De afgelopen jaren zijn veel gemeenten aan de slag gegaan met aardgasvrije wijken. Tientallen gemeenten kregen daarvoor subsidie uit het Programma Aardgasvrije Wijken; het gaat meestal om bedragen rond de vijfduizend euro per woning voor wijken van een paar honderd tot duizend woningen.
Tekst: Niels Rood, TKI Urban Energy, Beeld: Flicker
De meeste van die gemeenten kiezen voor warmtenetten met temperaturen van zo’n zeventig graden, hogetemperatuurwarmte. Dat heeft een aantal voordelen, waarvan de belangrijkste is dat de bewoners verzekerd zijn van een warm huis, al is het buiten koud en doen ze niets aan isolatie. Dat maakt het makkelijker om als gemeente te zeggen: het aardgasnetwerk verdwijnt uit deze wijk, maar we komen ook iets terugbrengen: heet water. Dat kan zonder grote investeringen de bestaande radiatoren voeden en het is ook geschikt voor warm tapwater.
Nadelen en problemen zijn er ook: De eerste is een gebrek aan bronnen: hoe kom je aan water van die temperatuur? Als het warmtenet kan worden aangelegd nabij industrie, is er restwarmte van zulke hoge temperatuur. Ook afvalverbranding is een bron. Daarna houdt het echter al vrij snel op met restwarmte. Om die reden werd tot nu toe op plekken waar geen industrie dichtbij was, gekozen voor het verbranden van houtpellets voor het voeden van hogetemperatuurwarmtenetten. Officieel zijn die pellets een afvalproduct afkomstig uit de meubelindustrie, al wordt daar mee gerommeld.
Vaarwel voor biomassacentrales
Deze ‘biomassacentrales’ worden niet meer gebouwd. SDE+ wordt er niet meer voor verleend, want de Tweede Kamer ging mee met de stemmen die het verbranden niet zo CO2-neutraal vonden. Met reden: aardgas is een fossiele brandstof en hout is dat niet, maar aardgas brandt wel met minder emissie dan hout. Bovendien hebben we niet meer de tijd om bos weer te laten aangroeien. De doelen van het Parijse klimaatakkoord vragen om snelle reductie; de twintig of dertig jaren die nodig zijn voor het teruggroeien van bos, zodat de CO2 weer wordt vastgelegd, zijn er intussen helemaal niet meer. Een tweede reden om geen biomassacentrales in de wijken meer te bouwen, is de luchtkwaliteit. Bij de verbranding komt redelijk veel fijnstof vrij. De randstad haalt om die reden al jaren de WHO-normen voor luchtkwaliteit niet, al dalen de concentraties wel.
De concurrenten voor aardgas
Er zijn andere concepten bedacht om heet water te maken, zoals een collectieve warmtepomp. Deze benut omgevingswarmte (uit de lucht of uit oppervlaktewater) en profiteert van lage stroomtarieven; de energiebelasting loopt in een staffel steil naar beneden, naarmate je meer afneemt. Dat zou natuurlijk kunnen veranderen, want dat doen fiscale regelingen wel vaker. Maar voorlopig concurreren deze systemen vrij aardig met aardgas en die brandstof wordt alleen maar zwaarder belast in de toekomst.
De verspreiding van heet water is niet erg efficiënt. Om te zorgen dat het niet teveel afkoelt, moeten de leidingen goed geïsoleerd worden. Bovendien moeten ze aan strenge veiligheidseisen voldoen; stoom is een gas. Het maakt de aanlegkosten hoog en datzelfde geldt voor het ruimtebeslag. Het verschil tussen de aanvoertemperatuur en de retourtemperatuur is meestal aanzienlijk omdat rekening wordt gehouden met een hoge warmtevraag in de piekuren.
Kans: bronnen zijn overal
Deze complicaties zijn de reden dat er met steeds meer interesse gekeken wordt naar alternatieven, zoals een warmtenet op zeer lage temperatuur (ZLT). Als je water van tien of vijftien graden naar de woning brengt, hoef je de leidingen niet te isoleren. Het verschil tussen aan- en afvoertemperatuur is slechts drie graden. De leidingen nemen minder ruimte in en uitbreiding van de netten is minder problematisch. Bronnen voor deze temperatuur zijn overal; bijvoorbeeld sloten en plassen, de ondiepe ondergrond of collectoren op zonlicht. Een voordeel is ook dat je met deze temperatuur niet alleen efficiënt kunt verwarmen, maar ook efficiënt kunt koelen.
Tien tot vijftien graden vereist een water-water-warmtepomp om te kunnen verwarmen. Voor een goed rendement (bijvoorbeeld vijf keer zoveel energie als je stroomgebruik) wil je het liefst verwarmen met water van een graad of 35. Moet het veel warmer worden, dan daalt het rendement waardoor je meer stroom nodig hebt. Naast de aanschaf van de warmtepomp moet je bovendien ook de radiatoren vervangen voor een ander afgiftesysteem, met meer oppervlak of op basis van convectie. Ook wil je bij oudere, slecht geïsoleerde huizen de warmtevraag beperken, zodat je systeem niet te groot hoeft te worden uitgevoerd. Maak je daarbij het huis kierdicht, dan moet er meestal een mechanisch ventilatiesysteem in (eventueel gecombineerd met het eerder genoemde warmte-afgiftesysteem).
