and play in elkaar worden gezet. Woonwaard koos onder andere voor hout vanwege de uitstraling en de aansluiting op het groene karakter van de duurzame wijk. De prefab elementen worden vervaardigd in de productiehal van De Groot Vroomshoop in Enschede. De kijker krijgt een blik in de units en ziet onder andere binnenwanden met vlasisolatie. Bekijk nu de volledige video:

De bovenstaande inzichten werden verder besproken in een rondetafelgesprek , waar naast Hofmeijer, De Werk en Büch ook Erik van Emst van Platform CB’23 aanschoof. Uit het gesprek bleek dat de eerste stap naar een circulaire economie bestaat uit data en inzicht. De MPG wordt als een belangrijk instrument gezien en wordt richting 2025 nóg belangrijker, als de bovengrens 0,5 wordt. Deze prestatie-indicator wordt dan ook gezien als een belangrijk fundament om circulair bouwen meetbaar te maken. De Werk: ”Daarnaast is het een no-brainer om met biobased materialen te werken. Hiervan is de restwaarde goed en kun je schadelijke broeikasgassen opslaan in plaats van uitstoten. Zet die stap in ieder geval.”

Verleiden voor circulaire keuzes

Enkele Duurzaam Gebouwd-partners reageerden hierop, zoals Twan van Oorschot van SPIE Nederland, die aangaf dat toepasbaarheid van circulaire economie nog wel eens ter discussie staat. Zo gaf hij aan dat zijn organisatie zich onder andere richt op totaalbeheer, waarbij een diversiteit aan techniek en systemen in kaart wordt gebracht. Naast die complexiteit ontbreekt volgens hem soms bewustwording bij opdrachtgevers. Maar: “Als de wetgeving scherp genoeg is, komt bewustwording ook.”

Aart-Jan Schot van DWA voegde toe dat opdrachtgevers verleid moeten worden om circulaire keuzes te maken. Nu nog wel, maar met scherpere wetgeving is het de vraag of de wortel of de stok meer lonkt. Tegelijkertijd legt DWA zelf de lat hoog met onder andere het circulair en modulair gebouwde Energiehotel in Ede en de nieuwbouw van het Staring College in Borculo, gebouwd met biobased materialen. Lauran van Poppel van Van der Heijden bouw en ontwikkeling liet weten dat hij ervan overtuigd is dat circulair bouwen in de praktijk al vorm krijgt, zoals we eerder op DuurzaamGebouwd.nl lieten zien: 17 Nul-op-de-Meter, klimaatadaptieve en circulaire woningen worden gerealiseerd in een kort bouwproces. “Met Het Nieuwe Normaal evalueren we het project en de aanbesteding is gegund op basis van de Building Circularity Index.”

Van Emst denkt vanuit zijn rol bij CB’23 dat er tegelijkertijd nog veel producenten zijn die nog niet (veel) met circulair bouwen bezig zijn. “Om dat te kantelen zijn we aan de slag gegaan met het Actieteam Toekomstig Hergebruik, waarin we werkten en werken aan een leidraad die laat zien hoe je dit onderwerp oppakt. In deze richtlijn staan aanwijzingen voor de uitwerking van productprestaties voor volgende cycli. Deze kan worden gebruikt voor de specifieke invulling van productgroepen.”

Een tweede pijler is de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid: een producent moet zijn verantwoordelijkheid nemen, ook over een periode van dertig jaar. Van Emst: “Wat kan je er dan nog mee doen? Kan je bijvoorbeeld een retourafnamegarantie geven? Op die manier werken we losmaakbaarheid in de hand. Dat betekent wel dat producenten zich meer moeten bekommeren om het correct omgaan met afvalstromen van het productieproces, de onderhoudsfase van gebouwen en hoe het product aan het einde van de levensduur uit het gebouw komt.”

