Afgelopen zomer heb ik thuis een warmtepomp geplaatst. Op weg naar een gasloos huis en een lagere energierekening. Deze stap, en de gesprekken erover, leverden me inzichten op die ook goed toepasbaar zijn op de uitdaging waar gebouwbeheerders voor staan.
Het onderwerp lééft. Veel mensen lopen rond met vragen over verduurzaming. Dat merkte ik al snel nadat ik een LinkedIn-post over mijn warmtepomp plaatste. Van allerlei mensen uit mijn netwerk en klanten zag ik reacties en vragen binnenkomen. Dat is eigenlijk heel begrijpelijk, maar ook weer verrassend. Ik dacht dat heel veel kennis over verduurzaming al beschikbaar en bekend was. Het blijkt dat het overgaan naar bijvoorbeeld een warmtepomp in plaats van een gasinstallatie allesbehalve een inkoppertje is. Het vereist nogal wat experimenteren, testen, aanpassen en (financieel) rekenen. Datzelfde geldt bij de verduurzaming van een groot gebouw. Een one-size-fits-all oplossing is er niet, maar wel een context waar iedereen mee te maken heeft.
1. Begrijpelijk advies is een must (én een kunst)
De meeste mensen zijn niet technisch onderlegd. Voor hen kan het spannend zijn om keuzes te maken in hun overstap naar complexe en nieuwe technieken. Bovendien: het aantal verduurzamingsoplossingen is groot en specialisten verliezen zich bij hun adviezen snel in de technische inhoud en details. Risico: de gebouweigenaar raakt de weg kwijt, overziet de consequenties niet en stelt verduurzaming uit angst en onzekerheid nog even uit.
Sommige gemeentes, bedrijven en overheidsinstanties werken daarom met energie- of duurzaamheidscoaches. Die geven systeemonafhankelijk advies in een overzichtelijk, helder rapport. Een voorbeeld is 040energie in Eindhoven, een vrijwilligersvereniging die consumenten adviseert in de verduurzaming. Dit gebeurt ook in het bedrijfsleven, met nieuwe adviesfuncties die uitgaan van een integrale visie. Begrijpelijke taal en brede kennis zorgen voor het onderscheid.
2. De overheid heeft grote invloed
Ambities, normen, wetten en bepalingen. Onze overheid heeft daarmee nogal wat impact op de energietransitie. Denk aan de verplichting dat vanaf 1 januari 2023 kantoorgebouwen voorzien zijn van label C. Op 1 oktober 2022 hadden 50% van de kantoren een energielabel C of beter. Daarnaast had 11% van de kantoren een energielabel D of slechter en had 39% van de kantoren nog geen label. Door capaciteitsgebrek in de handhaving is de ‘pakkans’ nu nog niet groot, dus durven sommige vastgoedeigenaren de verduurzaming nog even uit te stellen.
Ook bij de energietarieven speelt de overheid nu een rol. Door het prijsplafond kun je als particulier of onderneming gaan rekenen: is het misschien slimmer om nog even gas te blijven gebruiken in plaats van elektriciteit? Dit spel aangaan binnen de wisselde tarieven remt natuurlijk de overstap naar een volledig gasloze omgeving. Meer consistentie vanuit de overheid helpt de klimaatdoelen.
3. Bij techneuten én gebouwbeheerders zijn nieuwe kijk en competenties nodig
De overgang naar duurzame energie betekent een andere invulling van het technische vak. Het is nodig om meer integraal te kijken: naar het héle gebouw (inclusief isolatie) en naar de inregeling van de systemen. Want bij de verduurzaming van bestaande gebouwen is regel- en instelwerk nodig om de gewenste prestaties te bereiken. Door het tekort aan technisch personeel is het op afstand in- en bijstellen van installatie de slimste oplossing. Ook is het wenselijk dat je als gebouwbeheerder zelf kleine instellingen kan doorvoeren. Hierover zelf een basisniveau aan kennis en kunde opdoen, helpt om bewuster te zijn van hoe instellingen de kosten beïnvloeden. Bedrijven die inzetten op digitalisering en die integraal kijken naar de combinatie techniek en bouw, maken daarmee het onderscheid.
4. Data is het startpunt voor verduurzaming
Dankzij slimme meters kan iedere gebruiker z’n energieverbruik tot in detail bijhouden. Ook bij bedrijven wordt het monitoren van energiestromen steeds meer gemeengoed. Het liefst via datasystemen die gebouwen uitlezen en informatie terugkoppelen in begrijpelijke taal. Zónder zo’n monitoringsysteem werken, is eigenlijk geen optie meer. Inzicht is de basis voor je verduurzamingspad. Leg je data naast benchmarks en ontdek hoe je presteert tegenover andere gebouwen of bedrijven. Bovendien: door de wisselende tarieven hebben kleine aanpassingen en insteltijden al een grote financiële impact. Het loont de moeite om hier slim mee om te gaan.
5. Meer onafhankelijk én hechter verbonden
Een gebouw staat niet op zichzelf. Een belangrijke externe factor is bijvoorbeeld het elektriciteitsnet. En dat presenteert een grote uitdaging, omdat niet elk gebied in Nederland de snel groeiende vraag naar elektriciteit aankan. Steeds meer vastgoedpartijen onderzoeken daarom hoe ze onafhankelijker kunnen worden van het elektriciteitsnet. Bijvoorbeeld door zelf energie op te wekken, op te slaan en uit te wisselen met gebouwen in de buurt: een smart grid of energiehub. Een aantal marktpartijen is hier al mee bezig en dit wordt voor veel anderen ook de volgende stap.
Kortom…
De energietransitie vindt niet plaats volgens een kristalhelder en universeel stappenplan. Verduurzamen betekent uitproberen, vallen en opstaan. We moeten dus vooral niet te veel afwachten, maar leren door het te dóen. De organisaties met visie en ambitie op duurzaamheid komen bovendrijven, onder andere om de talenten van morgen aan te trekken.