Hoe te ‘verkopen’ aan bewoners
Dat is allemaal rendabel, maar niet gratis. Voor je het weet kijk je naar een investeringsniveau van tien- tot vijfentwintigduizend euro. Gemeenten weten niet goed hoe ze dit moeten ‘verkopen’ aan bewoners, zeker als dat particulieren zijn. Vergeleken met de simpele boodschap: u had gas, dat wordt heet water, maar verder mag u zelf weten wat u doet aan uw huis, is het warmtenet op zeer lage temperatuur een moeilijker verhaal.
Toch is het wel het betere verhaal. De investering die deze bewoners gevraagd wordt te doen, verdient zich terug. Met de lagere aansluitkosten van warmtenetten op zeer lage temperatuur en het terugdringen van de warmtebehoefte, kijk je naar een prima businesscase. Het Bredase bureau Feinlab specialiseert zich in het doorrekenen van scenario’s voor verschillende groepen gebruikers. In verreweg de meeste gevallen is een warmtenetten op ZLT aanzienlijk voordeliger dan een warmtenet op 70 graden.
Wat moet je kiezen als gemeente: een onvolledig warmtenet wat je inwoners tot in de verre, verre toekomst aan een aanzienlijke maandelijkse betaling bindt, of een lastig verhaal over min of meer verplichte woningverbeteringen? Het is geen makkelijke keuze. Bij Squarewise werken we aan een project voor vier gemeenten in het oosten van het land, die voor dit dilemma staan. Hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer je er aan rekent, hoe ingewikkelder de keuze lijkt te worden. Dat is doorgaans het teken dat je met een echt dilemma te maken hebt; per definitie gaat in een dilemma meer informatie het antwoord niet geven.
Geld besparen
Ik verwacht dat de markt in de nabije toekomst het antwoord wel gaat geven. Bij TKI Urban Energy heb ik partijen leren kennen die bezig zijn met een aanvraag voor innovatiesubsidie in de DEI+ regeling. We zien innovatieve ondernemers die een zo overzichtelijk mogelijk aanbod ontwikkelen. Hun propositie: met dit maatregelenpakket bespaar je geld en ben je zowel voorbereid op ZLT als ook op een individuele all electric toekomst. Mocht de gemeente je huis willen verwarmen door heet water naar je huis te brengen, dan heb je daar maar erg weinig van nodig. Vragen ze onaangenaam hoge vastrechtkosten of een hoge eenmalige bijdrage, dan bedank je gewoon beleefd.
Dat laatste hoeft de aanbieder eigenlijk niet te doen, als de gemeente het slim inricht. Zou de gemeente het juridische eigendom van het warmtenet zelf houden, ook zelf de kapitaalmarkt opgaan en een reële (dus lange) afschrijvingstermijn hanteren, dan kan met lage vaste kosten de exploitatie aan een marktpartij gegund worden. Omdat de investering in infrastructuur een groot deel van de kosten uitmaakt, scheelt dit aanzienlijk. Hoe gunstiger het kostenplaatje, hoe groter de kans dat genoeg mensen ‘ja’ zeggen tegen het aanbod. Later kunnen de leidingen alsnog benut worden voor lagere temperaturen, als alle huizen hiervoor geschikt gemaakt zijn. Ja, dat is overdimensioneren, maar van een beetje overdimensioneren schrikt geen enkele netwerkbeheerder of gemeente. Dat komt bij allerlei diensten voor. Zolang de financiële gevolgen maar beperkt kunnen blijven.
Goede concepten vinden navolging
Aan het verhaal van de betaalbare maatregelpakketten zitten nog haken en ogen, met name op het gebied van maandelijkse betaling. Er is nog steeds niets veranderd aan de overdreven bescherming van de consument tegen overkreditering. Voor mensen die geen nieuwe schuld willen moet maandbetaling ook mogelijk worden. Maar de ontwikkeling van aantrekkelijke en betaalbare proposities is toch veelbelovend. Goede concepten vinden altijd navolging, zodat concurrentie de zoektocht naar verdere prijsdaling zal stimuleren. Dat woningeigenaren en huurders overgaan tot rendabele maatregelpakketten, die een gasloze toekomst dichterbij brengen, kan voorkomen dat we blijven steken in het temperatuurdilemma. En hoe interessant zo’n discussie ook is, het is altijd positief als we van praten naar doen kunnen gaan.
DEI+:
De subsidieregeling DEI+: Innovaties aardgasloze woningen, wijken en gebouwen 2021 ondersteunt projecten waarin innovatieve producten en diensten ontwikkeld worden die bijdragen aan de transitie naar aardgasloze of aardgasloos-ready woningen, gebouwen en/of wijken. Informatie over de regeling vindt u op de website van RVO.nl