Rondetafelgesprek v.l.n.r.: Gertjan de Werk, Gerben Hofmeijer, Erik van Emst en Rutger Büch

Schaalsprong NMD

Ondertussen komt er steeds meer data beschikbaar, zo merken ook De Werk en Büch. Een grote stap is het vullen van de Nationale Milieudatabase, met de drie categorieën productinformatie. Van merkongebonden en ongetoetste data (categorie 3) naar merkgebonden en getoetste data (categorie 1). De Werk liet weten dat de NMD bezig is met een schaalsprong, die onder andere sneller gemaakt wordt als de MKI dwingend gebruikt wordt voor de GWW. Om de urgente klimaatdoelen in te vullen lijkt die dwang richting zowel overheden als marktpartijen niet verkeerd, zo werd aan tafel besproken.

Volgens Thijssen verandert er veel op het moment: “Het Nieuwe Normaal is daar een onderdeel van en ook de bouwbedrijven die meer circulair en industrieel te werk gaan.” Wel mist ze bijvoorbeeld de vertegenwoordiging van biobased oplossingen op beurzen. Duurzaam Gebouwd kan daar wellicht verandering in brengen met Building Holland (8 en 9 november, Koninklijke Jaarbeurs, Utrecht), dat zich onder andere richt op innovatie en integrale samenwerking.   

Vanzelfsprekend mocht tijdens deze Themabijeenkomst Circulariteit een gedetailleerde blik op de praktijk niet ontbreken. De deelnemers hadden de keuze uit drie praktijksessies. Marc Kooij en Twan van Oorschot van SPIE Nederland vertelden over het circulair beheer en onderhoud van Windesheim en Alliander. Eerder lieten we op DuurzaamGebouwd.nl al zien hoe Windesheim dit aanpakt. Windesheim maakte samen met SPIE Nederland en Alba Concepts een roadmap om uit te tekenen hoe duurzaamheid en circulariteit de komende tijd gestalte krijgen. Deze routekaart legt de nadruk op een aantal focuspunten, zoals: de verduurzaming van meerjarenonderhoudsplannen (MJOP’s), Zero Waste door toepassing van circulaire contractvormen en het stimuleren van regionaal inkopen van producten en diensten.

In een artikel dat eerder op DuurzaamGebouwd.nl verscheen vertelde Ashwin Walstra, consultant circulariteit van SPIE Nederland: “Bewustwording, materiaalstromen en het meten van circulariteit zijn belangrijke stromingen in deze roadmap. Om daar concreet invulling aan te geven zetten we verschillende acties op, waaronder een roadshow met leveranciers. Onze ketenpartners vertellen hoe ze bezig zijn met duurzame en circulaire innovaties en we inspireren elkaar om de volgende stap te zetten. Onder andere bouw, water, klimaat en elektra zijn vertegenwoordigd en door elkaar uit te dagen kom je tot de meest circulaire oplossingen en producten. Die vernieuwingen kunnen we, in afstemming met Windesheim, inzetten in zowel nieuwe als huidige beheer- en onderhoudsprojecten.” Hier lees je meer over het project.

Leren over circulariteit

In een volgende zaal troffen we Aart-Jan Schot van DWA, die praktijkvoorbeelden gaf van circulair ontwerpen, zoals de nieuwbouw van het Staring College in Borculo. Het gaat hier om één locatie met daarin praktijkonderwijs én andere functies, zoals een bakkerij en restaurant. Schot vertelde over de uitvraag: “In eerste instantie centreerde die zich rond het thema duurzaamheid om er zo voor te zorgen dat we voor een energieneutraal gebouw gingen. Daarbij wilden we ook bereiken dat leerlingen de duurzaamheidsmaatregelen met eigen ogen kunnen zien.” Op dat moment ontbrak het begrip circulariteit nog, maar niet voor lang: “We gingen in op wat het begrip kan toevoegen aan duurzaamheid en vroegen of de school hiervoor openstond. Dat bleek het geval. We hebben dit onder andere aangepakt door naar een grondstoffenbank te gaan en uit bestaande gebouwen onze materialen te halen. Dit bracht ook een uitdaging met zich mee, want hoe ga je het gebouw zo ontwerpen dat je deuren kunt toepassen die ergens over zijn? Circulariteit en het toepassen van hergebruikte materialen heeft in de praktijk toch veel voeten in de aarde.”

Over andere circulaire maatregelen gaf Schot aan: “We passen biobased materialen toe en er is in de dakconstructie bijvoorbeeld isovlas gebruikt. In het glas van het gebouw zitten zonnepanelen, die een deel van de zon doorlaten zodat er voldoende daglicht is. Hiermee bereiken we meerdere doelen, omdat we duurzaamheid en circulariteit ook functioneel zichtbaar maken om er zo van te kunnen leren.”

Lauran van Poppel van Van der Heijden bouw en ontwikkeling vertelde over hoe circulair bouwen nu in de praktijk gebracht kan worden. Bijvoorbeeld bij veertig sociale huurwoningen in Uden, met sedum op het dak en bamboe als gevelbekleding. En in Zaltbommel werd bij de realisatie van 43 appartementen Citumen toegepast. Eerder legde Van Poppel al uit hoe dit werkt. Een ander voorbeeld vinden we bij 21 appartementen in Made. Hier werd een oude fabriek geoogst en werd bij 66 huizen circulair beton als fundering gestort.

Van Poppel vertelde vervolgens over een actueel project in Helvoirt. De aanbesteding ervan werd gegund op basis van de BCI, waarbij wordt gekeken naar de herkomst van materialen, de herbruikbaarheid en toekomstwaarde en de losmaakbaarheid van materialen en elementen. Ook wordt er een weegfactor voor de milieu-impact van materialen gebruikt. Van Poppel over de nu nog relatief unieke gunning: “Met deze methode wordt circulariteit meetbaar. Het wordt nóg mooier als er extra items uit Het Nieuwe Normaal worden toegevoegd. Wij merken dat veel leveranciers aan de slag zijn gegaan met hun LCA’s. Dat juichen wij toe, want het geeft ons informatie en bewijslast over de circulariteit van materialen. In Helvoirt is de gevel biobased uitgevoerd, met een begroeide pergola als zonwering. De dakpannen zijn circulair en de badkamers worden prefab op maat gemaakt en tijdens de ruwbouw al in de woningen gehesen.”

Geen belemmeringen meer

Het slotwoord kwam van Lonneke de Koning van RVO, die een presentatie gaf over de fiscale voordelen die samenhangen met de MIA\Vamil-regeling. Ze vertelde hoe de regeling werkt en wat de voorwaarden zijn om ervoor in aanmerking te komen. “De landelijke regeling stimuleert het gebruik van milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Het budget voor 2023 is 192 miljoen euro voor de MIA en 25 miljoen euro voor de Vamil. In totaal is het mogelijk om 25 miljoen euro per aanvrager, per jaar te realiseren.”

Op de Milieulijst 2023 staan alle investeringen die in aanmerking komen voor de MIA en de Vamil. Sinds vorig jaar zijn er 22 nieuwe bedrijfsmiddelen bijgekomen en 18 onderwerpen zijn uit de lijst gehaald. Op de website van RVO valt te lezen dat RVO verwacht dat de lijst beter aansluit op de transitie naar een circulaire economie. Nieuwe mogelijkheden zijn onder andere het verduurzamen van productieprocessen door grondstoffen met een relatief hoge milieu-impact te vervangen door grondstoffen met een lage milieu-impact. Ook wordt de nadruk gelegd op nieuwe circulaire bouwmaterialen en inrichtingsmogelijkheden, zie de paragraaf Gebouwde Omgeving. Door het beetpakken van deze financieringscomponent en hier handvaten voor te geven, was de cirkel rond: tijd om aan de slag te gaan met de geleerde inzichten.

Smaakt dit verslag naar meer en wil je een volgende keer live bij een van de evenementen van Duurzaam Gebouwd aanwezig zijn? Neem een kijkje in onze agenda en schrijf je direct in voor de Themabijeenkomst Gezonde Gebouwen en omgeving en de Themabijeenkomst Energietransitie.  

Tekst: Marvin van Kempen
Beeld: Annaleen de Haan

Deel dit artikel

permalink